Thorstein Veblen – Een econoom op ramkoers

Dit jaar verscheen de Engelse vertaling van Wat wij kunnen leren van economen die (bijna) niemand meer leest, van econoom Irene van Staveren. Ze schreef het in de hoop dat de economische wetenschap na de Financiële Crisis, die begon in 2007, het roer zou omgooien en verouderde paradigma’s en concepten bij het vullis zou zetten. Onder Van Staverens lezenswaardige economen is ook de Amerikaan Thorstein Veblen (1857-1929), wiens beroemdste boek The Theory of the Leisure Class uit 1899 heden ten dage misschien toch meer gelezen wordt dan Van Staveren denkt, misschien niet in Nederland maar wel in landen als Italië en de Verenigde Staten.

Het werd pas in 1974 in Nederlandse vertaling uitgegeven door De Arbeiderspers onder de titel De theorie van de nietsdoende klasse en het was in de jaren 70 iets dat je als linkse jongeling gelezen moest hebben zoals Het Kapitaal van Karl Marx (nou ja, vaak alleen de eerste bladzijden, het is niet Marx’ meest toegankelijke werk).

Dat Veblen actueel is voor meer lezers dan een handjevol historici zou afgeleid kunnen worden uit de publicatie, ook begin dit jaar, van de lijvige biografie Veblen – The Making of an Economist Who Unmade Economics van Charles Camic. Hoewel, een simpele biografie wil dit boek niet zijn. Camic is wetenschapssocioloog en heeft het leven van Veblen aangegrepen als een case om de vraag te beantwoorden hoe iemand als hij, opgevoed aan drie universiteiten in wat toen mainstream economics was, toch zulke innovatieve ideeën kon ontwikkelen.

Jeugd en onderwijs

Uiteindelijk zijn toch bijna 132 van de in totaal 363 pagina’s tekst aan typisch biografische details gewijd: Veblens ouders en voorouders, hun hartverscheurende overtocht naar de VS, zijn broers, de plekken waar hij als kind woonde, zijn leven en kinderarbeid op de familieboerderij, de Noorse protestantse kerk waartoe zijn familie behoorde, zijn lagere schooltijd en zijn daaropvolgende zes jaren in het college waar hij zelf tot de conclusie kwam dat hij verder wilde studeren. Ook ontmoette hij daar zijn vrouw Ellen Rolfe met wie hij pas veel later in 1888 zou trouwen, een huwelijk dat hem door verdriet over zijn echte tweede liefde nogal aan vitaliteit deed inboeten.

Vanaf zijn zevenentwintigste was Veblen vijf jaar herstellende van een immuunziekte die hem terugbracht naar zijn ouderlijk huis, een periode die hem veel tijd gaf om te lezen – en te observeren, wat volgens zijn broer nogal eens leidde tot ‘onpraktische adviezen’ over het runnen van de boerderij, die toen al was opgenomen in de internationale economie van voedselexport naar andere delen van de VS en Europa.

Verspreid over het boek geeft Camic ook belangrijke details over Veblens vriendschappen met een brede kring van academici en bijvoorbeeld een man als Rasmus Anderson die in 1874 succes had met het boek America not discovered by Columbus. Amerika was volgens hem ontdekt door de Noren, een toen in de VS onder Noorse immigranten populaire boodschap die aansloot bij Veblens iconoclasme.

Nieuwe universiteiten

Ook gaat Camic uitgebreid in op de ongelooflijk snelle ontwikkeling van nieuwe universiteiten en de eerste economiefaculteiten in de VS in de tweede helft van de 19e eeuw, waar Veblen werk vond als docent en onderzoeker. Eén daarvan, de universiteit van Chicago, leek meer op een bouwput toen hij er begon. Rectoren en andere managers moesten op allerlei gebied het wiel uitvinden.

Opvallend is hoezeer Duitse academies daarbij tot voorbeeld dienden; de meeste economen hadden ook in Duitsland gestudeerd. Veblen maakte zich dienstbaar door een Duits leerboek over de financiële wereld te vertalen. Hij zou later ook lezingen verzorgen over het denken van Karl Marx, die hij zonder complexen wetenschappelijk afwees omdat deze schreef alsof de geschiedenis een vooropgezet doel had – van teleologie moest Veblen niets hebben. Blinde evolutie van samenlevingen, die alle kanten kon uitgaan, was zijn darwinistische uitgangspunt en dat van vrijwel alle sociale wetenschappers die de nieuwe universiteiten bevolkten. Het creationisme als massabeweging moest nog uitgevonden worden.

Ook dacht Veblen negatief over het socialisme in de VS en Europa, hoewel hij alle begrip had voor arbeiders die vochten voor hogere lonen. In de biografie is trouwens bijna iedereen in zijn omgeving, van rectors tot echtgenotes van professoren, actief in het verheffen van de arbeidersklasse door middel van praktische projecten maar zonder socialistische partij. Er heerste een algemene weerzin tegen de kapitalistische elite ‘for whom Greed is God and Moneybags his prophet’. Veblen maakte als dertiger de Panic of 1893 mee, het begin van een vier jaar durende depressie die arbeiders en aandeelhouders zwaar trof en tot maandenlang geweld bij massademonstraties zou leiden waaraan de federale overheid een einde ‘moest’ maken.

Nietsdoende elite doet juist veel

Dat Camic aan dit Umfeld zoveel aandacht schenkt, is absoluut noodzakelijk om de ontwikkeling van Veblens gedachtegoed en zijn morele mindset te kunnen volgen. Af en toe dacht ik zelfs: wat is er nu eigenlijk origineel aan Veblens theorie van de nietsdoende klasse? Hij werd omringd door mensen die de ontwikkeling van de corporations en de concentratie van landbezit en andere rijkdom in de VS op zijn minst onverstandig of moreel verwerpelijk vonden.

Conclusie: het originele aan zijn bekendste werk is dat hij elementen uit diverse disciplines (economie, psychologie, biologie, geschiedenis, antropologie, filosofie) gebruikte voor een samenhangende theorie over de economische impact van de niet-productieve activiteiten van de elites in zijn tijd, hun conspicuous consumption, zoals het bekendste concept van Veblen heet, hun aan leisure verspilde onproductieve tijd. Het dragende idee in het dominante economische denken van die tijd was juist dat welvaart en geld rechtvaardig over Capital en Labor verdeeld werden op basis van ieders bijdrage aan de productie van nieuwe rijkdom. Deze marginal productivity theory was volgens Veblens research een gotspe, een self-serving ideologie van bepaalde rijken (maar zeker niet alle ondernemers).

‘Nietsdoende klasse’ is dus eigenlijk een ongelukkige vertaling omdat, zo wilde Veblen juist aantonen, deze rijke, onproductieve mensen met veel vrije tijd, door hun doen, door hun predatory actions grote invloed hadden op reilen en zeilen van economie en samenleving. Deze mensen probeerden ook te pakken waarop ze geen enkel recht hadden. Hun funeste invloed gold ook de cultuur van de lagere klassen die hen gingen imiteren en ook begonnen geld aan gebakken lucht uit te geven (zoals modieuze kleding) in plaats van noest te sparen en hun geld in nuttige dingen te steken (zoals Veblens ouders hadden gedaan, die met het equivalent van nog geen 90 euro aan land kwamen in de VS).

Reservoir

Wat Camic niet doet zoals andere biografen van beroemde wetenschappers, is in elke vierkante centimeter persoonlijke correspondentie of anekdotes en teksten van intimi duiken om te kijken of daar misschien een groot privé-geheim te vinden is dat de revolutionaire ideeën van het genie verklaart. Het behoort voor hem tot een foute folklore. Camic de wetenschapssocioloog bespreekt kritisch serieuzere verklaringen voor innovatie in de wetenschap, zoals die zijn terug te vinden in biografieën van Nobelprijswinnaars en andere vooraanstaande academici en intellectuelen: het river narrative, waarbij alles in een leven samenkomt om te leiden tot een revolutionair inzicht; het watershed narrative, dat om een keerpunt in iemands carrière draait en het overhang narrative, dat het ketterse genie verklaart uit het niet meer kunnen aanzien vanacademische gerommel door wetenschappelijke misfits. Wat deze narratives meestal missen volgens Camic is beschrijving van iemands opleiding, leermeesters, academische vrienden, mainstream ideeën en spraakmakende publicaties toentertijd. Hij doet dat wel en probeert zo aannemelijk te maken dat zijn eigen reservoir narrative het fenomeen van het genie beter kan verklaren. Voortdurend contact met de theorieën van je eigen tijd, bij diverse leermeesters, aan verschillende universiteiten, leidt tot repetition with variation en laat op den duur de witte vlekken, ongerijmdheden, tekortkomingen of onzinnigheid van wetenschappelijke aannames zien. En dat gebeurt zeker in zo’n dynamisch tijdperk als dat van Veblen waarin de leefomstandigheden zo ingrijpend veranderden – terwijl de economische wetenschap toen nog gebaseerd was op het idee van samenlevingen die in tijd en ruimte altijd dezelfde mechanismen tentoonspreiden.

In het tijdperk van Veblen was iconoclasme ook nog eens een gekoesterd middel om de wetenschap vooruit te helpen, hij stond daarin absoluut niet alleen, rectoren van de nieuwe research universities hadden het hoog in het vaandel staan. Dat Veblen tot twee keer toe met ontslag te maken kreeg, lag niet aan intellectuele provocaties maar aan beschuldigingen over vermeende buitenechtelijke relaties, aangemoedigd ook door brieven aan Veblens superieuren van zijn eerste vrouw, want universiteitsbesturen vreesden wél voor repercussies van hun victoriaanse geldschieters.

Geen marginale buitenstaander

In het slothoofdstuk geeft Camic eindelijk uitleg voor het geloof van velen dat de verklaring voor Veblens buitenissige ideeën gelegen moet zijn in zijn positie als lichtelijk wereldvreemde outsider. Dat was de blik op Veblen van niet de minsten: C. Wright Mills, Theodor Adorno, John Kenneth Galbraith en Cornel West. Maar na alle eerdere informatie van Camic is Veblen van alles, behalve een buitenstaander, een eenzaat. Dat idee blijkt vooral het gevolg van de ooit gezaghebbende Veblen-biografie uit 1934 van Joseph Dorfman – van zo’n driehonderdduizend woorden – die Veblens verzwakte academische positie na zijn vijftigste verwart met waar hij eerder in zijn leven in de rankings stond. Zoals de Britse socioloog Stephen Edgell al inzag: ‘Veblen was white, Protestant, male, and in due course famous—hardly a major contender for the marginal-man title’.

Erfenis

Wie leest Veblen nog? Niet alleen zijn bekendste werk maar ook zijn andere boeken? Ik heb geen idee maar ik waarschuw alvast: The Theory of the Leisure Class schrikt af vanaf de eerste bladzijde. Er is geen inleiding die je rustig voorbereidt op wat komen gaat. Je snapt niet wat de inzet van het boek is, concepten zoals Primitive Man vliegen je zonder enige definitie meteen om de oren. Oké, dacht ik, zo schreven ze dus rond 1900. Geen peer-reviewed journal dat zulke teksten nu zou publiceren.

Camic heeft geen hoofdstuk geschreven over de betekenis van Veblen voor economische vraagstukken van onze tijd. Ik denk dat hij dat ook niet had gekund. Hij is geen econoom en heeft geen zicht op mainstream economics vandaag de dag. Weinig Amerikaanse academici ook lezen iets anders dan teksten in het Engels. Daardoor miste Camic bijvoorbeeld het opzienbarende boek van de Italiaanse econoom Luca Ricolfi, La società signorile di massa (2019).Deze eigentijdse Veblen heeft verbijsterende gegevens geanalyseerd en theoretisch nieuw geduid over de huidige Italiaanse economie (pre-corona): zo’n zestig procent van de potentiële beroepsbevolking (jong en oud, hoog- en laagopgeleid) werkt niet maar doet wel aan conspicuous consumption; er is al jaren geen economische groei (zoals in statische, ‘koude’ agrarische samenlevingen); alle onderbetaalde groepen – in de thuiszorg, prostitutie, seizoensarbeid, de belevering van Italië’s naar schatting acht miljoen drugsgebruikers, huishoudelijke hulpen etc. – behoren niet tot de laatste klasse die nog uit de armoede en ongelijkheid getild moet worden zoals de media jammeren. Nee, ze zijn noodzakelijk om een samenleving met een niet-werkende meerderheid in stand te houden. De aristocratische massa-samenleving in Italië is nu nog uniek, Frankrijk en België komen in de buurt, aldus Ricolfi, Nederland met rond de veertig procent niet-werkenden (pre-corona) kan wellicht nog een andere weg inslaan. Misschien moet daarvoor inderdaad ook de economische wetenschap opnieuw op de schop. Er is daar sowieso al meer dan genoeg repetition with variation om het genie wakker te roepen.

Veblen – The Making of an Economist Who Unmade Economics
Charles Camic
Harvard University Press
ISBN hardcover 9780674659728
Verschenen februari 2021

Bestelinformatie


Bestel als hardcover bij bol.com (€ 40,99)

Alternative Ideas from 10 (Almost) Forgotten Economists
Irene van Staveren
Palgrave MacMillan
ISBN ebook 9783030576097
Verschenen in januari 2021

Bestelinformatie

Bestel als ebook bij bol.com (€ 22,99)

Anneke van Ammelrooy
Anneke van Ammelrooy
Anneke van Ammelrooy (1955) is journalist en vertaalster. Ze schreef onder andere Alles is er niet, een persoonlijk verslag van haar eerste jaar in Irak. Ze was hoofdredactrice van het Leids universiteitsweekblad Mare, Publiek Domein, Keesings Historisch Archief en OR-informatie. Voor de Volkskrant schreef ze over cultuur en politiek. Bij het ANP was ze redacteur Arabische landen. Ze werkt aan een boek over de toekomst van politieke partijen (2003-2010).

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in