Ik heb de majestueuze, intimiderende Elizabeth Hardwick Ć©Ć©n keer ontmoet. Ze was de hoofdspreker bij een conferentie ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van Ć©Ć©n van de belangrijkste Amerikaanse literaire tijdschriften, The Kenyon Review. Hardwick was het middelpunt van de conferentie als schrijver voor de voornaamste tegenhanger van de Kenyon, de Partisan Review, als medeoprichter van The New York of Review of Books en als befaamd romanschrijver en essayist. Omdat ik werkte aan mijn proefschrift over de Kenyon was ik ā waarschijnlijk als vervanger van iemand die had afgezegd ā op het laatste moment ook uitgenodigd. Nadat ik mijn woordje had gedaan, kwam Hardwick naar mij toe, complimenteerde mij, en vroeg belangstellend naar mijn volgende project. Toen ik haar antwoordde dat het een biografie over Isabella Gardner zou worden, sprak ze de woorden āintellectually unworthy,ā en draaide zich om. Dismissed. Later hoorde ik dat Hardwick de geliefde was geweest van de destijds beroemde en beruchte zuidelijke schrijver en rokkenjager, Allen Tate. Maar Tate trouwde (later) met Gardner en had Hardwick slechts als avontuurtje beschouwd. Zou dat de reden zijn voor haar toch wel erg onaardige opmerking? Hardwick huwde zelf Tateās bekendste protegĆ©, de met literaire prijzen overladen bipolaire confessionele dichter Robert Lowell. Lowell ā wiens geuzennaam Cal was, verwijzend naar de wrede Romeinse keizer Caligula – beschouwde Tate en diens eerste vrouw, de romanschrijver Caroline Gordon, als zijn literaire ouders. Hij was bovendien een neef van Isabella Gardner, maar kon haar niet uitstaan, want volgens hem had deze femme fatale het huwelijk van zijn āoudersā kapot gemaakt. De Amerikaanse literaire wereld is soms even klein als de Nederlandse.
Onlangs verscheen A Splendid Intelligence: The Life of Elizabeth Hardwick en ik verheugde me erop alles, nou ja, bijna alles, over Hardwick te weten te komen. Ondanks dat ze mij had afgeserveerd, was ik haar blijven volgen omdat ze een belangrijke speler was in de Amerikaanse literaire en culturele geschiedenis van de twintigste eeuw. Zij raakte aan alle aspecten die mij daarin bijzonder interesseren. Ze kwam, evenals Tate, uit het Amerikaanse zuiden, was nauw betrokken bij de belangrijkste Amerikaanse literaire tijdschriften, en kende ongeveer alle bekende schrijvers van die tijd. De filosoof Hannah Arendt en de evenzeer begaafde, scherpzinnige schrijver Mary McCarthy behoorden tot haar beste vriendinnen. Hardwick werd echter, zoals zoveel briljante vrouwelijke schrijvers in de vorige eeuw, vooral gezien als een verlengstuk van hun eveneens schrijvende echtgenoten. (Voorbeelden in zeer nauwe kring zijn de zojuist genoemde vrouwen van Tate – Caroline Gordon en Isabella Gardner – en verder Jean Stafford en de Britse Lady Caroline Blackwood, Lowells eerste en derde vrouw. Anderen waren Ann Birstein, getrouwd met criticus Alfred Kazin en Shirley Jackson, de succesvolle horror en mysterie schrijver, vrouw van criticus Stanley Edgar Hyman. McCarthy en Arendt waren uitzonderingen.)
Hardwick had echter geen moeite met deze traditionele rolverdeling. Hoewel ze toegaf dat āmy marriage may have detracted from my literary recognitionā want āpeople will celebrate one member of the household but not two,ā vond ze, van de andere kant, dat vrouwen hun mannen moesten ondersteunen. Zo schreef ze in Seduction and Betrayal (1974) dat Virginia Woolfs zelfmoord heroĆÆsch (!) was, anders was ze haar echtgenoot ā niet half zo baanbrekend als Virginia, trouwens – teveel tot last gebleven. En dat F. Scott Fitzgerald de liefdebrieven van zijn vrouw Zelda had gebruikt in zijn eigen werk was niet meer dan logisch: hij was het genie. Daar kwam Hardwick overigens van terug, toen Lowell haar verliet voor Lady Blackwood. In zijn autobiografische gedichten over zijn gestrande huwelijk en nieuwgevonden geluk in The Dolphin (1973) misbruikte Lowell Hardwicks wanhopige brieven aan hem. Zelfs zijn beste dichter-vriendinnen Adrienne Rich en Elizabeth Bishop vonden dat hij veel te ver was gegaan. Rich was zo woest dat ze hem publiekelijk aan de kaak stelde en in een recensie de gedichten ābullshit eloquence, a poor excuse for a cruel and shallow bookā noemde; Elizabeth Bishop schreef hem in een persoonlijke brief āart just isnāt worth that much.ā
Met als enige uitzondering dit misbruik van haar ellende, vond Hardwick in feite dat Lowells kunst wel alles waard was. In de bijna dertig jaar dat ze met hem getrouwd was, stond ze meer ten dienste aan zijn schrijverschap, dan aan het hare. Zo zorgde ze, naast haar werk, in haar eentje voor het huishouden en voor hun dochter. Veel moelijker echter, was dat Lowell in zijn regelmatig terugkerende manische episodes altijd affaires begon met jongere vrouwen en dan Hardwick wilde verlaten. (Blijkbaar was hij, manisch, woest aantrekkelijk: er was zelfs een Italiaanse die, verliefd hem volgend, de oceaan overstak om bij hem te zijn.) Zijn manische periodes leidden meestal tot opnames, waarna hij weer naar Hardwick, naar zijn āLizzieā terugkeerde. Maar nu dwaal ik af naar Lowell, in plaats van me op Hardwick te concentreren. In haar āAuthorās Noteā meldt Curtis dat haar biografie slechts zoveel informatie over Hardwicks āfamous husbandā bevat als nodig om haar levensverhaal te vertellen: er zijn immers al drie full-scale biografieĆ«n over hem verschenen. En slechts een-derde van haar leven werd door hem beheerst. Haar jeugd bracht ze door in Lexington, Kentucky ā vooral bekend om zijn paardenfokkerijen en renbanen ā als dochter van loodgieter in een kinderrijk, niet-intellectueel gezin. Na haar Bachelors behaald te hebben aan de plaatselijke universiteit ontsnapte ze naar New York. Daar leefde ze in koude kamertjes en knoopte met moeite de eindjes aan elkaar, maar kon eindelijk doen wat ze wou: schrijven. Toen ze, als zuidelijke protestant, werd opgenomen in de joods-links-liberale cirkel rond Partisan Review, kon ze, dacht ze, haar geluk nauwelijks meer op. Ik zou graag meer gelezen hebben over deze periode waarin Hardwick ā weliswaar āslechtsā als vrouw – behoorde tot de meest invloedrijke intelligentsia in Amerika, maar Curtis wijdt hier maar zoān twintig paginaās aan. Dan verschijnt Lowell op het toneel en neemt niet alleen Hardwicks leven over, maar ook, Curtis ondanks, de biografie: ongeveer de helft van dit boek focust op hun huwelijk. Dat is op zich niet erg. Integendeel, juist omdat er al zoveel over Lowell is geschreven met, in de zijlijn, Hardwick als immer verdraagzame en vergevende echtgenote, hoopte ik nu Hardwick zelf als persoon en professioneel schrijver beter te leren kennen. Maar dat viel wel wat tegen. De biograaf doet haar uiterste best Hardwick via autobiografische elementen in haar werk te doorgronden, maar hoewel ik het waardeer dat haar fictie en, vooral essays, nu eindelijk de aandacht krijgen die ze verdienen, blijft de persoon Hardwick in de schaduw.
Maar misschien zou ze, na door Lowell verlaten te zijn, wel tot haar recht komen in deze biografie? Hardwick, die hem ooit had geschreven āI would kill myself if it would cure you,ā bleef hem echter zelfs na zijn verraad trouw. Toen hij, ongelukkig getrouwd met de eveneens instabiele ā en alcoholistische – Lady Blackwood van haar wegvluchtte uit Europa, besloot Hardwick hem onmiddellijk weer in haar leven toe te laten, want hij was āworthy of care.ā Lowell nam een taxi van Kennedy Airport naar Hardwick. Het noodlot sloeg toe.
āWhen the taxi reached Elizabethās building, the elevator operator called up to her. She came down and peered into the taxi. Cal was slumped in the backseat. The two of them rode the eight blocks to Rosenfeld Hospital. As she said later, she knew he was already dead. . .. In the space on the death certificate for āinformant,ā she listed herself simply as Lowellās āfriendā a word that perhaps the best summed up her nearly 30 year relationship with this brilliant, troubled man.ā
Dan is het 1977, en Hardwick heeft nog zoān dertig jaar te gaan. Ze is productief en publiceert onder andere haar semi-autobiografische roman Sleepless Nights (1979) waarin ze slechts zinspeelt op het bestaan van Lowell. Eindelijk wordt hij eens verbannen naar de marges. De roman werd een bestseller, maar leek een plot te missen. Hardwick reageerde: āIf I want a plot, Iāll watch Dallas.ā
De biografie wordt er zonder Cal helaas niet spannender op. In een begrijpelijke poging om te laten zien wat Hardwick voor de literaire wereld heeft betekend, geeft Curtis ons een overzicht van de vele belangrijke comitĆ©s en juryās waar ze deel van uitmaakte, van de talrijke onderscheidingen en eerbewijzen die ze ontving, de stortvloed aan seminars en lezingen die ze gafāvaak met beschrijvingen van de inhoud ervan. Haar carriĆØre als docent aan Barnard komt eveneens aan bod: veel van haar studenten vreesden haar strenge, grievende oordelen. Het ging Hardwick er immers niet om veelbelovende talenten te koesteren, maar om literaire normen hoog te houden. Maar waar is de spitsvondige, sprankelende, soms geslepen vrouw waar geniale schrijvers als Arendt en McCarthy het zo goed mee konden vinden? Waar is haar vernuft, haar vermogen om iemand (mij bijvoorbeeld) met een paar woorden op hun plaats te zetten, waar is de levendigheid, de lol en het plezier dat we verwachten van iemand die het schrijven van een biografie ooit een schurftige vorm van huisnijverheid noemde, nagestreefd door academici waar nog nooit iemand van gehoord heeft? De koninklijke, kattige, imponerende Hardwick, die ik even meemaakte, de Hardwick die schreef āI feel I write so much better when I’m attacking than when I’m praising,ā blijft verborgen.
A Splendid Intelligence: The Life of Elizabeth Hardwick
Cathy Curtis
W.W. Norton & Company
ISBN 9781324005520
Verschenen in november 2021
Bestelinformatie
Bestel als hardcover bij bol.com (ā¬ 28,63)Bestel als ebook bij bol.com (ā¬ 22,99)