Op 30 maart organiseert het Letterenhuis in Antwerpen een studiedag over de bronnen van de schrijversbiografie. Logisch, want het Letterenhuis beschikt over honderden meters (kilometers?) archieven van schrijfsters en schrijvers en die verliezen hun zin als niemand er wat mee doet. Vrijwel elk rijk en midden-inkomen land heeft dit soort archieven, soms aangekocht voor een forse prijs.
Maar de ambitie van de studiedag is groter, helaas misschien. Tijdens het colloquium komt ook het onderwerp aan bod van de financiĆ«le bronnen van de biograaf. Hoe financiert zij/hij een biografieproject ā dat jaren kan duren? Een website met feiten en ervaringen (over fondsen, fellowships, voorschotten van uitgevers e.d.) was misschien behulpzamer geweest.
Zeker interessant is dan weer wel de aangekondigde discussie over ‘de betrouwbaarheid, toegankelijkheid of de staat van de bronnen’. Dat is een boeiende kwestie omdat bij vele schrijvers de bronnen totaal ontbreken (eigenhandig vernietigd door de auteur). Dan moet de biograaf gaan interviewenĀ en proberen te achterhalen wat er eventueel aan correspondentie is overgebleven bij vrienden, familie, collega’s, uitgevers, literair agenten, minnaars en minnaressen, vakantieliefdes, en wie weet, de tuinman, de klusjesvrouw, de wijkverpleegkundige. Bij dergelijke bronnen wordt uiteraard de vraag actueel welk verhaal de biograaf nu eigenlijk wil vertellen:over het verband tussen dagelijks leven en de literaire productie, of juist de enorme discrepantie tussen die twee, of over de oorsprong van een dominerend maar niet exclusief thema in proza of poĆ«zie.
Een pijnlijke vraag die tijdens het colloquium zal worden gesteld is: wat is de impact van steeds meer digitale bronnen op een biografie? In onze eeuw is wellicht de laatste generatie per post denkende briefschrijvers aangetreden. Hoe krijg je als biograaf toegang tot een kwart eeuw emails van jouw heldin/held met lot- en vakgenoten, of bewijzen van zijn/haar psychische troebelen in de emails waarin de auteur bijvoorbeeld onvermoeibaar en onterecht zijn of haar gelijk probeert te halen? Van die dingen dus. De biograaf staat hier nog op bijna onontgonnen terrein.
Het colloquium is een initiatief van het Letterenhuis samen met de Vrije Universiteit Brussel en Literatuur Vlaanderen, met medewerking van Maria Vlaar, David Veltman (medewerker van het Biografie Instituut Groningen, redacteur van Different Lives), Sigrid Bousset (auteur van Meer dan ik mij herinner ā gesprekken met Ivo Michiels), Johan Vanhecke (biografieĆ«n van Hendrik Conscience en Johan Daisne), Dieter Vandenbroecke, Ellen Van Pelt (biografie van Roger Van der Velde), Bert Govaerts (biografieĆ«n van Marnix Gijsen en Jan-Albert Goris, Ernest Claes en Albert de Vleeschauwer), Manu van der Aa (biografieĆ«n van onder andere Alice Nahon en E. du Perron), Hans Vandevoorde (studie over allegorie in het werk van Karel Van De Woestijne), Anne Provoost, Elisabeth Leijnse (biografe van de freules Elsa en CĆ©cile de Jong), Karin Amatmoekrim, Bertram Mourits (studie over de naoorlogse paria’s van de Nederlandse literatuur), Matthijs de Ridder (biografie van Paul van Ostaijen), Patrick Peeters, Greetje Heemskerk (essay over Hella S. Haasse), Rudy Vanschoonbeek ā en studenten van de VUB.
Deelname is gratis, wel verplicht is inschrijven op de website van het Letterenhuis.be.