Herman Schaepman: Ver boven de middelmaat

Over Herman Schaepman waren al zes biografieën gepubliceerd. De nieuwe levensbeschrijving Een groot emancipator. Mgr. Dr. Herman Schaepman, politicus en dichter maakt al die teksten overbodig. Ton Crijnen en Ina Herbers-Schoenmaker schreven een prachtig boek over een halve eeuw Nederlandse en rooms-katholieke politiek en cultuur.

Bijna wekelijks kom ik langs de Dr. Schaepmanschool in mijn woonplaats. Nooit heb ik mij gerealiseerd dat deze Schaepman, die ik me vaag herinnerde als onleesbare dichter, zo’n grote rol had gespeeld in de politiek. Ik ben dan ook niet katholiek. En ik ben nooit in het Twentse Tubbergen geweest. In de geboorteplaats van Herman Schaepman staat sinds 1927 een meer dan levensgroot standbeeld van dé grote voorman van de katholieken aan het einde van de negentiende eeuw.

Priester

Herman Schaepman was de oudste zoon uit een gegoed gezin. Zijn vader was burgemeester van Tubbergen, zijn moeder ‘een vrouw vol geest en vernuft, verfijnd en beschaafd’. Een grote rol in de familie speelde Andreas Schaepman, de latere aartsbisschop van Utrecht, een achterneef van Herman. Als kind bleek Herman intelligent, welbespraakt en eigengereid. Op het kleinseminarie Kuilenburg had hij het soms moeilijk met de vereiste ‘christelijke deemoedigheid en verzaking van vrijheid’. Hij voelde een roeping om priester te worden, al zou Herman nooit een man van grote mystiek en ascese worden, analyseren de biografen: “Wel ontwikkelde hij een kloeke vroomheid en lijkt hij geen last van geloofstwijfels gehad te hebben.” Schaepman was een conservatieve katholiek, een zogenaamde ‘ultramontaan’, die strikt de paus volgde.

In 1867 ontving hij de diakenwijding uit handen van zijn achterneef en in oktober 1868 vertrok hij voor studie naar Rome. Hij zou er bijna twee jaar blijven, in de politiek woelige periode van de Italiaanse onafhankelijkheidsoorlogen. Hij begon zijn studie aan het Gregoriana, maar bleek sneller te kunnen promoveren aan de Sapienza. Dat lukte in juli 1869. Tot zijn grote vreugde mocht hij nog even in Rome blijven, om de komst van de Nederlandse bisschoppen naar het Eerste Vaticaanse concilie voor te bereiden. Hij kweet zich zo energiek van zijn taak dat hij ‘een stoommachine’ werd genoemd. Als toehoorder bij het concilie was hij getuige van de verhitte debatten over de onfeilbaarheid van de paus. Schaepman was een groot bewonderaar van Paus Pius IX, Pio Nono. De beslissing van het concilie, in juli 1870, dat de pauselijke onfeilbaarheid werd beperkt tot uitspraken over geloof en zeden, viel dan ook niet in goede aarde bij de jonge priester. Ook beschouwde hij de inlijving van de pauselijke staat bij het koninkrijk Italië als een daad van agressie die ongedaan gemaakt moest worden.

Herman Schaepman, circa 1900. Foto: Jacob Merkelbach (publiek domein)

Journalist en dichter

Vanuit Rome had Schaepman ‘Brieven’ geschreven over het Concilie, voor het behoudende katholieke tijdschrift De Tijd. Ze zijn nog steeds leesbaar door zijn oog voor details en ‘een goede dosis geestdrift, vuur en spontaniteit’. Zijn hele leven zou hij blijven werken als journalist. Hij was redacteur van De Wachter, een katholiek tijdschrift dat hij oprichtte met zijn vriend Willem Nuyens en later van Het Centrum, dat wel ‘de krant van Schaepman’ werd genoemd en waarvoor hij meer dan 250 hoofdartikelen schreef. 

Op Seminarie Rijsenburg was Schaepman al begonnen met dichten. Hij begon met gelegenheidsgedichten voor familie en vrienden: ‘Ik heb geen andere muze gekend dan mijn moeder.’ Bij katholieke vrienden vonden zijn teksten, bijvoorbeeld over de paus en Vondel, een warm welkom. J. Alberdingk Thijm zou gezegd hebben: ‘O God, ’t is een talent, een dichter!’ Jacob van Lennep riep na het lezen van ‘De Paus’ uit: ‘Vondel is onder ons opgestaan.’ Zijn (neo)romantische gedichten waren vooral bedoeld om God te dienen en moesten voor iedereen begrijpelijk zijn. Zijn publicaties hadden hoge oplagen. Een lang gedicht als ‘Aya Sofia’, over de grote moskee in Konstantinopel die hij had bezocht, werd door velen gewaardeerd, maar zorgde ook voor een heftige polemiek met vader en zoon Alberdingk Thijm. Totdat de Tachtigers aantraden, werd Schaepman erkend als belangrijk dichter. Inmiddels is zijn poëtische oeuvre verdwenen uit de literaire handboeken. Als zijn poëzie al genoemd wordt, wordt het gediskwalificeerd als ‘veredelde rijmelarij’.   

Docent

Omdat Schaepman als een van de weinige Nederlandse katholieken in die tijd de doctorstitel behaalde, werd hij door velen ‘de doctor’ genoemd. Ook de biografen gebruiken die benaming dikwijls. Hij kreeg een aanstelling als docent aan het Seminarium te Rijsenburg, waar hij tot een jaar voor zijn dood doceerde aan aankomende priesters. Daar werd hij geroemd om zijn inspirerende lessen, eigenlijk ‘redevoeringen’ die hij ogenschijnlijk uit de losse pols hield. Van enige methodische opbouw was echter geen sprake. Ondanks zijn grote kennis en belezenheid is Schaepman volgens de biografen nooit een echte wetenschapper geworden. Dat besefte hij zelf ook. De collegezaal functioneerde vooral als klankbord voor zijn politieke inzichten en optredens en als podium voor zijn grote oratorische talent. Hij kreeg er een grote schare trouwe volgelingen, die ook invloedrijk werden in de katholieke emancipatiebeweging.

Politicus

Schaepmans belangrijkste rol was namelijk die van politicus. Wel 23 jaar lang zat Schaepman in het parlement. In 1880 werd hij als eerste priester lid van de Tweede Kamer, met speciale toestemming van zijn oom, de aartsbisschop. Pas in 1901 werd hij fractievoorzitter. Hij had een hekel aan liberalen en ook aan ‘papo-thorbeckianen’, de katholieke liberalen. Hij zocht naar een eigentijdse katholieke politiek. Dat deed hij onder meer door toenadering te zoeken tot de protestantse antirevolutionairen onder leiding van Abraham Kuyper. Samen legden ze de basis voor de regering van de Rechtse Coalitie, een samenwerkingsverband van confessionele partijen, waardoor de decennialange macht van de liberalen rond 1900 werd gebroken. In eigen, katholieke, kring werd hij daarom niet altijd gewaardeerd. Hij was vaak progressiever en socialer dan zijn geloofsgenoten in de Kamer, veelal industriëlen uit Limburg en Brabant. Schaepman was een praktijkgerichte vernieuwer en is van groot belang geweest voor de emancipatie van de katholieken, die een lange achterstand in te halen hadden in het landsbestuur. Een tekenende uitspraak was: ‘Wij moeten goede Nederlanders zijn om ons goede katholieken te tonen.’ Zijn werk is belangrijk geweest voor de kiesrechtuitbreiding, de invoering van de leerplicht en de afschaffing van de plaatsvervanging bij het leger. Ook was hij een groot voorvechter van bijzonder onderwijs in de schoolstrijd. De katholieke vakbeweging heeft veel aan hem te danken. Schaepman moet ongelooflijk hard gewerkt hebben. Zijn devies, gegraveerd in zijn zegelring, luidde dan ook: Credo, pugno (Ik geloof, ik strijd). In 1903 was de strijd ten einde. Toen overleed Schaepman op 58-jarige leeftijd in Rome, waar hij ook werd begraven. Abraham Kuyper telegrafeerde naar Rome: Quis non fleret? (wie zou niet wenen?)

De betekenis van Schaepman

De biografen betreuren het dat Herman Schaepman zijn archief liet vernietigen en vinden dat ‘een boek baseren op een dergelijk onvolledig bronnenmateriaal dwingt tot behoedzaamheid’. Niettemin hebben Crijnen en Herbers een vracht aan citaten uit Schaepman correspondentie kunnen opnemen. Ze konden zijn ziek- en sterfbed bijna van uur tot uur volgen. De persoon Herman Schaepman komt dan ook echt tot leven voor de lezer. De biografen laten goed zien dat Schaepman, zoals ieder mens, zijn tegenstrijdigheden had. Diepe gelovigheid ging hand in hand met een epicuristische levensstijl (zijn leven lang was hij uitzonderlijk dol op eten, een gewoonte die hem waarschijnlijk fataal werd), realisme met overdreven optimisme, hartelijk medeleven met lief en leed van vrienden tegenover onverdraagzaamheid. Volgens de belofte uit de inleiding is het boek inderdaad vrij van idolatrie. Crijnen en Herbers beoordelen Schaepmans inzet en woorden genuanceerd en zijn op sommige punten behoorlijk kritisch over hun biografeling. Toch is hun eindoordeel grotendeels positief.

Op de flaptekst vatten ze samen: ‘Hebben de ideeën van Herman Schaepman nog relevantie voor onze tijd?’ Schaepmans ideeën over het pausschap, feminisme of de Verlichting zijn zonder meer gedateerd, maar zijn waarschuwingen tegen de opkomst van het populisme of het gif van de Jodenhaat zijn actueler dan ooit. In menig opzicht, zo stellen de auteurs, ‘wordt Schaepmans gelijk nog dagelijks bevestigd’.

Niet alleen vanwege deze actualiteit is Een groot emancipator een belangrijke biografie. Het boek is ook een waardevolle bijdrage aan de beeldvorming van de tweede helft van de negentiende eeuw, een ‘enigszins verwaarloosd en soms voor saai, gezapig en kleinburgerlijk versleten tijdperk’. Dat hebben de biografen vooral bereikt door hun levendige schrijfstijl. Deze biografie is opvallend goed geschreven. In heldere, pakkende zinnen leggen de biografen Schaepmans gedachtengoed en zijn politieke keuzes uit. Daarbij gaan ze en passant ook in op de visies van Schaepmans eerdere biografen. Ze geven voldoende toelichting op de soms ingewikkelde maatschappelijke processen en zoomen dan weer soepel in op Schaepmans persoonlijke inbreng in de politieke en literaire arena. Het is knap om een lezer zo bijna zeshonderd bladzijden geboeid te houden. Hulde ook aan uitgever Valkhof Pers die de uitstekende tekst prachtig verpakte in een luxe uitgave met veel illustraties. Deze biografie is een veel waardevoller monument voor Schaepmans betekenis dan het megalomane standbeeld in Tubbergen.

Een groot emancipator. Mgr.dr. Herman Schaepman, politicus en dichter (1844-1903)
Ton Crijnen en Ina Herbers
Valkhof Pers 
ISBN 978 90 5625 531 2 
Verschenen in september 2022

Bestelinformatie

Bestel als hardcover bij bol.com (€ 45,00)

Koop bij Athenaeum Boekhandel

Bestel als hardcover bij Athenaeum Boekhandel (€ 45,00)
Petra Teunissen-Nijsse
Petra Teunissen-Nijsse
Petra Teunissen-Nijsse werkt als freelance redacteur, journalist en biografisch onderzoeker. Zij publiceerde over Louis Couperus, Carry van Bruggen en Clare Lennart. In juni 2017 promoveerde zij op het proefschrift Voor ’t gewone leven ongeschikt. Een biografie van Clare Lennart. Haar tekstbureau heet Leven in Woorden

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in