Dirk Hannema: Alles voor de kunst

In het lange leven van Dirk Hannema (1895-1984) draaide alles om de kunst. Hij had er zijn glansrijke carrière als museumdirecteur aan te danken, het leidde tot zijn val maar was ook zijn redding. In de fraai uitgeven biografie Hannema museumdirecteur, over kunst en illusie doet emeritus-hoogleraar Wessel Krul in een prettig leesbare stijl verslag van het turbulente leven van deze ‘briljante, dynamische museumdirecteur’. Ondanks zijn talrijke publieke optredens, is er over zijn privéleven weinig bekend. Hannema liet daar zelf nauwelijks iets over los. Toch weet Krul door te dringen tot het wezen van diens persoonlijkheid: Hannema was een bange man.

Het boek begint in de zeventiende eeuw. Vanaf die tijd behoorde de familie Hannema tot de beter gesitueerde burgerij van Harlingen. De familiebanden worden breeduit geschetst. Een bewuste keuze van de schrijver, omdat er elementen in te vinden zijn die beslissend zijn geweest voor de rest van zijn leven. Zijn liefde voor gezag had hij bijvoorbeeld niet van een vreemde. Het wemelde in de familie van moederskant van de generaals en kolonels. Het was die moeder, Hermine Elise de Stuers, die de interesse voor de kunst bij de jonge Dirk, een nakomertje, aanwakkerde. Zij omringde zich met mooie kunstvoorwerpen en volgde lessen in kunstgeschiedenis bij kunstpedagoog Henk Bremmer.
‘Minnie’ stamde uit een adellijke familie van naam en faam. Dirk Hannema was trots op zijn afkomst, voelde zich voorbestemd om grote dingen te gaan doen.

,,De verhalen over de avonturen, de verantwoorde taken en de hoge onderscheidingen van sommige voorouders versterkten het besef deel uit te maken van een geslacht van betekenis in de Nederlandse geschiedenis. Uit hun lotgevallen bleek hoeveel eer er te behalen viel aan een combinatie van discipline, autoriteit en snel, doortastend persoonlijk optreden.”

Vooral Victor de Stuers, de grote man van de monumentenzorg en familie van moederskant, stond bekend om zijn onwrikbare zelfvertrouwen en kon moeilijk omgaan met tegenspraak.

Einzelgänger

Dat karaktertrekje kwam volgens Krul ook regelmatig bij de volgende generaties voor. Eigengereid was Hannema zeker en overleggen was ook niet zijn sterkste fort. Je zou hem een bevlogen Einzelgänger kunnen noemen, iemand die onverstoorbaar zijn eigen gang ging.

Hij werd in 1921, op 26-jarige leeftijd, directeur van Museum Boijmans in Rotterdam. Als museumdirecteur was hij energiek en ondernemend, maar ook nauwgezet en veeleisend. Hij maakte snel naam met belangrijke tentoonstellingen, bijzondere aankopen en schenkingen die hij voor het museum verwierf dankzij zijn warme contacten met vermogende verzamelaars en gulle gevers. De Vermeer-tentoonstelling in 1935 was een mijlpaal in de geschiedenis van het museum. Er kwamen maar liefst 75.000 bezoekers op af, waarvan vele uit het buitenland. Meteen na dit grote succes volgde Jeroen Bosch: Noordnederlandse primitieven, goed voor 55.000 bezoekers.

Een ander huzarenstukje was de bouw van een nieuw museum, nota bene in crisistijd. Ook toen ontkwamen musea en andere cultuurcentra niet aan drastische bezuinigingen. Samen met de architect Ad van der Steur realiseerde hij het meest moderne museum van Nederland. Het opende haar deuren in 1935. Ook buiten de landsgrenzen viel het nieuwe architectuur-hoogstandje op en kreeg lof in de internationale pers. Eén onderdeel, nu volstrekt onmisbaar, was vergeten: ,,er was geen koffiekamer, laat staan een restaurant. Het gebrek viel niemand op. Geen van de besprekingen in de tijdschriften zei er iets over. Pas twee jaar later, toen er geen grote zomertentoonstelling was en het bezoekersaantal merkbaar terugliep, noemde het Rotterdams Nieuwsblad het inrichten van een café als een middel de aantrekkingskracht te vergroten.’’

Kunst was zijn leven. Die liefde ging zover dat hij het nieuwe museum beschermde met alles wat hij in zich had. Samenwerking met de bezetter was zijn credo. Daar dringt zich meteen de vergelijking met de Joodse Raad op. De goede intenties kenden ook hier een fatale afloop. Waarschuwingen van vrienden over zijn omgang met de Duitse machthebbers waren aan dovemansoren gericht.

Onomkeerbare stap

Hij nam plaats in de Nederlandse Cultuurkring, opgericht op 28 september 1940.Een beslissend moment. Hannema beschouwde de toetreding niet als een openbare bekering tot het nationaalsocialisme, maar als een pragmatische handeling. Het lidmaatschap stelde hem in staat beter met de bezetter te kunnen onderhandelen.

Een onomkeerbare stap volgde in november 1941 toen hij lid werd van de Nederlandsche Kultuurraad. Hij ondertekende een verklaring van trouw aan de Rijkscommissaris Seyss-Inquart. Daarmee passeerde hij volgens de biograaf een grens. Hannema had niet door dat hij gemanipuleerd werd, bleef ervan overtuigd dat hij zijn invloed ten goede kon aanwenden. Koste wat kost moest worden voorkomen dat zijn museum geconfisqueerd werd, omgebouwd zou worden tot kazerne of opvangplaats voor Rotterdammers die door de bombardementen dakloos waren geworden.

Zijn pro-Duitse houding heeft Hannema na de oorlog veel hoon opgeleverd, al oordeelde de rechter mild. De museumdirecteur werd als politiek delinquent veroordeeld tot een jaar kamp. Dat het geen lichte straf was, beschrijft Krul heel beeldend. Vernedering was in de kampen aan de orde van de dag, er was gebrek aan toezicht, voeding, hygiëne en medische verzorging. Hannema werd gedwongen om iedere dag de emmers met ontlasting schoon te maken, tot groot genoegen van de kampopzieners, die een onbegrensde macht hadden en daar volop gebruik van maakten.

Boijmans van Beuningen © Fred Romero (CC BY-SA 2.0)

Eredienst

Een grote smet op zijn conto als kunstkenner was de ontmaskering van Van Meegeren als vervalser en maker van het schilderij De Emmäusgangers dat Hannema, en met hem vele kunstkenners, toeschreef aan Johannes Vermeer. Hannema kocht het werk voor de oorlog aan voor ruim een half miljoen gulden, toen een recordbedrag. Hij haalde er de internationale pers mee. Ondanks een dubieus verhaal over de herkomst, twijfelde Hannema geen moment. Toen mr. Adriaan Loeff, één van de bevoorrechten die het schilderij al voor de presentatie mocht bekijken vroeg of hij het pedigree van het schilderij, de herkomst in de Franse boedel, was nagegaan, antwoordde hij: ,,Wat doet dat er nou toe, kijk toch alleen maar naar dat prachtige stilleven.’’

Lyrisch werd er over het kunstwerk geschreven, massa’s mensen kwamen het bekijken tijdens de jubileumtentoonstelling in 1938. ‘Het aantal bezoekers is elken dag ongeveer het dubbele van de Vermeer en Jeroen Bosch tentoonstellingen, schreven de kranten na twee weken. Onder de bezoekers waren veel buitenlanders, zelfs de dichter P.C. Boutens weidde er een vers aan en ook de buitenlandse pers liet zich niet onbetuigd. Er ontstond een ware hype. Een bezoek aan Boijmans werd een pelgrimstocht, en de contemplatie van de Emmaüsgangers een vorm van eredienst. Een van de verklaringen die Krul daarvoor geeft is dat het schilderij van Van Meegeren tegemoet kwam aan de tijdgeest, de zwaarmoedige stemming van de jaren dertig.

Na de oorlog bleek dat het werk niet van Vermeer was maar van Han Van Meegeren, die zo wraak wilde nemen op alle kunstcritici en kunstkenners die hem als kunstschilder totaal niet zagen staan. Krul beschrijft gedetailleerd hoe Van Meegeren te werk ging. Hoe het mogelijk was dat al die ter zake kundigen zich destijds zo in de luren hebben laten leggen, is met de kennis van nu nauwelijks voorstelbaar. Toch waagt de biograaf een poging. Het had volgens hem deels te maken met de onbekendheid met het werk van Vermeer. De werken bevonden zich veelal in de Verenigde Staten en Rusland en zijn pas in de jaren dertig terug gekocht. En men wilde zo graag. Het idee bestond dat er nog veel onbekend werk van Vermeer zou zijn. Daardoor ontstond een tunnelvisie en een obsessieve jacht op die schilderijen en werden de jagers een willige prooi voor de vervalser.

Bij Hannema trad, zo schrijft Krul, ,,het voor een museumdirecteur levensgevaarlijke mechanisme in werking dat bekend staat als speed, need and greed, – haast, hartstocht en hebzucht.’ Saillant detail is dat het wijnglas op tafel, onder de opgeheven hand van Christus, een negentiende eeuws glas is, met een voet die in de zeventiende eeuw niet voorkwam. Men had het kunnen weten.

Kasteelheer

Na de oorlog vestigde Hannema zich eerst op kasteel Weldam bij Goor en vanaf 1958 op kasteel Het Nijenhuis bij Heino, dat hij met zijn inmiddels aanzienlijke persoonlijke collectie als een openbaar museum inrichtte. De stichting waarin hij zijn verzameling onderbracht, de Hannema-De Stuers Fundatie, is met het kunstbezit van de provincie Overijssel de basis geworden van het huidige Museum De Fundatie in Heino en Zwolle.

Hannema heeft nooit willen aanvaarden dat hij fout zat. Zijn straf beschouwde hij als een groot onrecht. Ook bleef hij tot het eind van zijn leven overtuigd van zijn gelijk in de kwestie rond de Vermeer. Van Meegeren noemde hij een fantast. Ondanks het feit dat hij niet meer terug kon keren naar zijn geliefde museum Boijmans en zijn gezichtsverlies als ‘kunstkenner’ was Hannema geen verbitterd man. Hij begon meteen met kunst kopen en gaf tot op hoge leeftijd talrijke rondleidingen op het kasteel. In de laatste twintig jaar van zijn leven ging Dirk Hannema steeds meer lijken op iemand die dacht dat hij Hannema was. Hij speelde een rol en hij wist het, stelt Krul.

Dat hij in de pers vele malen is neergezet als de grootste collaborateur van allemaal gaat Krul veel te ver. Hij refereert aan een artikel van Max Pam, dat in december 1984 in Vrij Nederland verscheen, een half jaar na het overlijden van Hannema. Pam wees toen al op de paradoxale houding van de museumdirecteur. Hij was een nationaalsocialist maar hield niet van Duitsland en Duitse kunst.
Hij was niet antisemitisch, deed vele malen een poging om vervolgden en verzetsmensen te beschermen. Krul kan zich goed vinden in dit genuanceerde beeld. Hij ontkent niet dat Hannema in de oorlog verwerpelijke politieke keuzes heeft gemaakt maar is van mening dat het soort geschiedschrijving dat slechts wil vaststellen of iemand ‘fout’ was, nu achter ons ligt. Hij vindt het onderzoek naar de motivatie veel interessanter. Dat ben ik volmondig met hem eens.

Klik hier voor het interview van Biografieportaal met Wessel Krul.

Hannema museumdirecteur. Over kunst en illusie
Wessel Krul
Uitgeverij Prometheus
ISBN 9789044639155
Verschenen in october 2018

Bestelinformatie

Koop bij Athenaeum Boekhandel

Bestel als hardcover bij Athenaeum Boekhandel (€ 49,99)

Koop bij bol.com

Bestel als hardcover bij bol.com (€ 49,99)

Marita de Jong
Marita de Jong
Marita de Jong is journaliste. Ze werkte jarenlang voor NDC Mediagroep en was als redacteur verbonden aan het cultureel opinieblad De Moanne. Tegenwoordig schrijft ze voor De Moanne, de website Fryslân1 en doet ze ondermeer pr werkzaamheden voor Museum Belvédère en Collegium Vocale Fryslân. In 2008 verscheen bij de Afûk haar boek: 14 schilders uit de Belvédère.

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in