Magritte – Een leven

René Magritte – denker, schrijver én schilder (1898-1967)

Waarom begint iemand aan een voorspelbaar zeer tijdrovende biografie waarvoor hij jarenlang beurzen, fellowships en gratis logeeradressen moet binnenharken en afhankelijk is van the kindness of strangers? De openingszinnen van René Magritte’s biografie laten weinig te raden over de beweegredenen van de auteur, Alex Danchev:

René Magritte is verreweg de belangrijkste leverancier van beelden van de moderne wereld. Zijn schilderijen en zijn presentaties zijn deel van onze cultuur. Zijn persoonlijke iconografie, zijn surreële fijngevoeligheid, zijn met een stalen gezicht opgevoerde melodrama, zijn trompe-l’oeileffecten, zijn vernuftigheid, zijn extravagantie, zijn subversiviteit (hij is een van de grootste subversieve geesten van onze tijd) – daar kun je nu allemaal niet meer omheen. Het hedendaagse leven is doordrenkt van Magritte en zijn sensibiliteit. Zijn schilderijen zijn legendes.

Ik schrok hiervan. Was ik zó onwetend dat ik daarom nooit zelf tot deze conclusie was gekomen? Alsof je als Nederlander een vaag idee hebt wie Rembrandt ook al weer was. Ter verontschuldiging voer ik maar alvast aan dat het Magritte Museum in Brussel nog niet bestond toen ik er parttime eind jaren 90 woonde: als zelfs de Belgen hem pas in 2009 zijn eigen museum schonken, wel… En zoveel grote Magritte-tentoonstellingen zijn er ook weer niet geweest in Nederland.

Magritte de schrijver

Je komt in deze biografie veel te weten over de achtergrond van Magrittes schilderijen, de vele inspiraties voor zijn beeldtaal: posters, pulpliteratuur, publieke evenementen in zijn jeugd, encyclopedieën, stripboeken, stomme films, griezelromans, moderne poëzie, de pornografische prenten die zijn vader verkocht in arme tijden, de inbreng van vrienden aan het bedenken van de titels, wat bij Magritte vaak een proces van intellectuele slow cooking was.

Magritte wilde zich nooit kunstenaar noemen, hij was een denker. Zijn Écrits complets vormen een boekwerk van zo’n zevenhonderd pagina’s. Tot deze geschriften horen ‘artistieke statements, politieke traktaten, filosofische overwegingen, korte verhalen, filmscenario’s, manifesten, eerbetonen, lezingen, provocaties, interviews en antwoorden op vragenlijsten – theoria, fantasia, minima moralia en zelfs erotica’.

Daarnaast schreef hij duizenden brieven, aan andere kunstenaars, dichters, galeriehouders, vrienden en vriendinnen en aan bijvoorbeeld de Franse filosoof Michel Foucault, die deze correspondentie gebruikte voor zijn boek Les Mots et Les Choses. Hij is maar één van de bevoorrechte correspondentievrienden die later hun briefwisseling met Magritte hebben gepubliceerd. Al lang voor de laatste pagina’s kun je het met Danchev eens zijn dat alleen al een deel van die brieven ‘van kapitaal belang zijn niet alleen voor het begrip van Magrittes lange traject, maar voor elke beschouwing over het creatieve leven in de twintigste eeuw.’

Belgische kunstenaars ten huize van Victor Servranckx (juni 1922); van links naar rechts: (bovenaan) René Magritte, E.L.T. Mesens, Victor Servranckx, Pierre-Louis Flouquet, Pierre Bourgeois; (onderaan) Georgette Berger, Pierre Broodcoorens, Henriette Flouquet Bron: Wikimedia Commons (CC BY-SA 3.0)

Amerika en replica’s

Punt is wel dat je als conventionele biograaf verplicht bent je door die berg bronnenmateriaal te werken, het is er nu eenmaal, met als beloning, dat wel, tientallen quotes van Magritte zelf voor dit boek. Maar dan zijn er nog andere bergen, zoals het archief van de in 1997 gepubliceerde René Magritte Catalogue Raisonné, het grootste Magritte-archief ter wereld in Houston, Texas, dat op zijn minst foto’s heeft van vrijwel elk schilderij en elke tekening en fotokopieën van elke tekst van Magritte die men wist te achterhalen.

Houston??? Ging daar niet hoogstens ooit wat mis met een Apolloraket?

Ja, Houston, want het waren Amerikaanse, in de VS gewaardeerde kunstenaars, miljonair-verzamelaars, galerieën en musea die Magritte eindelijk internationaal succes bij het grote publiek en financiële armslag brachten. De lezer zal moeten genezen van de indruk dat Magrittes appeal vooral een Europese aangelegenheid was, dat Magrittes succes wordt verklaard door zijn mentale connecties (met onder anderen Max Ernst, Giorgio de Chirico, Franz Kafka, Marcel Duchamp), zijn vriendschappen met andere Europese surrealisten (onder anderen André Breton, Salvador Dalí) en bovenal door Magrittes unieke plaats in de geschiedenis van de collage als eerste moderne oerkunstvorm in Europa.

Door Danchevs gedetailleerde reconstructie van Magritte in de Verenigde Staten komt als bonus een verklaring voor de vele bijna identieke werken van Magritte, zijn variants die hij repliques noemde. Hij blijkt vaak één versie voor Amerika en één voor België geschilderd te hebben! Aan de keukentafel, want een eigen atelier heeft hij nooit gewild.

Danchev heeft nergens bewijs gevonden voor de geregelde inzet van assistenten, al had Magritte daar vermoedelijk principieel niets op tegen: ‘Hij was geen kunstenaar, zei hij stellig, en hij weigerde zich zo te laten noemen; hij was een denker en communiceerde zijn gedachten door middel van het schilderen.’ Magritte moest niets weten van academische praatjes over de ‘penseelvoering’ in zijn olieverfschilderijen (die inderdaad zo vreselijk plat, zo onklodderig is vergeleken met vrijwel alle 19e- en 20e-eeuwse modernen, van Vincent van Gogh, Renoir tot Anselm Kiefer).

Dit posterachtige schilderen heeft overigens vele vervalsers op het verkeerde been gezet, meldt Danchev, zonder in hun criminele details te treden. Bij stevige analyse blijkt zijn ambachtelijk aandoende techniek, ook in de replicaties, namelijk ‘helemaal niet zo anoniem en onopmerkelijk’. Maar ondanks die ‘eigen vingerafdrukken’ zijn de qua kleuren en maten getrouwe reproducties van de werken van Magritte prima alternatieven voor the real thing, zoals uit de blijvende populariteit van de posters mag blijken. Magritte in een interview:

‘Ik probeer er altijd voor te zorgen dat het feitelijke schilderwerk niet merkbaar is, dat het zo min mogelijk zichtbaar is. Ik werk meer als een schrijver die probeert de eenvoudigste toon te vinden, die alle stilistische effecten schuwt.’

Niet hoe maar wat

Als je naar de schilderkunst kijkt zoals die tot 1914 bestond en werd gedoceerd, voornamelijk als een opeenvolging van mooie (prachtig geschilderde) mensen, vrouwen en landschappen, mooie schepen, interieurs, voorwerpen, stoffen, stillevens, dieren en boeketten, en mooie charges tijdens veldslagen, mooie bijbelse figuren, Griekse goden en boeren, dan moest die geschiedenis onvermijdelijk ophouden na de Eerste Wereldoorlog.

De beelden van die gruwelijk lelijke totale oorlog van 1914-1918 en de ervaringen van jongvolwassenen als Magritte in bezet België en op andere slagvelden, die maakten het voor die generatie onmogelijk om na 1918 door te gaan alsof het streven naar schoonheid in de schilderkunst een vaststaand gegeven was, en niet een of andere uit het niets komende vernieuwingsdrang.

Het heeft altijd een ontredderend effect op studenten, vertelde een docente me ooit, als ik tijdens een college heel snel enkele tientallen bekende meesterwerken vanaf de Renaissance laat zien, en dan even snel foto’s van de Eerste Wereldoorlog over dezelfde thema’s. De werkelijkheid van 1914-1918 sloeg vier eeuwen kunst dood, was haar boodschap.

Hoeveel ellende heb je nodig om de Mona Lisa niet mét snor na te schilderen zoals Magrittes vriend Marcel Duchamp deed? De twee waren het eens dat ‘retinale kunst’, kunst die het oog wilde plezieren, plaats moest maken voor een ‘post-retinale kunst’ die het schilderen in dienst stelde van de geest. Magrittes motto was: het gaat er om wat er wordt geschilderd, niet hoe. De mensen moesten opnieuw leren denken en ook de kunsten moesten zichzelf opnieuw uitvinden. ‘Ik haat mijn verleden en dat van anderen,’ zei hij.

Magritte mag naar eigen zeggen vooral op weg geholpen zijn door één enkel revolutionair schilderij van de Italiaanse Giorgio de Chirico (Le chant d’amour) waarvan hij ergens in Brussel als twintiger een reproductie zag, zijn uitvindingen en ontdekkingen waren in de jaren 20 volstrekt origineel, uniek en persoonlijk, te vergelijken met de originaliteit van Max Ernst, Salvador Dalí, Yves Tanguy, Juan Miró.

Gedachte-beeld-titel

Bij sommige van Magrittes ruim 1100 schilderijen en 800 werken op papier, denkt de toeschouwer terecht intuïtief de gedachte (of de grap, of de provocatie) te begrijpen, vooral zijn woord-schilderijen (Ceci n’est pas une pipe), maar bij andere is de gedachte moeilijk te volgen, ook door de vaak cryptische titels. Wat te denken van een miniatuurtrein die in volle vaart uit een schouw komt aangereden? Van een kolossale steen die uit het raam kijkt? Van al die mannen met bolhoedjes? Van totaal versteende stillevens? De schilderijen zijn geen fantasieën, geen dromen, de dingen symboliseren niets. Danchev merkt over de dubbelzinnigheid van vele schilderijen op:

‘De manier waarop Magritte verwachtingen opwekt en dan frustreert is zoiets als kijken naar een film en dan ontdekken dat de volgende rol kwijt is.’

Een grote verdienste van Danchev is zijn poging om vooral uit Magrittes brieven aan vrienden en vriendinnen, medewerkers en subversieve medestanders, andere kunstenaars, galeriehouders, dichters en denkers de gedachte achter de beelden en de titels van enkele van zijn meesterwerken te achterhalen. De twijfelende museumbezoeker kan zich af en toe verontschuldigd voelen: Magritte en zijn getrouwen verwierpen vaak eerst tientallen titels en de schilder zelf publiceerde sommige teksten niet omdat hij er niet in slaagde een gedachte goed onder woorden te brengen.

La Durée poignardée uit 1938

Arme tak van het surrealisme

Fascinerend is wat Danchev heeft weten te verzamelen over de jeugd van Magritte. Het is te veel om zelfs maar op te noemen hier, maar erg belangrijk voor een beter begrip van latere voorwerpen op de schilderijen zoals de ballonnen en kisten. De stukken over zijn vrouw Georgette zijn veel voorzichtiger (legde deze als burgermannetje poserende artiest die altijd in pak zijn hond op tijd uitliet, geregeld opeens zijn kwasten neer om even naar een bordeel te gaan?), evenals de informatie over de locaties waar hij heeft gewoond, de interieurs van zijn huizen, de familie van het koppel, zijn syfilis, bronchitis en reuma, de manier waarop hij zijn geld uitgaf toen hij dankzij tentoonstellingen in de Verenigde Staten eindelijk een beetje rijk werd.

Maar Danchev gaat helemaal los over Magritte als onderdeel van de naoorlogse surrealistische beweging, want Magritte werd door de Franse paus van het surrealisme, André Breton, beschouwd als de Belgische arme tak van de beweging. Hij en andere Parijse ‘revolutionairen’ namen Magritte kwalijk dat hij zonder last te hebben van minderwaardigheidsgevoelens in zijn Waalse Charleroi-dialect bleef spreken en dat hij als een soort cover uiterlijk een volstrekt kleinburgerlijk bestaan leidde, niet de onaangepaste bohémien uithing en geen vrouwen verslond. Zijn verhuizing met Georgette naar een stadje vlakbij Parijs hielp niet daar verandering in te brengen, de Parijse elite ging echt niet op bezoek in de periferie.

Dalí, die geen last had van het Parijse bourgeois snobisme, nodigde Margritte uit om samen met hem in zijn atelier in Spanje te schilderen en vooral zijn knappe vrouw mee te nemen, maar in Parijs werd uiteindelijk het feit dat Georgette tijdens een bijeenkomst een christelijk kruisje om haar hals had hangen, de reden voor een definitieve breuk tussen Magritte en Breton. En voor een grote wraakactie van Magritte met een zeer vulgaire reeks ‘vache’-werken waarin hij onbarmhartig de klassenverschillen tussen hen uitmat, op een expositie in… Parijs.

Laatste hoofdstuk

Danchev overleed voordat de biografie af was. Sarah Whitfield, die aan het project in Houston had meegewerkt, heeft het laatste hoofdstuk over Magrittes leven na de Tweede Wereldoorlog geschreven. Lijkt mij prima gelukt. Ze zag ervan af om, zoals Danchev van plan was, nog een hoofdstuk toe te voegen over de invloed van Magritte op jongere generaties en op de beeldvorming in de reclame en populaire cultuur.

Omdat Danchev zonder veel kunsthistorisch jargon schrijft en Magrittes leven heeft opgedeeld in thematische hoofdstukken, waardoor lichte en zwaardere kost elkaar afwisselen, is dit een boek voor zowel studenten kunstgeschiedenis als alle andere geïnteresseerden. Frequenter dan in andere schildersbiografieën worden illustraties ingezet om meteen te laten zien waar het over gaat, weliswaar niet in kleur, dat zou te duur zijn, maar het is toch een vooruitgang, naast de gebruikelijke katernen met kleurenfoto’s. De lezer zou verder kunnen steunen op het boek Atelier Magritte, met wel 400 kleurenillustraties. Ten slotte bevat de biografie een voorbeeldig register en een lijst van de titels van de schilderijen met de pagina’s waar je er meer over kunt lezen.

Magritte – Een leven
Alex Danchev en Sarah Whitfield
Het Spectrum
ISBN hardcover 9789000374526
ISBN ebook
Verschenen in november 2021

Waarschuwing: in het e-book (Kindle-versie van Amazon) ontbreken vrijwel alle illustraties

Bestelinformatie

Bestel als hardcover bij bol.com (€ 44,99)
Bestel als ebook bij bol.com (€ 19,99)

Koop bij Athenaeum Boekhandel

Bestel als hardcover bij Athenaeum Boekhandel (€ 44,99)
Bestel als ebook bij Athenaeum Boekhandel (€ 19,99)
Anneke van Ammelrooy
Anneke van Ammelrooy
Anneke van Ammelrooy (1955) is journalist en vertaalster. Ze schreef onder andere Alles is er niet, een persoonlijk verslag van haar eerste jaar in Irak. Ze was hoofdredactrice van het Leids universiteitsweekblad Mare, Publiek Domein, Keesings Historisch Archief en OR-informatie. Voor de Volkskrant schreef ze over cultuur en politiek. Bij het ANP was ze redacteur Arabische landen. Ze werkt aan een boek over de toekomst van politieke partijen (2003-2010).

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in