Leven zonder zekerheden. Johanna Kuiper 1896-1956

Een brievencollectie tussen een Duitse en een Nederlandse vriendin bleek een goudmijn te zijn voor een biograaf. In Gedurfd leven beschrijft J.J.F. van Melle het leven van schrijfster Johanna Kuiper, de concubine van Floor Wibaut en verzetsstrijdster, als een spannende roman. De werkelijkheid blijkt weer eens ongelofelijker dan fictie.

Johanna Kuiper werd in 1896 geboren in een Doopsgezind predikantengezin dat steeds welvarender werd. Als kind woonde Hannie in ‘duizelingwekkend deftige’ huizen met veel personeel en een welvoorziene bibliotheek. Hoewel ze intelligent was, verliep haar schoolcarrière moeizaam. Het dromerige en wispelturige meisje was vaak schoolziek en genoot daarvan: “Daarna hoefde je niets anders dan stil in je bed te liggen en heel de dag tijd te hebben om van alles te bedenken en weg te dromen.” Ze voelde zich vaak onbegrepen: “Niet begrepen worden, niet uit kunnen leggen waarom, vreemd aangekeken worden terwijl je dacht op te komen voor het goede en het heilige.” Een stiekem bezoek met haar broer Taco aan een achterbuurt op een oudejaarsavond gaf haar een inkijkje in de ‘vreemde wereld’ van armoede en ellende. Zij ontwikkelden beiden een socialistische visie op de samenleving.

Theologiestudie

Een vriend van de familie, hoogleraar Philip Kohnstamm, de grondlegger van de wetenschappelijke pedagogiek, speelde een belangrijke rol in Johanna’s leven. Op alle cruciale momenten in haar leven was hij er voor haar, als mentor of inspirator. Als een van de weinigen zag hij méér in Hannie Kuiper en stimuleerde haar om zichzelf te ontdekken. Tot ieders verrassing ging ze in 1917 theologie studeren. Ze was onder andere geïnspireerd door de christelijke meisjeszomerclubs van Nederlandse Christen Studenten Vereniging NCSV, waar ze ook leiding gaf. In het NCSV-blad Eltheto schreef ze haar eerste stukken, onder andere over de jonge theoloog Martin Buber. Tijdens de studie maakte ze kennis met getalenteerde vrouwen, zoals de wiskundige Auda Snethlaghe, die ook uit het Noors vertaalde. Via vriendin Selma Prins kwam ze in contact met de Joodse traditie. Nog belangrijker was de kennismaking, via de NCSV, met de Duitse student theologie Will Völger en diens verloofde Hilde Hoppe in de zomer van 1920. Vol idealen zette ze zich in voor de bewoners van de ‘sinaasappelkissieswijk van Wibaut’. In dit Nooddorp in Amsterdam-Noord stonden honderd houten noodwoningen voor arbeiders. Johanna leidde onder meer meisjesclubs in ‘Ons Huis’, een voorloper van maatschappelijk werk in Nederland.

Woninginspectrice wordt zwanger

In 1921 brak Johanna haar studie af en begon haar zwerversleven. Aanvankelijk werd ze ‘woninginspectrice’ in de Limburgse Mijnstreek. Daar probeerde ze de ellende van de doodarme mijnwerkersgezinnen te verlichten. Haar eerste baan werd echter geen succes. Ook haar inzet in het tuindorp Vreewijk in Rotterdam voor jonge werkende vrouwen was van korte duur. Ze maakte daar wel kennis met dominee Anne Mankes-Zernike, een voorbeeld van een zelfstandige, intellectuele vrouw.

De grondtoon van Johanna’s leven was een romantische, maar ook wel oprechte hunker naar ‘echt, eenvoudig leven’. Die dacht ze te vinden in een liefdesrelatie met de stoere mijnwerker Willem van der Vuurst. Een eerste zwangerschap was tot hun opluchting geëindigd in een miskraam, maar begin 1924 was ze weer in verwachting. Ze wilde de zwangerschap absoluut niet laten afbreken, zoals Willem had voorgesteld, maar het was ondenkbaar dat een jonge ongehuwde vrouw uit zo’n vooraanstaande familie thuis haar kind zou kunnen krijgen. Haar Duitse vrienden Völger waren ruimdenkender. In het dorp Hellstein vond Johanna haar nieuwe Heimat en een warm bad van gelijkgezinden. De Völgers waren deel van de spirituele gemeenschap ‘Neuwerker’, genoemd naar hun blad ‘Das Neue Werk’.Hoewel Will vaak kritiek op Hannies levenswandel had, bleef hun relatie altijd warm en open. Op 18 juli 1924 werd haar zoon Willemke geboren in de kliniek van Schlüchtern in Hessen in aanwezigheid van Hilde. Johanna nestelde zich in de pastorie in Hellstein en hielp mee in het huishouden en in de gemeente.

Bestaanszekerheid

Om geld te verdienen, ging Johanna schrijven, aanvankelijk vooral journalistieke stukken. Een grote handicap was haar slordigheid. Moeder Kuiper leverde een ‘ongelofelijke prestatie’ door al Johanna’s werk te corrigeren en in het net over te schrijven. “Zonder haar monnikenwerk was het met Hannies letterkundige aspiratie waarschijnlijk heel anders gelopen,” denkt de biograaf. Moeder Kuiper kwam naar Duitsland om kennis te maken met de Völgers. Enige jaren later werd Will ‘budgethouder’ voor Johanna. Alles wat zij verdiende met haar pen, werd via hem verrekend. Zij kreeg maandgeld en vond dat prima, omdat ze niet goed met geld kon omgaan.

Philip Kohnstamm bezorgde Johanna haar eerste vertaalopdracht. Hij opende de deur bij uitgeverij De Ontwikkeling, voorganger van de Arbeiderspers, waar de Amsterdamse SDAP-wethouder Floor Wibaut veel invloed had. Zij had vrijwel altijd een vertaalproject onder handen, soms uit het Engels maar vooral het uit Duits dat zij inmiddels vloeiend sprak. Ook was zij de vaste vertaler van de boeken van Stanley Jones, een Amerikaanse methodistenpredikant.

Daarna volgde een eigen project, naar een idee van Kohnstamm. Het werd een boek over enkele grote oudtestamentische figuren ‘in de lijst’ van hun tijd. Voorjaar 1926 verscheen ‘Van Gods geslacht’, met een voorwoord van Kohnstamm. Het was Johanna gelukt om van de Bijbelse personages ‘mannen en vrouwen van vlees en bloed’ te maken. Zij bleek een groot talent te hebben voor het hervertellen van Bijbelse verhalen en het inzichtelijk maken van de drijfveren van Bijbelse figuren.

Koning Floor

Door haar contacten met de Duitse Neuwerkers en haar journalistieke werk groeide Johanna’s zelfbewustzijn. Toen ze enige tijd in Nederland was begon zij een amoureuze relatie met de veel oudere Floor Wibaut, de man die haar de vertaalopdrachten had toevertrouwd. Ze schreef Hilde in geuren en kleuren over hun ontmoetingen. Ze stelde Wibaut in haar brieven voor als regelrecht geschenk van God en noemde hem altijd ‘Mijn Koning’. De biograaf legt helder uit dat voor Johanna Kuiper seks en religie nauw verbonden waren. “Hannie beleefde hartstocht als een gave die je dicht bij jezelf, bij de liefde, bij God en bij een ander mens kon brengen.”

Toen hun relatie vastere vormen aannam, speelde Wibaut open kaart. Hij sprak met haar ouders en sloot enkele jaren later een verzekering op haar leven af. Voor de zekerheid liet hij de polissen naar haar broer Taco sturen.   Johanna kwam soms openlijk als zijn concubine op partijbijeenkomsten. Ook zijn echtgenote, Mathilde van Berlekom, accepteerde de liaison, die van grote invloed op Wibauts denken over relaties is geweest. In 1932 getuigden ze met een gezamenlijke publicatie ‘Wordend Huwelijk’ van hun open huwelijk en braken zij een lans voor seksuele hervorming in het benepen Nederland. Johanna werd echter niet genoemd in het boek.  

Tussen het stadsproletariaat

Na de geboorte van Willemke beleefde Johanna enkele onrustige jaren. Ze woonde een poosje in de Italiaanse badplaats Dino Marina en in Florence, waar zij onderzoek deed naar kunstwerken om over te schrijven. Ook verbleef ze enige tijd in München bij Lotte Kohnstamm, een nicht van ‘oom Philip’. Lotte bracht haar in contact met gravin Gertrud von Helmstedt, gescheiden vrouw met een grote vriendenkring van alternatieve dichters en kunstenaars. Eind 1928 kwam Johanna definitief terug naar Nederland. Ze vond een arbeidershuisje in Nieuwendam tussen het stadsproletariaat. Daar zocht ze naar balans tussen het proletarische leven, het moederschap, schrijven en vertalen, familierelaties en het leven met de Wibauts. Ze wilde weliswaar bij ‘deze mensen horen’, maar bleef toch anders dan haar buren. De relatie met Wibaut, waarin zij altijd de ‘wachtende’ partij moest zijn, riep een verlangen bij haar op om zich actiever in jonge buurmannen te verdiepen.  

In 1934 werd ze opnieuw zwanger, niet van een Amsterdamse buurtgenoot, maar van de Joodse kunstschilder Fred Prins. Ze had deze broer van haar jeugdvriendin Wilma Prins in de trein ontmoet. Prins wilde echter beslist geen ‘vadertje en moedertje’ spelen. Wibaut stelde voor om het kind aan haar kinderloos gebleven broer Frits en zijn vrouw Ans af te staan of om een abortus te betalen, maar Johanna had andere plannen. Zij wilde naar Zweden om daar te bevallen en (kinder)boeken over Zweden te schrijven. Willem bleef achter bij een gastgezin in Nieuwendam en broer Taco moest haar ouders inlichten.

Weer was Hilde Völger aanwezig bij de bevalling en weer was het een jongen. Kristofer (Rik) werd geboren op 23 oktober 1934. Omdat Johanna ervan overtuigd was geweest dat de baby een meisje was, stuurde ze telegram naar haar broer Taco: “Marianne is geboren en het is een jongetje.” Bijzonder is dat Johanna ook dit (half-Joodse!) kind gelijk liet dopen, terwijl een zuigelingendoop tegen de Doopsgezinde traditie in gaat.

Deus ex machina

Enkele maanden later, in haar nieuwe onderkomen op het Purmerplein, uiteraard weer door Wibaut geregeld, kreeg Johanna bezoek van een haar onbekende jonge Hervormde predikant. Volkomen onverwacht vroeg deze Klaas Abe Schipper haar ten huwelijk. Dat zij een alleenstaande moeder van twee onechte kinderen met een bedenkelijke reputatie was en vijf jaar ouder vond hij ‘in het geheel niet onoverkomelijk’. Na veel twijfels nam zij het ‘haast hulpeloze’ huwelijksaanzoek aan, wellicht onder invloed van haar broer Frits die Schipper nog uit de studietijd kende. Broer Taco vond echter: “Gooi jezelf niet weg. Stel je niet met het allerlaatste tevreden.” Doorslaggevend was wellicht Will Völger, die schreef dat deze jongen een ‘geschenk van God zelf was’ die Johanna’s leven structuur kon geven. Ook Wibaut gaf zijn zegen en betaalde de huwelijksreis.

Zo werd de vrijgevochten Johanna domineesvrouw in Etersheim. Hun eerste vijf huwelijksjaren waren inderdaad een stuk rustiger. Zoals het hoorde bij haar functie, startte Johanna een koortje, gaf beter catechisatie dan haar man en leidde – met minder succes – de vrouwenkrans van de kerk. Ze zette haar socialistische verheffingsidealen voort met een ‘ontwikkelingsclub voor vrouwen’ en zat voor de SDAP in de gemeenteraad. De gemeenteleden vonden het maar een wonderlijk huishouden, maar accepteerden de bijzondere domineesvrouw om haar energie en inzet. Het leven met de teruggetrokken Klaas Abe, die nu het etiket ‘autistisch’ zou hebben gekregen, was echter niet makkelijk. Na zijn moeizame promotie in 1938 viel hij helemaal in een zwart gat. Hij leefde voor zijn preken die zijn toehoorders echter amper konden volgen. Voor de internationale spanningen had hij wel een goed oog en hij was vroeger dan veel anderen overtuigd van het gevaar dat de Duitse joden in hun vaderland bedreigde. In 1938 schreef hij al: “Antisemitisme is een internationaal geordend kwaad dat vernietiging predikt als nieuwe orde. De kerken hebben niet door hoe ernstig dat kwaad is. Ze zijn daarom ordeloos en weerloos.” 

Voor de kinderen was Klaas Abe een verstrooide, maar goede vader. Johanna kon haar twee zonen van verschillende vaders nu de naam van hun stiefvader geven, maar een derde kind, van haar wettige echtgenoot, kwam er niet. Johanna had de stuntelige Klaas Abe willen ‘redden’, maar het lukte haar niet om hem in bed te krijgen. Ze miste haar ‘Koning’, die in 1936 was overleden. Hoewel ze Floor Wibaut nog wel op zijn ziekbed had mogen bezoeken, was ze niet bij zijn begrafenis. Johanna voelde zich nu zowel weduwe als pasgetrouwde vrouw. Als ze het echt niet meer trok in de pastorie, ging ze naar een gehuurd bovenkamertje in Amsterdam dat ze haar ‘Vluchtheuvel’ noemde om aan haar schrijfopdrachten te werken.  

Schuilplaatsen

Johanna had haar oudste zoon Willem laten testen in de Stichting voor Psyschotechniek, het instituut voor beroepskeuze van haar broer Taco en theoloog-psycholoog David van Lennep. Zij ontdekten dat Willem leesblind was. Door deze diagnose vielen ook de puzzelstukjes uit de jeugd van zijn moeder op hun plek: daarom had zij zoveel moeite gehad met schrijven! De grote, sterke Willem had een voorliefde voor het buitenleven en ging op een boerderij in Pommeren werken. Natuurlijk bracht Johanna hem zelf weg en bezocht haar Duitse vrienden, waar zij zeer bezorgd om was. Zoon Kristofer (Rik) was juist intellectueel zeer begaafd. Hij werd bij Kees Boekes ‘Werkplaats’ in Bilthoven ondergebracht, niet lang nadat de Duitsers Nederland waren binnengevallen. Zodra Rik weg was, liet Johanna schuilplaatsen aanbrengen in de pastorie. Al in een vrij vroeg stadium namen Klaas Abe en Johanna onderduikers in huis, zowel volwassenen als Joodse kinderen. Het contact liep via bevriende predikanten en vooral Johanna leverde de praktische zorg. De Joodse kinderen, onder wie Theo Stibbe en Sam Segal, zou Johanna tot haar ‘inventaris’ gaan rekenen. Begin juli 1943 deed de Grüne Polizei een inval op de pastorie en nam de onderduikers mee. Johanna was toevallig op reis, maar Klaas Abe Schipper werd gearresteerd. Hij werd na vijf maanden vrijgelaten, waarna hij in Groningen bij zijn moeder ging wonen om bij te komen. Daar werd hij weer gearresteerd en bij het verhoor ernstig mishandeld.

De laatste oorlogsjaren waren nog uitputtender voor Johanna. Twee zonen van Taco werden vermoord vanwege hun verzetsactiviteiten. Met hulp van Henriette Pimentel wist ze Theo vrij te krijgen uit de crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg. Ze woonde op verschillende adressen, met en zonder de kinderen. Een blessure aan haar enkel zorgde ervoor dat ze voortaan mank liep. Toen ze in januari 1945 haar zoon Rik op de boot naar Friesland zette, vertelde ze hem, bang dat ze hem nooit meer zou zien, dat Fred Prins zijn vader was en niet Klaas Abe Schipper. Al die tijd hield haar werk aan een omvangrijke Kinderbijbel haar op de been. Het manuscript werd meer dan eens wonderbaarlijk gered.

Na de bevrijding bouwden Klaas Abe en Johanna moeizaam weer een leven op. De gemeente van Etersheim had liever eigenlijk de populaire vervangende dominee gehouden. Wonderlijk genoeg sprong Johanna bij de zuiveringen in de bres voor een NSB’er Jan Koster, die haar in de oorlog geholpen had. Een kaas die hij haar als dank stuurt, bracht ze echter terug met de tekst: “Zulke dwaasheden zijn niet strafbaar, maar ik kan het niet uitstaan.” Pas in 1947 was er weer contact met de Völgers. Zij hadden zich moedig gedragen en Will had door anti-nationaalsocialistische uitlatingen lang in de gevangenis gezeten. Ze moesten zich nu verhouden tot de nieuwe communistische regering en het leven achter het IJzeren Gordijn. Tot Johanna’s grote verdriet pleegde haar lievelingsbroer Taco in september 1945 suïcide. In februari 1949 werd Klaas Abe getroffen door beroerte. Hij stierf enkele dagen later, slechts 42 jaar oud.

Dopers en dwars

Johanna moest nu de pastorie verlaten en vertrok naar Amsterdam. Het hoofdstuk ‘Dopers en dwars’ vertelt van Johanna’s avonturen in Amsterdam. Zij woonde aan de Herengracht op een etage van een familiehuis met Rik en de voormalige onderduiker Sam Segal, die veel pleegouders had versleten. Ook pleegzoon Theo Stibbe kwam aan en af. Zoon Willem was met zijn vrouw en zoontje Klein-Klaasje de oorlog goed doorgekomen. Hij kreeg, zoals alle jongeren na de oorlog, zijn gymnasiumdiploma cadeau en kon daardoor studeren in Wageningen. Zijn overhaast gesloten huwelijk sneuvelde echter, waardoor Johanna de zorg voor haar kleinzoontje kreeg.

Johanna kreeg een baan als leiding van de doopsgezinde zondagsscholen en tienergroepen. Dat werd geen succes. Ze was te eigenzinnig en gaf te veel geld uit. Zo bracht ze haar broer Frits, inmiddels net als zijn vader predikant in de Singelkerk, in een lastig parket. De biograaf analyseert helder: “Het lijkt erop Hannie in deze periode steeds harder is gaan terugslaan als ze zich in haar waardigheid bedreigd voelde en daardoor de controle volkomen is kwijtgeraakt.”

Met haar kinderboeken had Johanna meer succes. In de naoorlogse jaren was veel behoefte aan goede kinderliteratuur. Vaak spiegelde ze zich in haar hoofdpersonen, die brokkenpiloten zijn met een gouden hart. Haar Kinderbijbel was eindelijk af en werd goed ontvangen, maar was aanvankelijk veel te duur: 15 gulden voor 640 pagina’s. De tweede druk was gelukkig veel goedkoper en daarvan zijn tienduizendenden exemplaren verkocht. Het ‘vervolg’, een kleuterbijbel, rondde Johanna af op de zolder van de pastorie van Etersheim die ze even mocht huren van de nieuwe bewoners.

Een prachtig slot

Na deze moeilijke periode kreeg Johanna de kans om naar Indonesië te gaan. Ze wilde graag naar het land dat nu zelfstandig was, waar haar broer Esgo een goede positie had en waar haar zoon Wim inmiddels op een suikerfabriek werkte. De financiën voor de reis kwamen van Theo Stibbe, die sinds zijn 21e verjaardag in 1955 kon beschikken over de grote erfenis van zijn vermoorde ouders. Dat ‘verdomde geld’ van Theo heeft Johanna een fantastische ervaring bezorgd. Ze genoot ‘bovenmatig’ van de reis, de ontmoetingen met haar familie en het land. Met Wim reisde ze over Java. Ook ging ze naar Pati, een zendingsgebied van de Doopsgezinden, waar ze direct een band opbouwde met de gastvrije arts Marthe Ropp. Die nam haar mee naar verafgelegen dorpjes en als ‘Ibu Johanna’ maakte ze furore op de kerkelijke kerstfeesten. Volkomen onverwacht kwam Johanna in februari 1956 te overlijden aan de gevolgen van trombose, op een moment dat ze gelukkiger was dan ze in jaren was geweest. Haar graf in Pati is omgeven door graven van Chinese christenen. Ze had de reis met een vooruitziende blik al ‘een prachtig slot’ genoemd.

Een roman

Marthe Ropp vertelde later: “Johanna was een roman!” Hilde Völger schreef over haar vriendin: ‘Zij is de sterkste vrouw die ik ooit heb ontmoet. Het bijzondere aan haar was haar onbetwistbare waarachtigheid, waardoor zij het risico aanging zonder zekerheden te leven, met een vertrouwen dat ze vaak zelf niet begreep.” De staat Israël beloonde Johanna en Klaas Abe Schipper postuum met een Yad Vashem onderscheiding voor hun moed in de Tweede Wereldoorlog.’ Ook ik ben na het lezen van de biografie vol bewondering voor de levenslust, de flexibiliteit, het doorzettingsvermogen en de durf van Johanna Kuiper. J. J.F. van Melle is dan ook een empathische biograaf, die veel begrip op kan brengen voor zijn eigenzinnige personage en de onconventionele keuzes die ze maakte.

Slechts af en toe bromt hij op haar, bijvoorbeeld als zij haar ouders overvalt met een lange logeerpartij, met kind, in hun kleine woning: “Het is onbegrijpelijk hoe zij haar ouders hier op de proef heeft gesteld.” Ook is hij kritisch op haar tamelijk Spartaanse opvoedingsstijl en vooral op de onbehoorlijke manier waarop ze haar jonge vrienden Joke van Kuipers en Harry van Mierlo behandeld heeft. In een openhartige brief aan dat paar schreef Johanna dat ze het met medemensen niet goed redden kon: “Als moeder ben ik gelukkig geweest. Zelfs als pleegmoeder […] Daar tegenover staat het hele grote verdriet: ik heb nooit met anderen kunnen samenwerken; dat ging, ook als ik het met alle kracht die in mij was, probeerde, altijd fout.”

Over de inhoud en receptie van haar jeugdboeken schrijft Van Melle helaas niet zo veel, wel over haar werk aan de jeugdbijbels. Hij plaatst haar leven en overtuigingen in een generatie bevlogen intellectuele protestanten zoals Philip Kohnstamm en onderwijsvernieuwer Kees Boeke. In die hoofdstukken lees je nog de sporen van Van Melles proefschrift uit 2015 over de geestelijke ontwikkeling van Johanna Kuiper.

Familiebiografie

Hoewel de focus in Gedurfd leven uiteraard op Johanna ligt, is het bijna een familiebiografie van de Kuipers en van Johanna’s zelfgekozen familie geworden. Biograaf Van Melle besteedt veel aandacht aan het (geestelijk) leven van haar ouders, haar beroemde ooms en tantes zoals Marie Muller-Lulofs, haar zonen en haar broers Taco, Frits, Esgo en Sam en hun echtgenotes. Het is dan ook prettig om in de epiloog te lezen hoe het alle nabestaanden van Johanna Kuiper verging, onder wie ook Johanna’s bijzondere vrienden Hilde en Will Völger. Een belangrijke bron van het boek zijn immers de bijna tweehonderd brieven die de vrienden tussen 1925 en uitwisselden. Van Melle heeft de verleiding kunnen weerstaan om lange citaten uit de brieven op te nemen en heeft gekozen voor een levendige transcriptie van de correspondentie. Dat werkt goed. Met een grote hoeveelheid andere bronnen, zoals Johanna’s brieven aan Rik en de memoires van Theo Stibbe, kon hij lacunes opvullen. Kenmerkende citaten uit haar brieven sieren de hoofdstuktitels. De treffendste had ook de titel van het boek kunnen zijn: “Je hoeft me niet te duwen, ik kan het alleen.”

Gedurfd leven. Johanna Kuiper (1896-1956)
J.J.F. van Melle
Uitgeverij Verloren
ISBN 9789464551075
Verschenen in april 2024

Bestelinformatie

Bestel als paperback bij bol.com (€ 25,00)

Petra Teunissen-Nijsse
Petra Teunissen-Nijsse
Petra Teunissen-Nijsse werkt als freelance redacteur, journalist en biografisch onderzoeker. Zij publiceerde over Louis Couperus, Carry van Bruggen en Clare Lennart. In juni 2017 promoveerde zij op het proefschrift Voor ’t gewone leven ongeschikt. Een biografie van Clare Lennart. Haar tekstbureau heet Leven in Woorden

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in