Soms leggen auteurs uit waarom ze hun plan om een bepaalde biografie te schrijven niet hebben uitgevoerd. Als biograaf van Alexander Gogel, Bataafs bewindsman van Financiën, trof mij een dergelijke toelichting in het baanbrekende werk Patriots and Liberators van de vermaarde Britse historicus Simon Schama. In 1966 aan het begin van zijn loopbaan had Schama in Londen een ontmoeting met een Nederlandse hoogleraar om hem zijn plan voor te leggen om een biografie van Gogel te schrijven. Deze niet bij naam genoemde geleerde vertelde hem echter dat hij juist een week eerder een manuscript met een levensbeschrijving van Gogel op zijn bureau had gekregen.
Later bleek dat een vergissing, het ging om een biografie van Goldberg, een vriend van Gogel. De hoogleraar moet wel I.J. Brugmans zijn geweest, bij wie W.M. Zappey in 1967 op die biografie promoveerde. Toen Schama het misverstand ontdekte, was hij intussen al op weg met zijn Patriots and Liberators. Ook in deze algemene studie was Gogel een van de hoofdfiguren of misschien zelfs wel de belangrijkste speler op het politieke toneel. Hij is dan ook wel aangeduid als ‘the darling’ van Schama, die hoog opgaf van Gogels politieke bevlogenheid.
Niet een vergissing, maar het vastlopen van haar onderzoek leidde tot het stopzetten van de voorbereiding van een biografie door de sociologe Ulla Jansz. In een bundel over feminisme en biografisch onderzoek (1988) lichtte ze uitvoerig toe hoe ze Heleen Ankersmit als exemplarisch voor de progressieve vrouwenbeweging had willen uitbeelden. Ankersmit speelde in de eerste decennia van de twintigste eeuw een rol in socialistische en communistische vrouwenorganisaties.
Jansz vond Ankersmit aanvankelijk een heldin, omdat zij haar feministische ideeën niet ondergeschikt wilde maken aan de conservatieve socialistische gedachten op dit punt. De biografe kwam met de opzet van haar studie in de knoop toen bleek dat Ankersmit zich uiteindelijk toch had geconformeerd aan het afwijzen van aparte vrouwenstrijd. Daarna werd de auteur zich er ook nog van bewust dat Ankersmit de dochter was van een Deventer textielfabrikant. Toen Jansz dit niet als een interessant element, maar als een moeilijk te nemen hindernis voor haar biografie zag, zette zij haar werk stop. Ankersmit bleef haar echter fascineren. Jansz verzuchtte nog, dat als zij ooit nog eens verder zou gaan met het onderzoek naar het leven van Ankersmit, ze zich onbekommerd zou laten meeslepen. Ze zou de biografie dan schrijven met ‘een zuiver verstrooiend oogmerk’. In lijn daarmee vroeg ze zich af of biografisch onderzoek wel een wetenschappelijk product van vrouwenstudies moest zijn. De biografie is er niet meer gekomen. Wel verschenen enkele biografische schetsen van Ankersmit van de hand van andere auteurs.
Ook de historicus Doeko Bosscher liep vast met zijn onderzoek voor een biografie. In 2005 beschreef hij uitvoerig in een curieus artikel hoe hij in 1990 enkele jaren na het overlijden van de socialistische politicus Den Uyl het werken aan diens biografie als een loden last was gaan ervaren. Bij interviews was hij gestuit op een muur van verering rond Den Uyl. Na ruim zeven jaar te hebben gewerkt aan de biografie, was hij dan ook gestopt. Het schrijven van een mooie en kritische biografie was volgens hem onmogelijk geworden.
Hij memoreerde wel dat inmiddels de politicologe Anet Bleich aan een Den Uyl-biografie begonnen was. Hij constateerde dat de roem van het kabinet-Den Uyl intussen was verbleekt en dat de hoofd- en bijfiguren uit de omgeving van Den Uyl ‘bij hun positieven waren gekomen’, zodat ze Bleich konden helpen om een mooie en kritische biografie te schrijven. Zijn voorspelling is uitgekomen. In 2008 publiceerde Bleich haar biografie. De historicus Dik Verkuil vond deze toch nog te weinig kritisch en publiceerde een decennium later een eigen biografie van de staatsman.