Vrijpostig en hinderlijk meedenken
“Zouden we dat niet een slag anders kunnen doen?, was de stereotype vraag van minister-president Lubbers, als hij weer eens meedacht met één van zijn ministers, waarna hij dan uiteindelijk vaak met een voorstel kwam om het beleid drastisch te wijzigen. Een treffend voorbeeld van meedenken heb ik zelf als Financiën-ambtenaar meegemaakt. Eind december 1991 kreeg premier Lubbers uit handen van de gewezen thesaurier-generaal Emile van Lennep diens memoires.
In zijn dankwoord richtte de premier zich bij afwezigheid van zijn minister van Financiën Wim Kok tot mij als secretaris-generaal van het ministerie. Van Lennep had in zijn boek bepleit, dat de thesaurie en het directoraat-generaal rijksbegroting, die na zijn vertrek waren gesplitst, weer zouden worden samengevoegd. Lubbers beval aan om dat advies op te volgen bij de reorganisatie van de rijksdienst. Kok was niet gediend van dit vrijpostige meedenken door zijn premier, dat in een openbare bijeenkomst en dan ook nog via een ambtenaar als boodschapper plaatsvond. In een korte reactie merkte hij op, dat Lubbers een relevante overweging voor de splitsing niet had vermeld, waarschijnlijk uit kiesheid tegenover Van Lennep. De oud-thesaurier had er in zijn boek zelf op gewezen, dat zijn arts hem destijds een rustperiode had voorgeschreven. Verder wees Kok erop, dat hij in een kamerstuk kort daarvoor had laten opnemen dat “de argumenten tot scheiding van de twee eenheden nog onverkort geldig zijn en zelfs nog zwaarder wegen dan destijds”. Als voorbeeld van impulsief meedenken door Lubbers, zonder goed op de hoogte te zijn en zonder te letten op de positie van de betrokken minister, zou deze anekdote goed gepast hebben in het boek dat Johan van Merriënboer en Lennart Steenbergen onlangs over de politicus Ruud Lubbers (1938-2018) hebben gepubliceerd.
Een schat aan informatie
De biografie, met de goed gekozen titel Een slag anders, heeft een wetenschappelijk karakter. De auteurs, verbonden aan het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis in Nijmegen, hebben een immense hoeveelheid materiaal bijeen gebracht in een boek van 800 pagina’s. Lubbers had weliswaar geen persoonlijk archief, maar tal van andere archieven zijn geraadpleegd, waaronder zelfs die van buitenlandse politici als Bush, Thatcher en Reagan. Verder hebben de handelingen van het parlement, een omvangrijke hoeveelheid literatuur en een vijftigtal interviews een schat aan informatie opgeleverd, vaak in de vorm van citaten. Ook waren er twee memoires van Lubbers zelf beschikbaar, gevaarlijke bronnen natuurlijk, en terecht zeer kritisch behandeld door de schrijvers.
Het beeld dat de biografen van Lubbers schetsen, is dat van een intelligente en inventieve politicus, een bij uitstek pragmatische en vaak opportunistische deelnemer aan het politieke spel. Zijn speeches waren vaak multi-interpretabel en onnavolgbaar, kortom Lubberiaans. Die warrigheid was een politiek instrument bij grote verdeeldheid, als hij geen positie wilde kiezen. Eveneens was het meedenken met andere ministers om intussen toch uit te komen op het eigen einddoel een politiek instrument voor deze premier, die in de Nederlandse verhoudingen toch niet meer dan de primus inter pares van de ministerraad was. Hij was een man met een bijzonder grote werkkracht, die een zeer belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de Nederlandse politiek in de jaren 1973-1994 en die alles in zich had om een succesrijk staatsman te worden. Door zijn hand nogal eens te overspelen, met name in zijn laatste actieve jaren als politicus, is hij echter uiteindelijk te boek komen te staan als een wat tragische figuur.
Jeugd en studie
Ruud Lubbers werd in 1938 geboren in een welgesteld gezin, zijn vader was een Rotterdamse fabrieksdirecteur. Toen hij elf jaar was, werd hij naar een kostschool van de jezuïeten in Nijmegen gestuurd, het St. Canisius College. Hij keek met gemengde gevoelens terug op deze kostschool met een Spartaans regime en een allesoverheersende rol van het katholieke geloof. Hij voelde zich er eenzaam en leerde er geen emoties te tonen.
Daarna studeerde hij economie in Rotterdam. Hoewel de biografie erg veel informatie bevat, komt de vraag niet aan de orde waarom hij als goed katholiek niet aan de katholieke economische hogeschool in Tilburg ging studeren. Deze vraag komt ook op, omdat Lubbers na zijn afstuderen in 1962 wel materiaal verzamelde om te promoveren op de katholieke sociaal-economische ideeën van de Tilburgse hoogleraar Martinus Cobbenhagen. De promotie kwam niet op gang, omdat hij en zijn broer Rob hun vader na diens overlijden in 1963 moesten opvolgen in het familiebedrijf. Terwijl hij wordt aangemerkt als een briljant econoom die cum laude was afgestudeerd, vernemen we niet of het opgeven van de promotie hem erg aan hart ging. Zijn grappig bedoelde uitspraak dat hij de economie als wetenschap al jaren geweld aan deed, gedaan in 1985 bij de toekenning van een eredoctoraat in de politieke wetenschappen in Seoul, werpt daar ook geen licht op. De naam Cobbenhagen komt verder in de biografie niet meer voor.
Eerste politiek-maatschappelijke activiteiten
Naast zijn activiteiten in het familiebedrijf toonde Lubbers maatschappelijk-politieke belangstelling als voorzitter van een organisatie van jonge werkgevers en lid van de Rijnmondraad. Vervolgens trad Lubbers op 34-jarige leeftijd als linkse KVP’er toe tot het kabinet-Den Uyl,. Hij was een onervaren, argeloze en politiek nog wat naïeve minister van Economische Zaken, die steeds meer optrad als belangenbehartiger van het bedrijfsleven. In het kabinet had hij geen gemakkelijke positie, hij moest optornen tegen doorgewinterde politici als Joop den Uyl en Jaap Boersma.
Laveren tussen oppositionele loyalisten in CDA-fractie en kabinet
Bij de opeenvolgende kabinetten-Van Agt werd hij gepasseerd voor een ministersfunctie. Als fractievoorzitter van het nieuwe CDA laveerde hij tussen de oppositionele loyalisten in de fractie en het kabinet. Mede door zijn toedoen kwam zijn partijgenoot minister Andriessen van Financiën ten val. Hier zien we de auteurs schuiven in de loop van hun betoog. Zij schrijven eerst zonder meer de val van Andriessen op het conto van Lubbers, maar wijzen vervolgens toch ook naar premier Van Agt en eindigen met de conclusie dat het gebrek aan wederzijds vertrouwen tussen de minister van Financiën en zijn collega’s de doorslag gaf bij de val van Andriessen. Ze vermelden niet, dat Van Agt veel later bij de presentatie van zijn eigen biografie bekende, dat de grootste fout van zijn premierschap “het laten gaan” van Andriessen was geweest.
Afwisseling van thematische en tijdgebonden verhandelingen
Doordat Van Agt zich niet meer beschikbaar stelde als premier, trad Lubbers in 1982 op als minister-president van het eerste kabinet-Lubbers, in een coalitie van CDA en VVD. Hier blijft de vraag onbeantwoord waarom de PvdA, die als grootste partij uit de verkiezingen was gekomen, buitenspel kwam te staan. Pas in het daaropvolgende thematische hoofdstuk over de kwestie van de plaatsing van kruisraketten wordt duidelijk, dat een meningsverschil met de PvdA over dit onderwerp daar de oorzaak van was. Hier wreekt zich de nogal gecompliceerde compositie van het boek met chronologische hoofdstukken, afgewisseld met thematische verhandelingen. Niet altijd worden daartussen verbanden gelegd. Storend is, dat vooral in de thematische verhandelingen veelvuldig heen en weer gesprongen wordt in de tijd. Er wordt teruggegrepen op voorgaande chronologische hoofdstukken en vooruit gelopen op nog volgende, tijdgebonden hoofdstukken.
Het thematische hoofdstuk over de kruisrakketten is uitgegroeid tot een monografie van 66 pagina’s. In een minutieuze verhandeling wordt een altijd actieve Lubbers geschetst, die communiceerde, analyseerde, vertrekpunten verwoordde, artikelen schreef, talloze compromissen naar voren schoof en varianten op varianten formuleerde. Een informatief relaas, maar de lezer raakt soms de draad kwijt door de zeer gedetailleerde weergave van dit alles.
De dominante factor van het bezuinigingsbeleid tijdens het premierschap
Bij het premierschap van Lubbers na 1982 was zijn verhouding met de ministers van Financiën van betekenis. Voor de drie kabinetten-Lubbers vormde het strakke bezuinigingsbeleid een belangrijk plechtanker, afgedwongen door de slechte financieel-economische ontwikkeling. De eerder vaak zwabberende Lubbers werd daardoor als het ware gedwongen tot een vaste koers, in elk geval bij dit belangrijke beleidsonderdeel. Hij steunde daarbij niet alleen op zijn ministers van Financiën, maar werd mijns inziens soms min of meer door hen geleid. De CDA’er Onno Ruding in de eerste twee kabinetten en de PvdA’er Wim Kok in het derde kabinet waren beide prozaïsche politici met een veel stabieler gedragspatroon dan Lubbers.
Er was nog wel een essentieel verschil in dit opzicht. Ruding had vakinhoudelijke motieven om minister van Financiën te worden, terwijl Kok vooral om politieke redenen voor juist dat invloedrijke departement had gekozen. Kok had zich voorgenomen zich niet te laten inpakken door de dominante minister-president Lubbers. De combinatie van de functie van minister van Financiën met die van vicepremier en politiek leider van de PvdA gaf hem daarvoor de noodzakelijke machtspositie. Lubbers was hierdoor nog afhankelijker van Kok dan eerder van zijn partijgenoot Ruding.
De Europese eenwording
In het derde kabinet-Lubbers speelde de Europese eenwording een grote rol. In een thematisch hoofdstuk geven de auteurs in twee opzichten daarvan een wat onvolledig beeld. In 1991 kwam onder Nederlands voorzitterschap het Verdrag van Maastricht zeer moeizaam tot stand. Op de “Zwarte Maandag” van 30 september werd het door ons land ingebrachte concept-verdrag door nagenoeg alle lidstaten afgeserveerd. Lubbers wist daarna slechts met veel moeite toch nog een gewijzigd verdrag tot stand te brengen. De auteurs noemen slechts tweemaal terloops de naam van Wim Kok, terwijl voor het financieel-monetaire aspect de inbreng van Kok essentieel was en zijn biograaf Marnix Krop hem dan ook terecht “hoofdaannemer” en “medearchitect” van de Europese Monetaire Unie noemde.
Een tweede onvolledigheid betreft de gang van zaken rond het voorzitterschap van de Europese Commissie. In december 1989 had Lubbers zich als enige regeringsleider tegenover bondskanselier Helmut Kohl opgesteld ten aanzien van de Duitse eenwording. Dat had tot gevolg dat Kohl de kandidatuur van Lubbers voor het voorzitterschap in juni 1994 blokkeerde. In een nogal ondoorzichtige verhandeling schetsen de auteurs de strijd van de Belgische premier Jean-Luc Dehaene en Lubbers. Zij suggereren dat Lubbers na zijn verloren strijd met Dehaene het – nogal rancuneus – toejuichte dat deze toch wel bekwame christendemocraat getroffen werd door een veto van de Britse premier John Major. Daarna werd de onbeduidende compromiskandidaat Jacques Santer voorzitter. Met de opmerking dat Lubbers met zijn opstelling de Britse premier Major “niet van een veto (tegen Dehaene) wilde afhouden”, suggereren de schrijvers zelfs dat Lubbers eraan meewerkte om zijn rivaal Dehaene buitenspel te zetten, toen hij zelf geen kans meer maakte.
Gelet op deze suggestie hadden de auteurs hier toch ook een relatie moeten leggen met het gedrag van Lubbers in de binnenlandse politiek. Daar had Lubbers in die tijd een nogal irrationele actie tegen zijn kroonprins Brinkman achter de rug, culminerend in het stemadvies om bij de verkiezingen op 3 mei 1994 op Hirsch Ballin in plaats van de CDA-lijstrekker te stemmen. Het CDA verloor vervolgens twintig zetels. Het grillige gedrag van Lubbers komt echter pas later in het desbetreffende tijdgebonden hoofdstuk aan de orde. Evenmin hebben de auteurs eerder bij de nogal overmoedige actie om als enige regeringsleider in 1989 Kohl tegenspel te leveren, een relatie gelegd naar zijn toen euforische stemming als premier in een nieuwe coalitie na gewonnen verkiezingen.
Na zijn nogal bittere afscheid van de politiek door de perikelen in het CDA brak een periode aan met tal van deeltijdfuncties, zoals een buitengewoon hoogleraarschap in Tilburg. Teleurstellend zal zijn geweest, dat geen multi-nationale onderneming hem als commissaris vroeg, terwijl hij toch uit het bedrijfsleven afkomstig was. Bovendien was het een fiasco dat hem in 1995 de functie van secretaris-generaal van de NAVO ontging door onverwachte Amerikaanse tegenstand. Zijn loopbaan kreeg na een intermezzo van vier jaren als hoge commissaris voor de vluchtelingen een dramatisch en bitter einde door een aanklacht wegens grensoverschrijdend gedrag. In 2010 was er nog een onfortuinlijk informateurschap. Hij beval aan om onderzoek te doen naar een kabinet van VVD en CDA met gedoogsteun van de PVV, maar daarna keerde hij zich in het openbaar tegen samenwerking met de PVV, kennelijk geschrokken van wat hij zelf teweeg had gebracht.
Meer kroniek dan biografie
Vanuit biografisch gezichtspunt is het boek van Merriënboer en Steenbergen niet erg geslaagd. Er is geen samenhangend beeld van Lubbers ontstaan. De schrijvers hadden ook een moeilijk karwei, hun protagonist wordt veelal als een sfinx en ongrijpbare persoon gezien. Op de laatste bladzijde van het boek treffen we de veelzeggende zin aan dat “zijn biografen zich eigenlijk nog steeds afvragen wat zijn opvattingen precies waren”.
Maar ook in zijn opzet is het boek meer een kroniek van politieke gebeurtenissen met Lubbers als centrale figuur dan een biografie. Mijn indruk is dat de schrijvers zich onvoldoende hebben losgemaakt van de methodiek van de omvangrijke boeken over parlementaire geschiedenis die het Centrum, waar ze aan verbonden zijn, regelmatig aflevert. Bij de kroniek zijn eveneens kanttekeningen te plaatsen. De schrijvers hebben zich als ware door hun immense hoeveelheid materiaal laten meeslepen. Door het grote aantal details en de talloze – niet altijd even relevante – citaten raakt de lezer nogal eens de draad kwijt. Zoals gezegd, draagt de compositie met afwisselend tijdgebonden en thematische hoofdstukken daar ook aan bij. Ondanks deze kritische kanttekeningen is het boek niettemin een rijk naslagwerk, waar schrijvers van nieuwe biografieën over politieke tijdgenoten en van politieke studies over deze boeiende periode niet omheen kunnen.
Ruud Lubbers. Een slag anders
Johan van Merriënboer en Lennart Steenbergen
Boom
ISBN hardcover 9789024426669
Verschenen in november 2024
Bestelinformatie
Bestel als hardcover bij bol.com (€ 49,90)
Ik kan wellicht iets toevoegen aan suggesties voor de “onverwachte Amerikaanse tegenstand” toen Lubbers kandidaat was om de ontslagen, want corrupte Willy Claes op te volgen als secretaris-generaal van de NAVO. Enkele dagen voordat Lubbers naar Washington zou vliegen om, zoals de Nederlandse pers dacht, moeiteloos de zegen van Washington te krijgen, was er een bijeenkomst voor de pers in Brussel. Mijn man en ik woonden toen parttime in de Belgische hoofdstad, omdat hij NAVO-correspondent was voor diverse media. Amerikaanse correspondenten vroegen wat wij ervan vonden, dat Lubbers de gedoodverfde kandidaat was. Ik zei dat ik het niet begreep. Na Willy Rudy? Wist de Amerikaanse ambassadeur in Den Haag bijvoorbeeld dan niet dat volgens een artikel in de NRC elke brug die in Indonesië met ontwikkelingsgeld was neergezet, door een bedrijf van Lubbers was gebouwd? dat ten tijde van de Iraakse bezetting van Koeweit in 1990 de Nederlandse regering (d.w.z. Hans van den Broek) de Koeweiti’s had uitgesloten van reguliere ontmoetingen met de Arabische Liga en hun bankrekeningen had bevroren omdat (vertelden Liga-leden mijn man tijdens een surrealistische receptie op de Koeweitse ambassade waar de ambassadeur zelf veelbetekenend ontbrak) er nog een onbetaalde rekening van Lubbers’ bedrijf open stond voor de bouw van vliegtuighangars in Koeweit, waarover die oliesjeiks ontevreden waren? Voor een serieuze biografie moet het eventuele effect van mijn opmerkingen uiteraard verder onderzocht worden, misschien speelden er toch ook andere kwesties mee, maar ik weet nog hoe enkele Amerikaanse journalisten meteen wegliepen met hun mobiel na een variatie op “you’re kidding me?”.