Hij werd gedreven door ‘pure nieuwsgierigheid en jeugdige lichtzinnigheid’ en begon aan een tocht die ‘eigenlijk door verstandige en gerijpte mannen ondernomen had moeten worden.’ De Duitse geoloog Friedrich Voltz was pas 25 toen hij Suriname introk. Daar moet je misschien ook wel een beetje lichtzinnig voor zijn. Maar hij was wel succesvol: één van Surinames bekendste toeristische attracties, de Voltzberg, is naar hem vernoemd.
Even goed als Humboldt
Toch is de onderzoeker vooralsnog onbekend gebleven. Kroonenbergs idee voor een biografie van deze man ontstond toen hij een oproep las van vakgenoot Karl Martin (1851-1942) in een boek over geologische studies in West-Indië: ‘Ik richt (sic) hierbij aan iedereen die door toevallig omstandigheden in staat is om nog iets over de verblijfplaats van [Voltz’] geschriften en kaarten te melden, mij daarover in te lichten.’ Helaas te laat om Martin zelf in te lichten, maar uiteindelijk is er dan wel deze biografie.
Waarom was Voltz zo interessant voor collega-geologen? Hij verkende als een van de eersten de binnenlanden van Suriname. Daartoe had hij opdracht gekregen van de Koninklijke Nederlandse Commissie tot Onderzoek der Kolonisatie in Suriname door Duitschers; hij moest onderzoeken of het land in Suriname geschikt was voor Duitse emigranten die daar wilden boeren. Hij legde tijdens dat onderzoek een bijzonder scherp inzicht in geologische processen aan de dag. Kroonenberg schrijft zelfs dat hij ‘zich zonder moeite kon meten met beroemdheden als Alexander Humboldt (…) of met Robert Schomburgk’, maar dat zal onder geologen misschien een omstreden uitspraak zijn.
Brieven en rapporten
De term ‘biografie’ is evenwel niet helemaal van toepassing op dit boek. Kroonenberg zelf neemt namelijk een minimale rol in, en presenteert vooral het bronmateriaal dat hij op zijn speurtocht naar Voltz gevonden heeft. Dat zijn vooral brieven en rapporten aan zijn collega Winand Staring, grondlegger van de Nederlandse geologie.
Toen ik begon met lezen vond ik dat verfrissend. Bovendien is het altijd interessant om echt iets mee te krijgen van de tijd, waarin afstanden nog in voet gemeten werden, en koorts nog een levensbedreigende ziekte was. De slavernij was nog niet afgeschaft, maar tussen de regels door word duidelijk dat er al een hoop mensen waren vrijgemaakt, en dat er veel contractarbeiders uit China, Afrika en Portugal werden aangesteld. Daar was niet iedereen blij mee: “De heer Meijer klaagde zeer over het toenemende verval van de plantage, en schrijft dit voornamelijk toe aan het langzamerhand verminderen van de slavenmacht,” schrijft Johan Cateau van Rosenvelt, een andere onderzoeker die vlak voor Voltz door Suriname trok.
Voltz zelf zag trouwens de schaduwkanten van het houden van slaven in, en schrijft de ‘morele verdorvenheid van de bewoners van de kolonie Suriname’ zelfs toe aan de slavernij. Tegelijkertijd schrijft hij wel over het ‘civiliseren’ van ‘bosnegers’ en graaft hij zelfs in het geniep vier skeletten van Warau-indianen op! Het blijkt voor hem toch onmogelijk om aan de tijdgeest te ontsnappen.
Ook boeiend zijn de beschrijvingen van de ontmoeting tussen de onderzoeksexpeditie en de verschillende indianenstammen en groepen vrijgemaakte slaven die in de bossen leven. Voltz en zijn collega’s hebben gidsen nodig en huren dus indianen om hen te begeleiden. Voltz spreekt een aardig woordje Arowaks en ‘Negerengels’, waardoor hij met hen kan converseren. Je krijgt dus tussen de regels door ook iets mee van de leefwijze van de oorspronkelijke bewoners van Suriname. Hilarisch is ook de verontwaardiging van de natuuronderzoekers dat een aantal van hun gidsen plotseling verdwijnen of weglopen.
Eindeloze beschrijvingen, weinig context
Halverwege het boek beginnen de eindeloze beschrijvingen van het landschap echter te vervelen. Misschien zijn die interessant voor een geoloog die Suriname goed kent – of een Duitser die zich graag in Suriname wil vestigen – maar de gemiddelde lezer kan die gerust overslaan. Een willekeurig voorbeeld:
De Maratakka is de belangrijkste zijrivier aan de benedenloop van de Nickerierivier, en is bevaarbaar voor schoeners en brikken. Zij komt uit de savannen ten oosten van de Corantijn, waar ook de Caburi en de Matappi, twee zijrivieren van de Corantijn, ontspringen.
Nergens zijn er gesteenten ontsloten aan de Maratakka, en haar bron ligt volgens alle berichten die ik van indianen en houtvesters kon krijgen in een grote savanne, die in de regentijd overstroomt en begroeid is met mokko-mokko (Caladium arborescens), grassen en mauritiuspalmen.
Belangrijker is dat door het gebrek aan context van Kroonenbergs kant de lezer af en toe in het duister moet tasten. Wanneer hij een scribent introduceert die Voltz vergezelde op een reis over de Nickerierivier, schrijft hij: ‘Geboren in Demerara, kwam hij na een lang verblijf in Nederland in 1849 als leider van een groep Friese boeren naar Suriname, aangesteld als adjunct-directeur van de onfortuinlijke Nederlandse kolonie Voorzorg.’ Waarom is die kolonie onfortuinlijk? (Ik heb het nog nagezocht, en er kwamen 384 Nederlandse boeren naar de plantage, die totaal onvoorbereid werden en bovendien geteisterd werden door ziekte – na zes maanden waren er al 189 van hen overleden.)
Ook in de brieven en geschriften zelf staan een hoop woorden en gebeurtenissen die uitleg behoeven. Niet alleen alle steensoorten en boomnamen duizelen af en toe, maar de gemiddelde lezer weet waarschijnlijk niet wat met ‘Arowakken’, ‘baskieten’, een ‘korjaal’ of ‘dram’ is. De historische context is ook behoorlijk minimaal.
De Voltzberg
Eind 1854 ontdekt Voltz dan eindelijk de berg die naar hem vernoemd is:
Ik wrong mij met moeite door de volgende lage rotsmassa’s met een prismatische vorm en passeerde nog een grote stroomversnelling, toen ik plotseling uitzicht kreeg op een gebergte, maar een paar uur hiervandaan.
Daaruit stak een behoorlijk hoge berg omhoog met de vorm van een op 2/3 van de hoogte afgeknotte kegel. Hij was misschien wel 800-1000 voet hoog. Het geheel was met bos begroeid, maar aan de noordwestelijke kant van deze berg glinsterde een groot wit vlak dat de indianen misschien wel terecht voor een savanne hielden.
Begin 1855 is de expeditie dan eindelijk tot een eind. Voltz heeft koortsen doorstaan, en trotseerde lekke boten, extreme regenval en een gebrek aan meetapparatuur. Hij waarschuwde de Commissie, die hem aanstelde voor het onderzoek, om volksplantingen niet beneden de wind aan te leggen: dat zou leiden tot ziektes en moeraskoortsen. Om dezelfde reden mochten er geen moerassen in de buurt van de beoogde plantage liggen. Om besmetting met lepra te vermijden, moest de volksplanting bovendien ver van de oude kolonisten liggen. Ten slotte reisde Voltz, tevreden met zijn resultaat, naar Paramaribo. Daar overlijdt hij, vlak voordat hij naar Nederland zou vertrekken, aan gele koorts.
De man van de berg. Friedrich Voltz (1828-1855), jonggestorven natuuronderzoeker in Suriname
Salomon Kroonenberg
WalburgPers
ISBN 9789462495029
Verschenen in september 2020
Bestelinformatie
Bestel als paperback bij bol.com (€ 24,99)Koop bij Athenaeum Boekhandel Bestel als paperback bij Athenaeum Boekhandel (€ 24,99)