Menno ter Braak en Klaus Mann, twee tegenpolen in het ‘emigrantencomplex’

Wie konnten Sie nur ein solches Buch schreiben! Für mich bedeutet es, nach ihrem ‘Kind dieser Zeit‘, ein so wesentlicher Schnitt  rückwärts, dass ich es noch kaum verstehen kann. Ich habe geschrieben, dass die Emigration an Ihnen vorbeigegangen zu sein scheint, und ich habe sprechen Müssen von einer ‘immensen Leere‘. Und tatsächlich, das Buch ist nach meiner Meinung vor allem unendlich leer, öde, ohne innerliche Spannung.

(Menno ter Braak aan Klaus Mann op 23/11 ’34.
Bron: Stichting Menno ter Braak/mennoterbraak.nl)

De aanval van Menno ter Braak op Klaus Mann

Bovenstaand citaat uit de brief van Menno ter Braak op 23 november 1934 aan Klaus Mann zette de toon in hun onderlinge contact. Was hun eerste kennismaking open, collegiaal en vriendschappelijk geweest, door de uiterst kritische bespreking van Flucht in den Norden, de eerste roman in ballingschap van Klaus bij de Duitse exil afdeling van uitgeverij Querido, werd het onderlinge contact “pijnlijk en gecompliceerd”, zoals Klaus dit later formuleerde tegenover zijn vriend Max Brod. (1)

In de brief aan Klaus over “Flucht” liep Ter Braak zich warm. Want twee dagen later verscheen in zijn krant Het Vaderland een groot artikel met als titel Het emigrantencomplex. Zijn kritiek op de roman van Klaus diende hierin als voorbeeld, waarbij Ter Braak duchtig de gesel hanteerde. “Het emigrantencomplex” bestond er volgens hem namelijk uit dat de Duitse schrijvers die nazi-Duitsland waren ontvlucht en zich vereenden in de veelal nieuw opgerichte exilmaandbladen en tijdschriften, waaronder Das Neue Tage Buch en Die Sammlung, elkaars werk teveel bewierookten. Alsof het emigrant zijn op zich al een verdienste was. Echter, noteerde Ter Braak: ‘Wij vergeten volstrekt niet, dat een groot deel der emigranten voor de komst van Hitler litteraten van zeer twijfelachtige betekenis zijn geweest.” (2) Aan de hand van zijn ongezouten kritiek op Flucht in den Norden stelde Ter Braak een voorbeeld. “Man ehrt sich gegenseitig wenn man sich gegenseitig kritisiert”, liet Ter Braak nog weten aan Klaus, die uiteraard gekwetst was. (3)

Aan André Malraux schreef Klaus over Ter Braak dat hij hem een “over het paard getilde, onaangename en pretentieuze snuiter” vond. Aan Max Brod liet hij over hem weten: ‘Hij behoort heel beslist tot de begaafdste jongere Nederlandse schrijvers, maar hij heeft de hysterie, de eigenzinnigheid, de opperhuidloze gevoeligheid, zoals begaafde mensen uit kleine landen die vaak hebben. (4) Kortom, Klaus vond Ter Braak kleinburgerlijk en lichtgeraakt.

Flucht in den Norden als de kop van Jut

Op 13 maart 1933 wierpen Erika en Klaus Mann een laatste blik op hun ouderlijk huis in de Poschingerstrasse in München. Erika, die eerder die dag vertrok, reisde met de trein naar haar ouders in het Zwitserse Arosa. Klaus stapte later die dag op de trein naar Parijs, waar hij tegen een maandprijs zijn intrek nam in Hotel Jacob. (1) Bekenden van hem uit de wereld van de journalistiek en literatuur zaten in Parijs en hij voelde zich er thuis. Verdoold en op zoek naar afleiding in theaters en bioscopen, verbleef hij vier weken in Parijs. Soms werkte hij wat, schreef brieven en ging eten met vrienden die er net zo voorstonden als hijzelf: de weg terug naar nazi Duitsland was voor hen afgesneden.

Op 18 april reisde hij naar Zuid Frankrijk, waar zijn oom Heinrich Mann al enige tijd een onderkomen had gevonden in Nice. Ook Thomas Mann en Katia waren met de jongste kinderen Elisabeth, (‘Medi), en Michael, (‘Bibi’) uitgeweken naar Zuid Frankrijk, waar ze tijdelijk een villa huurden in Sanary sur Mer. Aan de Franse Rivièra was na de machtsovername door Hitler in januari ’33 een Duitse emigrantenkolonie van schrijvers, journalisten, musici en acteurs ontstaan. Allen werden in Duitsland vervolgd.

Bijna twee maanden later, op 15 juni ’33, arriveerde Klaus in Amsterdam. Fritz Landshoff, een goede vriend uit Berlijn, had hem geschreven. Er was werk voor Klaus in Amsterdam. Landshoff was in Berlijn hoofdredacteur van Gustav Kiepenheuer Verlag. Nadat de uitgeverij gedwongen werd te sluiten, het lot van vele uitgeverijen na de machtsovername, kon hij aan de slag voor Emanuel Querido, die een Duitstalige afdeling van zijn uitgeverij wilde oprichten voor de vele schrijvers en journalisten in ballingschap. Landshoff haalde Klaus binnen als mederedacteur, die werd belast met het actief binnenhalen van auteurs voor het nieuw op te richten fonds, onder wie zijn oom Heinrich Mann.

De periode van Klaus onder de vleugels van uitgeverij Querido luidde zijn Amsterdamse periode in, die met onderbrekingen duurde tot september 1938. Door de steeds groter wordende oorlogsdreiging emigreerden zijn ouders na de inlijving van Oostenrijk bij nazi-Duitsland naar Amerika. Erika probeerde daar aan werk te komen door het geven van lezingen en ook hij voegde zich bij zijn familie overzee.

De samenwerking met Fritz Landshoff bleek over de juiste chemie te beschikken. In september van dat veelbewogen jaar verscheen hun eerste nummer van Die Sammlung, een tijdschrift dat een brug wilde slaan tussen de Duitse schrijvers in ballingschap en de Europese, vrije literatuur. Het tijdschrift dat vele ontheemde schrijvers en journalisten een podium bood, bestond tot augustus 1935. De eerste nummers werden financieel ondersteund door een goede vriendin van Klaus, de vermogende Annemarie Schwarzenbach. (2)

In een dagboekaantekening van 13 februari ’34 noteerde Klaus dat hij een brief schreef aan Menno ter Braak. Ze kenden elkaar uiteraard uit het relatief kleine milieu van journalisten en schrijvers in en rond het Amsterdamse. Ter Braak, die in november ’33 aantrad als hoofdredacteur cultuur van de Haagse krant Het Vaderland met een zondagse cultuurbijlage, zal zeker van zich hebben laten horen toen in september ’33 Die Sammlung verscheen. Hij las en schreef bovendien actief over de politieke situatie in Duitsland en besprak Duitse boeken.

In die februarimaand ontmoetten ze elkaar voor het eerst lijfelijk in Amsterdam. Getuige de brief die Ter Braak op 18 februari ’34 schreef aan Klaus na hun ontmoeting, hebben ze intensief gebrainstormd over een samenwerking. De onderlinge relatie in die periode is hartelijk. Ter Braak spreekt zich positief uit over Klaus en deze indruk is wederzijds. ‘Klaus Mann was erg aardig’, liet hij weten aan zijn vriend en geestverwant Eddy du Perron in Parijs. ‘Werkelijk een heldere, mij dunkt betrouwbare man’. (3)

Als Erika Mann met haar politiek satirische cabaret Die Pfeffermühle in het voorjaar van ’34 door Nederland toert, wordt ze samen met Klaus door Ter Braak uitgenodigd voor een diner bij hem thuis. Op 4 april noteerde Klaus hierover in zijn dagboek: ‘Essen mit E bei Menno ter Braak, Pomonaplein. Er wieder recht intelligent und angeregt.’ (4) Die dag verscheen er een artikel van Ter Braak over Erika en haar cabaret in Het Vaderland. Hij was een fan, en dat liet hij volop blijken.

Het contact was dus goed. Toch begon de onderlinge sfeer te kantelen. Misschien raakte Ter Braak teleurgesteld in Klaus vanwege niet nagekomen toezeggingen, of was het Klaus die het contact afhield. Ter Braak had het in een brief aan Du Perron over “De vlotte jonkman Klaus Mann” en over “Klauseli”. Klaus Mann uitte zich tegenover vrienden over “ons domme Hollandnummer” van Die Sammlung, waar Ter Braak zich voor inzette. (5) Wie de dagboeken van Klaus in die periode erop naslaat, kan lezen dat de prioriteiten van Klaus niet lagen bij Menno ter Braak en diens belangen. Hij maakte zich druk over de moeilijke situatie van Erika en haar cabaret, over zijn ouders en over vrienden die het moeilijk hadden. Daarbij had hij veel werk te verstouwen op de redactie van Querido. Hun onderlinge relatie kan gekarakteriseerd worden als een collegiaal belangencontact.

Bij de brief op 18 februari ’34 zond Ter Braak een manuscript, waarover hij discretie verzocht. Het verhaal zou namelijk gepubliceerd worden in Forum, het tijdschrift van Ter Braak, Du Perron en Simon Vestdijk als redacteuren. Het ging hem om een bijlage, waarin “de kwestie Liepmann” werd besproken. Tijdens hun eerste ontmoeting verzocht hij aan Klaus zich voor Liepmann in te spannen. De bijlage mocht hij dus wél gebruiken.

De Duitse schrijver en journalist Heinz Liepmann, (1905-1966) was uit een Duits concentratiekamp gevlucht. De nazi’s zetten hem op een internationale opsporingslijst. Toen hij in Amsterdam werd gesignaleerd bij De Arbeiderspers, waar hij onderhandelde over de vertaling van zijn kritische roman Das Vaterland. Ein Tatsachen Roman aus dem heutigen Deutschland, werd hij gearresteerd en vastgehouden voor uitlevering. (6) De loyaliteit van Nederlandse autoriteiten aan het naziregime was Ter Braak een doorn in het oog. Hij wilde dat Klaus aandacht aan de zaak besteedde. Maar omdat Die Sammlung zich distantieerde van politieke bemoeienis om achtergebleven familieleden van auteurs in ballingschap niet in gevaar te brengen, liet Klaus de kwestie liggen. Door protesten van journalisten als Ter Braak en door andere prominenten in verzet tegen het fascisme werd Liepmann een maand later uitgewezen naar België, en kon hij via België naar Frankrijk vluchten.

De tweede brief die bewaard is gebleven, is van negen maanden later. Het is meteen de vernietigende afbrandbrief van 23 november. In de brief is onder meer te lezen:

Haag, 23 Nov. ‘34

Lieber Herr Mann

Mit der Beurteilung Ihres Romans habe ich ziemlich lange gewartet. Der Grund war nicht nur Platzmangel oder Phänomene in der Holl. Literatur; nachdem ich n.l. Ihr Buch gelesen hatte, war ich wirklich sehr enttäuscht über das Ganze und deshalb war es mir peinlich das öffentlich zu sagen. Ich habe ja die freundschaftliche Widmung sehr geschätzt und ich hätte am liebsten nicht darüber geschrieben. Jetzt habe ich es schliesslich doch getan, und ich habe versucht in meiner Kritik ganz abzusehen von unseren persönlichen Beziehungen. Es kam mir ja so vor, alsob in letzten Linie eine Besprechung aus dem befreundeten Lager Ihren doch wertvoller sein würde als eine indifferenten oder sogar feindlichen Artikel eines Herrn X.

Dazu kommt noch ein Grund. Ich lese wochentlich bezw. Monatlich die literarische Kritik im Neuen Tagebuch und in der Sammlung; und es ist mir aufgefallen, dass in den Kreisen der Emigration eine nicht ungefährliche admiration mutuelle sich eingeschlichen hat. Früh oder spät wird der Emigration als solche ein Vorwurf daraus gemacht werden. Es schien mir also empfehlenswert, dass auch dieser Vorwurf von unverdächtig befreundeter Seite kommen würde; und darum habe ich der Besprechung Ihres Buches eine Einleitung über die Emigrantenkritik vorangehen lassen. (…)

Wie konnten Sie nur ein solches Buch schreiben! Für mich bedeutet es, nach ihrem Kind dieser Zeit, ein so wesentlicher Schnitt rückwärts, dass ich es noch kaum verstehen kann. Ich habe geschrieben, dass die Emigration an Ihnen vorbeigegangen zu sein scheint, und ich habe sprechen müssen von einer `immensen Leere`. Und tatsächlich, das Buch ist nach meiner Meinung vor allem unendlich leer, öde, ohne innerliche Spannung. Es ist Literatur im schlechten Sinne des Wortes, es ist überhaupt nur ein Spiel mit literarischen Worten. Die Geschichte als solche ist ohne Bedeutung und ich verstehe nicht, wie man über diese kleine Perversitäten und Ausflüge so umständlich schreiben kann, solange es Konzentrationslager und Antisemitismus gibt. Ich, den ich nicht zu emigrieren brauchte, hatte während der Lektüre (hoffentlich verzeihen Sie mir die Anmassung) das Gefühl, dass ich die Emigration, den Sinn der Emigration, gegen Sie verteidigen müsste. Das wird peinlich ungerecht und töricht sein, aber es war nun einmal so. (…)

Ich kann natürlich unrecht haben; aber wenn sie mich richtig verstehen, werden sie auf keinen Fall aus meiner Kritik auf eine unfreundschaftliche Handlungsweise schliessen. (7)

Ter Braak begint diplomatiek. Weliswaar valt hij met de deur in huis door te laten weten dat hij “erg teleurgesteld was over de gehele roman”. Maar, zo laat hij hierop volgen, hij vond het pijnlijk dit in alle openheid te laten weten, temeer daar hij de persoonlijke opdracht in het hem toegezonden exemplaar bijzonder waardeerde. Het liefst had hij publiekelijk niets over het boek geschreven. Toch heeft hij het gedaan. Hij heeft hierin, zo laat hij Klaus weten, zijn kritiek op “Flucht” aan de orde laten komen binnen de context van wat hij ziet als een breder probleem. Hij valt namelijk niet alleen Flucht in den Norden aan van Klaus, maar ook de emigrantenpers; die zou gekenmerkt worden door “wederzijdse bewieroking” of admiration mutuelle. Desalniettemin moet Klaus begrijpen dat hij zijn artikel met pijn in het hart heeft geschreven.

Het is de vraag of de kunstgreep van Ter Braak niet dodelijker was, dan wanneer hij het bij een bespreking van de roman zelf had gelaten. Terloops schuift hij namelijk ook Die Sammlung en Das Neue Tage Buch opzij, boegbeelden van Duitse schrijvers en journalisten in ballingschap, die last but not least met publicaties buiten Duitsland ook nog geld moesten zien te verdienen. Flucht in den Norden werd door Ter Braak ingezet als de kop van Jut om een trend aan de orde te stellen: “Jullie bewieroken elkaar, ik laat zien hoe het anders moet. ”

De familie Mann in 1929: Thomas, Erika, Katia en Klaus (v.l.n.r.). Foto: Eduard Wasow (public domain)

Menno ter Braak, Forum en Het Vaderland: literaire kritiek als een valbijl

Voordat het zal gaan over het soort van kritiek van Ter Braak op Flucht in den Norden, kritiek waarin hij rechtstreeks zijn “Forum criteria” toepaste, dit zowel voor wat betreft de inhoud als de licht opgewonden toon, wordt eerst de inhoud van de roman weergegeven. Daarbij komt aan de orde dat Thomas Mann tot een heel ander oordeel kwam over de roman van zijn zoon. Dit wist Klaus toen hij de kritiek van Ter Braak ontving. Later wordt uitvoeriger ingegaan op de houding van Klaus in die periode.

Flucht in den Norden gaat over het leven in de illegaliteit onder het nazibewind, waarbinnen het verhaal draait om jongeren die in het verzet gaan en zich staande moeten zien te houden. Johanna, die zich aansloot bij een communistische verzetsgroep, vlucht uit Duitsland naar haar studiegenoot Karin in Finland omdat haar leven in gevaar is. Vrienden werden opgepakt en zijzelf zat ook enige tijd vast, een periode waar ze duistere, angstige gevoelens aan heeft overgehouden. Sommige van haar vrienden zijn vermoord. Haar ouders zijn in gevaar omdat ze een vrij beroep hebben en zich niet loyaal aan de nazi’s betoonden. Haar vader is kunstschilder en haar moeder is musicologe.

Twee broers van Johanna hebben het gezin verscheurd. Eén broer werd net als Johanna actief bij een verzetsgroep, een andere broer sloot zich aan bij de nazi’s. De broer die in de verzetsgroep zit vluchtte samen met de vriend van Johanna uit het verzet naar Parijs. Het is de bedoeling dat zij zich later bij hen zal voegen.

Karin, een Finse die in Duitsland kunstgeschiedenis studeerde, keerde terug naar Finland toen haar vader plotseling overleed. Ook zij maakte een scheuring mee in het gezin. Haar broer Jens is toegetreden tot een Finse rechts nationalistische beweging die sympathiseert met de nazi’s in Duitsland. Ragnar, die het familielandgoed beheert na de dood van hun vader, staat aan de goede kant, aan de kant ook van Johanna. Er ontwikkelt zich een romance tussen Ragnar en Johanna, die zich plotseling voor de vraag gesteld ziet of ze met hem verder zal gaan. Maar in dat geval zal ze haar vrienden in het verzet verraden. Ze kiest uiteindelijk voor loyaliteit aan het verzet en besluit naar Parijs te gaan. (1)

Toen Menno ter Braak de roman interpreteerde als een liefdesdrama waarbinnen de vlucht van Johanna uit nazi-Duitsland slechts diende als decor, zag hij een belangrijk thema over het hoofd, namelijk dat van verscheurd zijn. Dit zowel innerlijk als fysiek door het afgesneden zijn van dierbaren. Deze verscheurdheid veroorzaakte loyaliteitsconflicten doordat men zijn of haar eigen huid niet kon redden zonder dierbaren achter te laten. Dit dilemma speelt in Flucht in den Norden. Klaus werkte het thema uit in de achtergrond van Johanna. Ze heeft een broer die zich aansloot bij de nazi’s, terwijl zijzelf samen met een andere broer deelneemt aan verzetsactiviteiten. Ze wordt zelfs opgepakt. Het was dus gevaarlijk om in eigen kring voluit te spreken.

Ook het gezin van de familie in Finland is verscheurd. Van de twee zonen sloot een zich aan bij een rechts nationalistische politieke partij. Dit veroorzaakt spanningen tussen de broers; er zijn onaangename gesprekken. Johanna raakt in gewetensnood als een relatief zorgeloos leven in welstand binnen bereik komt. Waar kiest ze voor?

Hij beschreef de dilemma’s die hijzelf van nabij meemaakte en persoonlijk doorleefde. Door zijn vertrek uit Duitsland in maart ’33 omdat zijn leven in gevaar was, kwamen relaties op scherp te staan. Klaus maakte zich meer druk om Erika, die in Zwitserland onder politiebegeleiding naar huis moest na een optreden van Die Pfeffermühle, dan om het verwijt van Ter Braak als zou de hele situatie van de emigranten aan hem voorbij zijn gegaan. (2) Niet onbelangrijk was bovendien dat hij al lovende woorden van zijn vader ontving over de roman. Zijn vader was zijn belangrijkste lezer.

Erika en Klaus Mann in 1927. Foto: Eduard Wasow (public domain)

Op 5 september ’34 noteerde Thomas Mann in zijn dagboek ‘Habe Klaus’ “Flucht in den Norden” zu lesen begonnen. Anmutig.’ Vier dagen later noteerde hij: ‘Lese vorm Einschlafen mit Wohlgefallen Klaus’ Roman weiter.“ “Aantrekkelijk” en “met genoegen” zijn vooralsnog de leeservaringen van Thomas Mann. Bijna twee weken later schreef hij Klaus een positieve kritiek op het boek. Op 22 september noteerde hij: `Schrieb eingehend an Klaus über seinen Roman.` Een week later ontving hij een dankbare reactie van Klaus, wat blijkt uit de volgende notitie: `Brief von Klaus zum Dank für den meinen über sein Buch. Es sei, meint er, ein Dokument “für später.”`

Ook zijn oom Heinrich Mann schreef hem over de roman. Op 18 oktober noteerde Thomas Mann: “Klaus teilte einer charakterischen Brief Heinrichs über seinen Roman mit.” (3) Nadat er in december nog een lovende bespreking van de roman verscheen in het exil tijdschrift Neuen Deutschen Blättern, verdween de kritiek van Ter Braak naar de achtergrond.

Maar als Menno ter Braak belangrijke thema’s in de roman negeerde of gewoonweg niet zag, met welke maatstaven kwam hij dan tot zijn vernietigende oordeel?

In januari 1932 verscheen het eerste nummer van het tijdschrift Forum, maandschrift voor letteren en kunst onder redactie van Menno ter Braak, Eddy du Perron en voor Vlaanderen Maurice Roelants. Het tijdschrift, dat werd uitgegeven door Nijgh en Van Ditmar te Rotterdam, had als doelstelling het literaire klimaat en debat hierover zowel in Nederland als Vlaanderen op te schudden. De initiatiefnemers waren het erover eens dat een nieuwe generatie schrijvers en dichters aan bod moest komen en dat het hoog tijd was om het “verlitaratureluren der kunst” aan de orde te stellen. (4) Het literaire klimaat was volgens de redactie van Forum ingezakt, zichzelf bevestigend en daardoor weinig inspirerend. De vorm werd verheven tot hoogste goed, de persoon die daarachter zat en wat hij of zij te melden had werd niet meegewogen. Het motto L’art pour l’art, eens de leus van de tachtigers onder wie Willem Kloos, werd onderuit gehaald. De persoon, de vent legde volgens de redactie van Forum minstens zoveel gewicht in de schaal. Binnen deze consensus over criteria waarmee literatuur beoordeeld moest worden, kwam de redactie tot de volgende statements:

‘Wij verdedigen de opvatting, dat de persoonlijkheid het eerste en laatste criterium is bij de beoordeeling van den kunstenaar.Wij zullen polemisch zijn, wanneer polemiek zich als wenschelijk aan ons voordoet. De polemiek is voor ons onafscheidelijk van de zelfbegrenzing der persoonlijkheid en in de angst voor de polemiek, die zich tracht te verbergen achter een voorzichtige en decente objectiviteit, zien wij een bewijs, dat die angstigen de polemiek als levensbevestiging niet kennen, dat zij polemiek niet anders kunnen concipieeren dan als twist. Daarom: geen ‘opbouwende’ critiek, geen referaten over boeken,          maar ontmoetingen met boeken; onder dat motto durven wij een polemische houding te verantwoorden.’ (5)

Multatuli was een boegbeeld voor de Forum redactie. Sociaal maatschappelijk engagement, naast urgentie in zowel vorm als inhoud van een literair werk, werden de belangrijkste pijlers van Forum. Het maandschrift bestond uiteindelijk slechts vier jaargangen; de inhoud van de nummers en de toon, werden echter toonaangevend voor de generatie van na de Tweede Wereldoorlog. Er was duidelijk een opening geboden voor nieuw élan in de literatuur en in de literaire kritiek. Toen Du Perron stopte als actief redactielid trad Simon Vestdijk toe tot de redactie. Er waren voorpublicaties van essays en romans van Ter Braak, Du Perron en later van Vestdijk. Willem Elsschot publiceerde in afleveringen zijn novelle ‘Kaas’, van Vestdijk verscheen in delen een voorpublicatie van zijn roman Else Böhler. Er werden gedichten opgenomen van Marsman, die nog een aankomend talent was, en er verscheen een stuk over Charley Toorop.

Menno ter Braak, die in november ’33 aantrad als hoofdredacteur cultuur van Het Vaderland, bracht onmiskenbaar zijn Forum visie mee op hoe literatuur en kunstkritiek er uit moesten zien. In het cultuurkatern onder zijn leiding werd relatief veel plaats ingeruimd voor een nieuwe, progressieve generatie schrijvers en dichters in binnen en buitenland. In Het Vaderland van 13 april ’34 wijdde hij een bespreking aan Die Sammlung. Hij schreef onder meer: “Waar het op aan komt is dit: de Duitse emigrantenliteratuur is niet de doodlopende zijstraat van de vroegere Duitse literatuur, maar zij behoort tot die schrijverscategorie in alle landen van Europa die er prijs op stelt tot de ‘Goede Europeanen’ te behoren.” (6) Hij was vol lof over het initiatief en stelde dat er sprake was een internationale, ‘nieuwe’ literatuur.

Een half jaar later verscheen zijn essay over de emigrantenpers, waarin hij betoogde dat admiration mutuelle er de oorzaak van was dat het literaire klimaat onder de emigranten weinig inspiratie opleverde. Dit is rechtstreeks te interpreteren als een aanval vanuit Forum criteria. De aanval op Flucht in den Norden vervolgens, komt eveneens voor wat betreft de toon en soort kritiek overeen met de criteria zoals zijn eigen club deze hanteerde.

De kritiek leest alsof Ter Braak de roman afwees voor een (voor) publicatie in het tijdschrift Forum. Overeenkomstig de Forum stijl  was ook het besluit van zijn brief aan Klaus: ‘wenn sie mich richtig verstehen, werden sie auf keinen Fall aus meiner Kritik auf eine unfreundschaftliche Handlungsweise Schliessen.‘ Polemiek en kritische afwijzing betekende géén ruzie.

Voor wat betreft het contact tussen Ter Braak en Klaus is de veranderende sfeer opmerkelijk. De groeiende antipathie was wederzijds, maar ze hadden elkaar nodig. In de dagboekaantekeningen van Klaus is er geen woord over de kritiek en het artikel van Ter Braak te vinden. Hij noteerde op 28 november ’34:

‘Grosser Wunsch, aus alle dem herauszukommen. Nächsten Herbst, wenn die Umstände bis dahin  nicht grossartig verändert: unbedingt in andre Erdteile. Gekränkt, dass gar keine Nachricht von E über die züricher Ergeignisse. An sie geschrieben.’ (…) (7)

Op 7 december verscheen een vers nummer van Die Sammlung. Hij brak zijn hoofd over redactieklussen en maakte zich zorgen over de verlenging van zijn verblijfsvergunning, waarvoor hij zich moest melden bij een plaatselijk politiebureau. Vanuit Amsterdam reisde hij naar het ministerie van Buitenlandse zaken in Den Haag en weer terug. De Duitse emigranten in en bij Amsterdam troffen elkaar in cafés en ook wel thuis. Er leefden veel zorgen. Klaus vond Ter Braak vooralsnog intelligent en onderhoudend, maar ook pedant en provinciaals.

Balanceren tussen verering en gezien willen worden: Menno ter Braak en Thomas Mann

In februari 1937 vond in de villa van Thomas Mann en Katia in het Zwitserse Küsnacht de oprichtingsvergadering plaats van het nieuwe emigrantentijdschrift Mass und Wert. Het tweemaandelijks te verschijnen tijdschrift Maatstaf en waarde beoogde een podium te bieden aan ‘vrije Duitse cultuur’. Essays waarin politieke, morele, ethische en literaire problemen van het tijdsgewricht werden uitgewerkt binnen een bredere, filosofische context kregen voorrang, naast voorpublicaties van literair werk dat niet meer in Duitsland kon verschijnen.

Anders dan de al bestaande exil tijdschriften als Das Wort, Aufbau en Die neue Weltbühne, beoogde Mass und Wert een voortzetting van de literair filosofische traditie van het denken vóór Hitler. Thomas Mann nam zitting in de hoofdredactie, Ferdinand Lion werd een vaste redacteur. De uitgever die zich bereid verklaarde het project te ondersteunen was Emil Oprecht uit Zürich met zijn gelijknamige uitgeverij. (1) Voor het project was een mecenas gevonden. De vermogende Luxemburgse aristocrate Aline Mayrisch de Saint Hubert stelde zich garant voor 30.000 mark op jaarbasis.

Het eerste nummer verscheen in september van dat jaar. Drie jaargangen zijn uiteindelijk verschenen. Na de emigratie van Thomas Mann en Katia naar Amerika nam Golo Mann veel redactionele taken over.

Menno ter Braak was een groot bewonderaar van Thomas Mann vanaf het eerste uur. Hij las vrijwel alles van hem. Hij voelde geestverwantschap in de afkeer van Mann tegen een plat sociaal politiek engagement in literatuur en kunst, zoals dit onder meer gerepresenteerd wordt in het socialistisch realisme. Toen Thomas Mann op 6 juni 1935 zestig jaar oud werd wijdde Ter Braak een lofrede aan hem in Het Vaderland. Daarin noemde hij Betrachtungen eines Unpolitischen, verschenen in 1918, een van zijn beste essays. Politicus zonder partij van Ter Braak, een essay dat in 1934 verscheen, heeft onmiskenbaar Thomas Mann als inspiratiebron.

De bewondering van Ter Braak voor Thomas Mann, die dichtbij persoonlijke verering lag, betekende ook in dit geval niet dat hij de roede spaarde. Thomas Mann probeerde zich lang neutraal op te stellen tegenover het nazibewind, hoewel hij al vanaf februari ’33 in ballingschap leefde. Zijn positie onder de emigranten werd hierdoor onhoudbaar. Hij werd erop aangevallen en ook Ter Braak liet van zich horen. Op 3 februari ‘36 schreef hij in Het Vaderland:

Men kan niet twee heren dienen ook al zou men  alleen maar neutraal willen zijn en in zekere  omstandigheden doet men er beter aan een verbod van zijn werken zelfs als een erezaak te beschouwen.  (…) Niemand verlangt van Mann dat hij zich solidair zal verklaren met een aantal auteurs (emigranten), waartegen hij terecht bezwaren zal hebben aan te voeren; maar wel verwacht de wereld van hem dat hij eindelijk duidelijke taal zal spreken, het laatste misverstand zal wegnemen…, zelfs al mocht hem dat zijn lezers in Duitsland kosten. (2)

In de zomer van 1937 trok Ter Braak voor een vakantie naar Zwitserland. De reis was niet zonder doel, want hij had een paar afspraken gemaakt vanwege een vertaling in het Duits van Het carnaval der burgers. Thomas Mann liet hem weten onder de indruk te zijn van het essay en Ter Braak wilde een eventuele publicatie bespreken. Mann had zelfs een voorwoord toegezegd op So vom Blatt in die Maschine hinein, de Duitse vertaling van ‘Carnaval’.

Na zijn bezoek aan Thomas Mann op 3 augustus van dat jaar keert hij enthousiast terug. Er is gesproken over zijn manuscript en een mogelijke publicatie in Mass und Wert van zijn essay ‘Van oude en nieuwe christenen’, dat eveneens in het Duits zal worden vertaald. Weer thuis wijdde hij een lovend stuk in Het Vaderland aan het nieuwe tijdschrift onder redactie van Thomas Mann.

Maar ook deze onderhandelingen zouden voor beide partijen uitlopen op een teleurstelling, onder meer door de compromisloze houding van Ter Braak. Gesteld kan worden dat hij Thomas Mann mateloos vereerde, maar ook zelf gezien wilde worden.

De uitgever Bermann Fischer van Fischer Verlag zag niets in publicatie van Carnaval der burgers. Hij zag er onder de omstandigheden geen afzet voor en dit was een eerste tegenvaller voor Ter Braak. Fischer Verlag was immers de uitgeverij van Thomas Mann, hij hoopte op diens voorspraak. Hij liet zich echter niet uit het veld slaan en zond aan Thomas Mann een vertaling van zijn essay Nietzsche contra Freud met de vraag of dit niet ook geschikt was voor publicatie in Mass und Wert. Op 28 augustus ’37 schreef Thomas Mann hierover een vriendelijk, maar afwijzend antwoord. Hij vond het essay met zoveel woorden niet goed. Retorisch vroeg hij zich af of Nietzsche en Freud wel gelijk geaarde tegenstanders zijn, waarop hij stelde: “ze zijn noch met elkaar vergelijkbaar, noch elkaars tegenstanders.” (3)

In reactie op deze brief schreef Ter Braak op 3 september dat hij “zoals oorspronkelijk was afgesproken ‘Van oude en nieuwe Christenen’ zou toesturen voor publicatie.” Hij liet weten dat hij in Thomas Mann zijn meerdere erkende toen hij hem schreef: “Uw oordeel alleen al stel ik op hoge prijs.” Hij vond het eervol om op gelijke voet met de grote schrijver van De Toverberg te corresponderen.

In de eerste week van oktober ontving Ter Braak positieve berichten van Thomas Mann, geschreven op de 3e van die maand in een hotel in Locarno. Het ‘Christendom essay’ was met waardering gelezen en ook Ferdinand Lion was enthousiast. Het essay werd goedgekeurd voor Mass und Wert. Weliswaar moest het worden ingekort. Ook het ‘Christendom begrip’ vroeg om enige aanpassing teneinde het essay toegankelijk te maken voor het Duitse lezerspubliek. Hij sprak zijn verwachting erover uit dat het met deze kleine redactionele ingrepen wel in orde zou komen.

Drie maanden later zette Ter Braak de goede verstandhouding met Thomas Mann op het spel. In een brief van 8 januari ’38 doet hij zijn beklag over Ferdinand Lion, die hem de geredigeerde versie van het essay heeft toegestuurd. Ter Braak is ontstemd. Hij laat weten dat de hele tekst is verminkt en dat de ingrepen van Lion meer neigen naar censuur, dan naar de voorgestelde kleine inkortingen. Meteen laat hij weten dat hij niet akkoord gaat met publicatie. 

Thomas Mann ontvangt de brief van Ter Braak wanneer hij in een hotel in Arosa verblijft en haast zich hem te antwoorden. Hij probeert de partijen met elkaar te verzoenen door Ter Braak te laten inzien dat de essentie van het essay niet is aangetast.

Twee dagen later laat Ter Braak zijn gezag gelden. Hij stuurt namelijk een brief aan Thomas Mann op briefpapier van Het Vaderland. Daar gaat een signaal van uit. Hij laat met zoveel woorden weten dat hij zélf redacteur is in een leidinggevende functie. Zijn laatste voorstel is dat hij een samenvatting maakt van de geschrapte tekst en dat de rest blijft gehandhaafd. Hij besluit met: “Alles maakt deel uit van de stijl van een auteur, ook de uitweidingen en zijsprongen.”

Het essay van Ter Braak was duidelijk voor Thomas Mann en Ferdinand Lion een hoofdpijndossier geworden. Het is dan ook nooit geplaatst, want Ter Braak wilde geen concessies doen. Deze onbuigzaamheid, die gepaard ging met de neiging om een opvoedkundig element toe te passen in de manier waarop hij zijn kritiek formuleerde, is ook te vinden in zijn commentaar op de emigrantenpers en op de roman Flucht in den Norden van Klaus Mann.

Volgens Léon Hanssen, de biograaf van Ter Braak, is veel van zijn houding terug te voeren op zijn jeugd en achtergrond. Zijn vader was dorpsarts in de kleine Gelderse gemeente Eibergen. Via zijn moeders kant was hij “een Huizinga”. Ze kwam uit een milieu van doopsgezinden. Sociale bewogenheid in combinatie met een sterk rechtvaardigheidsgevoel werden hem al jong bijgebracht. (4) Twaalf jaar oud werd hij teneinde zijn toekomstkansen te vergroten ondergebracht bij een kinderloze oom en tante in Tiel, waar hij naar het gymnasium ging. Zijn positie was bevoorrecht, want zijn oom en tante maakten deel uit van de provinciale elite. In die periode, waarin hij min of meer de adoptiefzoon werd van notabelen in de stad, werd de basis gelegd voor zijn latere houding. Op kosten van zijn oom kon hij na voltooiing van het gymnasium gaan studeren in Amsterdam, waar hij kennis maakte met een meer kosmopolitisch stedelijk perspectief. In de kern bleef hij echter de jongen uit Eibergen en Tiel, opgegroeid in een sociaal bewogen, christelijk milieu, waarin men stichtend te werk ging met als doel om de mensheid te verheffen.

Klaus Mann in 1933. Bron: Swiss Literary Archives (public domain)

Klaus Mann: de kosmopoliet tegenover de ‘Honnête Homme’

De Forum-redactie hanteerde naast eerdergenoemde criteria het begrip Honnête Homme. In een literair werk moest ‘waarachtigheid’ te bespeuren zijn, een begrip dat nauw samenhangt met de ‘vent’ in de vorm. De calvinistische manier van een meetlat hanteren door Menno ter Braak kwam aan de orde bij de mislukte onderhandelingen over bijdragen aan Mass und Wert en bij zijn artikel in Het Vaderland over het ‘emigrantencomplex’. Ter Braak was nauwelijks in staat tot het doen van persoonlijke concessies en het lijkt erop dat hij dit ook van anderen verwachtte.

Klaus Mann hiertegenover groeide op in een grootburgerlijk milieu in München. Via zijn moeder Katia Mann-Pringsheim was hij een kleinzoon van puissant rijke grootouders. De Pringsheims resideerden in een stadsvilla met tussen de vijf en zes man en vrouw huispersoneel. Er werden balavonden, huisconcerten en ontvangsten gehouden voor de upperclass van München. Hij groeide op in een villa met huispersoneel en dan beschikte het gezin in zijn jeugd ook nog over een zomervilla. Het was een hoog cultureel en kunstzinnig milieu waarin hij vanaf zijn vroege jeugd werd omringd door literatuur, kunst en muziek.

Zijn eerste baantje had Klaus in 1924 op zijn achttiende bij het Zwölfuhrmittagblatt in Berlijn, waarvoor hij theaterkritieken schreef. Een jaar later verscheen zijn eerste boekpublicatie Vor dem Leben, een verhalenbundel. In hetzelfde jaar werd zijn eerste zelfgeschreven toneelstuk opgevoerd, Anja und Esther.

 Natuurlijk had hij een bevoorrechte positie. Hij was “de zoon van” en had daardoor meer ingangen dan een willekeurige sollicitant. Er werden in de journalistieke wereld grapjes gemaakt over het “rijkeluiszoontje van Thomas Mann”. Zelf voedde hij deze karikatuur door het leven te leiden van een dandy; hij nam in de ‘Roaring Twenties’ in Berlijn volop deel aan het uitgaansleven. De begrippen ‘vorm’ en ‘vent’ en Honnête Homme van het tijdschrift Forum staken bleek af bij wat Klaus Mann aan ervaring meebracht. Met Erika reisde hij van oktober 1927 tot juni 1928 door Amerika, Japan, Korea en de toenmalige Sovjet Unie. Eerder verbleef hij langere periodes met een vriend in Parijs, waarna ze doorreisden naar Italië en Zuid-Frankrijk. In Marokko had hij zijn eerste ervaring met hasjiesj. Hij zal een losse, kosmopolitische stijl van spreken en afspraken nakomen hebben gehad. Niet zonder betekenis daarbij is dat hij ook al in die Amsterdamse jaren verslaafd was. Hij gebruikte met regelmaat een dosis heroïne of cocaïne. In zijn dagboek noteerde hij wanneer hij ‘genomen’ had.

Toen in 1932, hij was zesentwintig jaar oud, een autobiografie van hem verscheen met als titel Kind dieser Zeit was dit natuurlijk opmerkelijk. Ter Braak wijdde een bespreking aan deze publicatie, wat betekent dat hij Klaus volgde. De twee hadden echter tegenovergestelde achtergronden. In sommige opzichten kon het contrast niet groter zijn. Geslagen door de tijdgeest liep het voor allebei tragisch af. Menno ter Braak, die na de inval van Duitsland in Nederland en de capitulatie in mei 1940 geen uitweg voor zichzelf meer zag, pleegde zelfmoord op 15 mei van dat jaar. Klaus Mann, die na het beëindigen van de Tweede Wereldoorlog leed aan grote depressies, maakte op 21 mei 1949 in een hotelkamer in Cannes een eind aan zijn leven. Hoffelijk zijn ze altijd tegen elkaar gebleven. De tijd vroeg om een gezamenlijk optrekken voor de goede zaak, niet om scheuring in de zo noodzakelijke bondgenootschappen tegen het nazisme. De negatieve recensie van Ter Braak over Flucht in den Norden, binnen zijn kritiek indertijd op de volledige emigrantenpers, kan gelezen worden als kritiek die hij formuleerde in de hitte van de tijd die vroeg om positie kiezen en dit nam Ter Braak bijzonder serieus.

Noten:

De aanval van Menno ter Braak op Klaus Mann

1 Citaat uit: Léon Hanssen, Menno ter Braak 1902-1940, Leven en werk van een polemist

2 Citaat uit: ‘Het emigrantencomplex’. In: Verzameld werk, deel V

3 Citaat uit: Léon Hanssen, idem

4 Citaten uit: Léon Hanssen, idem Flucht in den Norden als de kop van Jut

1 Klaus Mann: Tagebücher 1934-1935

2 Zie voor achtergrond oprichting Die Sammlung de monografie ‘Erika en Klaus Mann, leven langs de Bühne

3 Citaat uit: Léon Hanssen, idem

4 Klaus Mann: Tagebücher 1934-1935

5 Citaten uit Léon Hanssen, idem

6 Uit: Léon Hanssen, p.252, 253

7 Brief uit: Stichting Menno ter Braak/mennoterbraak.nl

Menno ter Braak, Forum en Het Vaderland: literaire kritiek als een valbijl

1 Klaus Mann: Flucht in den Norden. Querido Verlag, 1934

2 Klaus Mann: Tagebücher 1934-1935

3 Thomas Mann: Tagebücher 1933-1934

4 DBNL: Tijdschrift Forum. Jaargangen/inhoud/inleiding bij 1e nummer

5 idem

6 DBNL: Francis Bulhof, Menno ter Braak, de artikelen over emigrantenliteratuur, 1933-1940

7 Klaus Mann: Tagebücher 1934-1935

Balanceren tussen verering en gezien willen worden: Menno ter Braak en Thomas Mann

1 Zie voor achtergrond oprichting Mass und Wert de biografie Thomas Mann, schrijverschap tegen de vergankelijkheid

2 idem

3 Zie: Stichting Menno ter Braak, mennoterbraak.nl

4 Léon Hanssen: Menno ter Braak 1902/1940, Leven en werk van een polemist

Geraadpleegde literatuur en bronnen:

Willem Bruls: Menno ter Braak en Thomas Mann, een literaire vriendschap. Veen, 1990;

Léon Hanssen: Menno ter Braak 1902-1940, Leven en werk van een polemist. J.M. Meulenhoff, 2003;

Menno ter Braak: ‘Het emigrantencomplex’. In: Verzameld werk, deel V, p. 354-360. G.A. van Oorschot Amsterdam, 2e dr. 1980;

Menno ter Braak: ‘De grote burger, Thomas Mann, Leiden und Grösse der Meister’. In: Verzameld werk, deel V, p.496-502. G.A. van Oorschot Amsterdam, 2e dr. 1980;

Klaus Mann: Flucht in den Norden. Querido Verlag, 1934;

Klaus Mann: Tagebücher 1934-1935. Herausgeben von Joachim Heimannsberg, Peter Laemmle und Wilfried F. Schoeller. Edition Spangenberg, 1989;

Thomas Mann: Tagebücher 1933-1934. Herausgegeben von Peter de Mendelssohn. S. Fischer Verlag, 1977. P. 522, 524, 530, 532, 550, 587;

E. du Perron: ‘Uren met Dirk Coster’. In: Uren met Dirk Coster, De smalle mens. G.A. van Oorschot, 1965.

Online bronnen:

http://www.mennoterbraak.nl/brieven

DBNL, digitale bibliotheek der Nederlandse letteren: Francis Bulhof, Menno ter Braak, de artikelen over emigrantenliteratuur, 1933-1940. Oorspr. Verschenen bij BZZTOH, Den Haag, 1980;

DBNL: P. F. Schmitz: ‘Kritiek en Criteria, Menno ter Braak en het literaire waardeoordeel.’ Oorspr. verschenen als proefschrift. Huis aan de Drie Grachten, Amsterdam, 1979;

DBNL: Tijdschrift Forum. Jaargangen/inhoud.

Relevante werken auteur Thomas Mann en de zijnen:

Margreet den Buurman: Thomas Mann, schrijverschap tegen de vergankelijkheid. Aspekt, 2010;

Margreet den Buurman: Erika en Klaus Mann, Leven langs de Bühne, Aspekt, 2013.

Margreet den Buurman
Margreet den Buurman
Margreet den Buurman is literatuurwetenschapper en auteur van een reeks studies en deelstudies over Thomas Mann en de zijnen. In november 2022 publiceerde zij een monografie over de kunstschilders Willem en Pieter de Zwart , die oudooms waren. Momenteel is van haar een publicatie in voorbereiding van Barbara van Houten, (1862-1950), de kunstzinnige dochter van Sam van Houten.

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in