Voor De favoriete biografie vanā¦ stuurt hoofdredacteur Martine van Poeteren een email met een aantal standaardvragen naar mensen van wie zij vermoedt dat ze weleens een biografie lezen. Dus ging er een mail naar Marcel Kurpershoek, oud-ambassadeur, arabist en schrijver. Kurpershoek was ambassadeur in Polen, Turkije, Pakistan en Afghanistan. Hij werkte als diplomaat in Egypte, SyriĆ« en Saoedi-Arabie, en voor de NAVO in Brussel en de VN in New York. De laatste functie die hij in de diplomatieke dienst vervulde was die van speciale gezant in SyriĆ«. Dit is zijn inspirerende antwoord.
Dag Martine,
Dank voor je vraag. Die sleurt me ver weg uit waar ik nu zit. Het komt erop neer dat ik alle literaire en politieke schepen achter me heb verbrand om me mijn wakende uren bezig te houden met Arabische poƫzie, of om precies te zijn, de poƫzie van Arabiƫ (het klassieke gebied Arabiƫ) van het jaar 500 tot en met het jaar 2000 (in feite van de jaren 500-800 en ca 1600-2000, ertussen zit een zwart gat). Dat is veel en moeilijk qua taal en heeft alleen zin als je alles ervan leest en met elkaar in verband kan brengen. De focus heeft zich verengd en laat geen andere literaire interesses of bezigheden toe: derhalve val ik buiten je westerse literaire bestek. Niettemin, vanuit mijn eerdere meer impressionistische levensstijl kan ik wellicht volgende opdiepen.
Ik denk aan twee figuren, William Faulkner wiens Yoknapatawpha County, naar ik me achteraf realiseer, model heeft gestaan voor mijn zoektocht naar een mythisch poĆ«tisch ArabiĆ« ā niet een westers romantisch verzinsel maar een wereld die de Arabische dichters en taalkundigen en literaire historici zelf hebben ontworpen, in de overtuiging dat het een afspiegeling van de realiteit is. En net als bij Faulkner klopt dat in zekere zin. Joseph Blotnerās biografie van Faulkner heb ik uitgespeld en ik heb Faulknerās quasi-aristocratische landhuis Rowan Oak bezocht in de staat Mississippi, vergezeld van mijn moeder, de schrijfster Tonny Scherft, waar we op de zware ijkenhouten trappen een andere bewonderaar ontmoetten, Mario Vargas Llosa, en ik daarover een pagina in NRC schreef in de dagen van K.L. Poll. Yoknapatawpha bracht me op het idee van een literair, mythisch ArabiĆ«.
Maar vanuit de diplomatie werd ik gefascineerd door de kronkels in het leven en denken van de Franse diplomaat en staatsman Talleyrand ā een door clichĆ©ās overwoekerde figuur die ondanks zijn roem en bekendheid moeilijk te doorgronden is. Door George Sand werd hij na haar bezoek aan hem in zijn nadagen in een artikel weggezet als een opportunistisch monster nadat ze wel eerst femelend aan zijn voeten had gezeten. Dit is mijn keuze dus.
Wat is de mooiste of beste biografie die je hebt gelezen? Waarom?
Mooi vind ik niet relevant. En ik lees geen biografie vanwege het genre. Als een biografie op mijn weg komt is het om iets in breder verband te begrijpen. Complexe figuren die men doorgaans vangt in etiketten of one-liners die het zicht op hen verder vertroebelen. Rousseau is een ander voorbeeld, maar de biografie in aantal delen van Cranston vond ik na serieuze pogingen irritant. Je kunt zo een figuur vanuit verschillende invalshoeken benaderen, in zijn geval als filosoof. Maar zo een āwetenschappelijkeā benadering is vaak de pseudo-wetenschap van de politiek-correcte wetenschapscultuur van de dag.
Ik denk dat zulke figuren beter begrepen kunnen worden vanuit wie ze zijn en wat hun innerlijke drijfveren waren, en hoe zij zich ontwikkelden in dialectiek met de wereld, dat wil zeggen, hun acties en de reacties die zij opriepen en hoe zij daarop reageerden, enzovoorts. Hoe uiteenlopend ook binnen het scala van menselijke mogelijkheden.
Vandaar: AndrĆ© Castelot, Talleyrand ou le cynisme, Librairie AcadĆ©mique Perrin, 1980. Een vergeeld Franse pocket die ik overal heb meegedragen, zeer onwetenschappelijk geschreven (ondanks het acadĆ©mique van de uitgever) zonder voetnoten of bibliografie. Maar op een of andere manier brengt de biografie op ideeĆ«n waar je sleutels voor de figuur Talleyrand kunt zoeken en wat zijn betekenis voor een ander kan zijn, voor mij bijvoorbeeld. De twee citaten aan het begin zijn al goed gekozen: āIk wil dat men nog eeuwen zal discussiĆ«ren over de vraag wie ik was, wat ik dacht en wat ik wilde,ā (āJe veux que pendant des siĆØcles on continue Ć discuter sur ce que jāai Ć©tĆ©, ce que jāai pensĆ© et ce que jāai vouluā) en: āMen denkt dat ik immoreel en machiavellistisch ben, maar ik ben slechts onbewogen en laatdunkendā (āOn me croit immoral et machiavĆ©lique, je ne suis quāimpassible et dĆ©daigneuxā).
Wat heeft die biografie met je gedaan?
Heeft me aan het denken gezet over het leven, de banale feiten en het metafysische verlangen van de mens.
Van wie zou je heel graag een biografie willen lezen of schrijven?
Ik wil geen biografie schrijven. Ik wil mijn leven niet onderwerpen aan dat van enig ander mens. Het belang van biografie kan voor mij alleen een afgeleide zijn van iets anders. Het levenāde woorden en daden en belevenissen van een anderāals spiegel voor mij zelf en als handvaten voor het denken over mijn eigen vragen. Uiteindelijk komen mensen als ze nadenken voor dezelfde vragen te staan. Mensen zijn gedrag copiĆ«rende dieren. Ze kijken graag naar elkaar, als amusement of om iets op te steken voor eigen gading.
Waarom hou je van ‘De Biografie’ ?
Zie hierboven. Ik houd niet per se van biografie.