Nogal afgekloven onderwerpen kunnen opeens weer levendig en dynamisch worden en boeien dankzij een biografie. De hoofdfiguur belééft het, moet soms helse keuzes maken op momenten dat de gevolgen nog volslagen onduidelijk zijn, weet nog niet bij wie men later zal worden ingedeeld: zij die fout of zij die goed waren. En dat geldt nog sterker wanneer de historische achtergrond wordt gevormd door oorlog of burgeroorlog.
Zo ook het onderwerp Sovjet-Unie, van de Oktoberrevolutie van 1917 tot aan de Brezjnev-jaren in de Sovjet-Unie toen de Praagse Lente werd neergeslagen. Maar gezien en ervaren door de Russische schrijver Kornej Tsjoekovski, die leefde van 1882-1969, begrijp je opeens veel beter, bijvoorbeeld, waarom in de loop van de 20e eeuw niet miljoenen Sovjet-burgers naar niet-communistische buitenlanden zijn gevlucht. Veelal waren ze ambivalent over de communistische partij omdat er wel degelijk ook dingen beter gingen dan in de tijd van het keizerrijk; of mensen kregen van de partij geen uitreisvisum; het was oorlog met Duitsland en je wilde vechten; je kon verhuizen naar vrijere gebieden waar meer voedsel was en minder censuur en controle dan in Moskou; met de juiste contacten viel er best wat te regelen om beter te leven zonder dat je je handen vuil hoefde te maken.
De dagen branden als papier, een nieuwe biografie van Kornej Tsjoekovski, geschreven door Petra Couvée, levert een fascinerend tableau van zijn werkelijkheid op: onder tsaar Nicolaas II, de Eerste Wereldoorlog, de Oktoberrevolutie, Lenin, de terreur onder Stalin, de destalinisatie van Chroesjtsjov, de saaie Brezjnev-jaren. Er bestond al een Russische biografie van zo’n duizend pagina’s, maar wie zou deze in Nederlandse vertaling lezen? Wie zou hier geven om de ‘academische’ details, zelfs onder de weinige studenten die nu Slavische talen studeren? Tsjoekovski is hier geen bekende schrijver. Dus is de keuze voor een meer verhalende biografie waarin toch professioneel op relevante ‘details’ wordt ingegaan, heel effectief. Wat stond er in de weggemoffelde afscheidsbrief van zelfmoordenaar Aleksandr Fadejev, een coryfee van het Sovjet-schrijversgilde, getrouwe metgezel van Stalin? Dat soort dingen dus die in hun eigen tijd al heel belangrijk waren om te weten.
Keukenmeiden
Tsjoekovski had de pech verlaten te worden door zijn welgestelde vader, die van zijn joodse ouders niet mocht trouwen met een orthodox-christelijke wasvrouw (zijn grote liefde, met wie hij toch nog zes jaar samenwoonde). Daardoor ging hij bij de burgerlijke stand door voor onwettig kind. Zijn enorme betrokkenheid bij kinderen en hun onderwijs in Rusland, zijn liefde voor kinderboeken en zijn intense omgang met zijn eigen kinderen – altijd maar voorlezen, samen gedichten opzeggen, samen buiten spelen, wekenlang bezigheden voor zijn kleine meid Moera verzinnen wanneer zij in een sanatorium wegteert door bottuberculose – deze permanente trekken van Tsjoekovski hebben alles met zijn valse start in het leven te maken.
Nog als vijftiger was zijn jeugd een open wond: in 1937 schreef hij een artikel voor het dagblad Pravda over het feit dat kinderen van wasvrouwen, zoals hij vroeger, geen grondwettelijk recht op onderwijs hadden. Sterker nog, de overheid wilde voorkomen dat de kinderen te slim werden en professioneel in verzet konden komen. Hij had gehuild toen het recht op onderwijs onder Stalin in diens nieuwe grondwet werd ingevoerd – een van die vele haat-liefde momenten in Tsjoekovski’s leven. In een archief in Odessa had hij een publicatie gevonden die de bedoeling van de anti-onderwijswet formuleerde en hij citeerde daaruit in het Pravda-artikel: ‘Op deze wijze zal bij strikte toepassing van de regel de instroom op de voorbereidende gymnasia en tweede gymnasia worden gestremd van kinderen van koetsiers, lakeien, koks, wasvrouwen, kleine winkeliers en dergelijke mensen, kinderen die helemaal geen middelbaar of hoger onderwijs hoeven te ambiëren.’ Overigens heeft hij zelf geen last van deze wet gehad, hoewel onduidelijk blijft waarom hij het tweede gymnasium niet afmaakte. Wellicht toch omdat hij joodse familie had?
Russischer dan de Russen
Tsjoekovski woonde het grootste deel van zijn leven in Sint-Petersburg (ooit de hoofdstad van Rusland), maar hij had in zijn ogen ook nog eens de pech gehad de eerste jaren op te groeien in Odessa, de stad aan de Zwarte Zee waar mengelmoesjes van Oekraïens en Russisch gesproken werden, waardoor hij later als autodidact fanatiek zuiver Russisch zou leren. “Alles, van het vocabulaire tot aan de syntaxis en de uitspraak, scheen hem niet alleen incorrect, maar ook doortrokken van platvloersheid,” schreef zijn dochter Lidia over de straattalen in Odessa. Tsjoekovski werd iemand met een bijna religieuze verering voor het Russisch en de Russische literatuur. Hij zou zich als criticus weinig geliefd maken door collega-schrijvers te betrappen op taalfouten en daarover met “sadistisch genoegen” te rapporteren – een revanche voor de vernederingen die hij zelf had moeten ondergaan, suggereert ook Couvée.
Toen hij tachtig was kreeg hij als ‘Veteraan van de Sovjetliteratuur’ niet alleen de Leninprijs, de hoogste onderscheiding van de partij voor kunstenaars en wetenschappers, maar in datzelfde jaar 1962 – een topjaar in de Koude Oorlog – ook een eredoctoraat van de universiteit van Oxford. Dat was onder meer voor zijn Engelse vertalingen van Russische schrijvers en vooral zijn grote “doorwrochte” monografie over Nikolaj Nekrasov, de 19e-eeuwse progressieve schrijver, dichter, criticus, publicist en uitgever die de communisten maar wat graag tot een van hun excellente voorouders rekenden. Hij mocht hiervoor naar Engeland reizen. Dat land had hij eerder bezocht in 1916, toen hij in Buckingham Palace door koning George V ontvangen werd. Zijn onverstaanbaar Engels had hij geleerd uit een Duitse taalgids Teach Yourself English, om uiteindelijk voor Russen een boekje te schrijven over de gedachten en gevoelens van Britse gewone soldaten over de oorlog tegen Duitsland. Het laat dat talent van hem zien om steriele propaganda te ontwijken en het vaderland toch te dienen, met iets eerlijks. Het gaat verder en dieper en is creatiever dan je rol aanpassen aan nieuwe machtsverhoudingen.
Tsjoekovski is ook nog eens een schrijver die niets anders wil zijn dan dat, schrijven is zijn seculiere roeping, zijn reden van bestaan. In 1935 ontvluchtte hij geruzie thuis en schreef aan zijn zoon Nikolaj: ‘Jij en ik zijn allebei schrijver. Ik weet niet hoe dat bij jou is, maar negen van de tien gedachten wijd ik aan mijn schrijven. ’s Morgens in bed denk ik niet aan hysterie (die van zijn vrouw – AvA), het welzijn van mijn naasten, woningkwesties, mijn relatie met Lidia (zijn dochter – AvA), maar alleen aan wat ik die dag ga schrijven.’
Datsja’s
De biografie is doorspekt met verhalen over Tsjoekovski als man op zoek naar betaald werk en woonruimte voor zijn gezin, en later ook voor de aanhang van zijn inmiddels volwassen kinderen. Werk en woningen werden in de Sovjettijd verdeeld door de Schrijversbond, dus laten die verhalen zien hoe het met zijn relaties en vriendschappen in het officiële circuit stond, ook met bekende figuren als de cultuurpaus Maksim Gorki die streed voor privileges voor intellectuelen en kunstenaars. In feite groeide Tsjoekovski zelf uit tot een spin in het web van het literaire bedrijf.
Twee verhalen springen eruit in dit boek: dat van Tsjoekovski’s datsja in de badplaats Kuokkala, een plek voor dagjesmensen en broeinest van de bolsjewieken niet ver van Sint-Petersburg in wat eerst nog een stukje autonoom Finland in Rusland was. Daarnaast is er een heel hoofdstuk over zijn datsja in Pereldelkino, een door de Schrijversbond bestierd schrijversdorp bij Moskou.
In Kuokkala groeide hij uit tot spraakmakend literair criticus én maakte hij zich bemind onder minder deftig publiek: “Vanuit zijn in Engeland opgedane liefde voor massacultuur behandelt hij graag populaire thema’s als detectives, thrillers, pornografische literatuur, cinema en kinderliteratuur.” Misschien kende hij de lichtvoetige essays van George Orwell over de wat vulgaire en simpele culturele voorkeuren van de gewone Brit? Intrigerend is zijn vriendschap met de beroemde schilder Ilja Repin, die hem het geld voor aankoop van zijn eigen datsja in Kuokkala leende. Die vriendschap werd hem later nog bijna noodlottig, toen beweerd werd dat Tsjoekovski Repin had aangeraden niet terug te keren naar Rusland\ in de tijd dat de partij Repin claimde als magistrale voorloper van het socialistisch realisme.
Het schrijversdorp Pereldelkino is een heel ander stuk geschiedenis. Totdat Stalin stierf werden hier aan de lopende band mensen gearresteerd op grond van valse beschuldigingen en werd hun plek weer snel ingenomen door andere ‘bevoorrechten’. Het doet denken aan het verhaal van de componist Dmitri Sjostakovitsj die onder Stalin doodsangsten uit stond toen de ene na de andere collega ’s nachts door de geheime dienst werd opgehaald en hij uiteindelijk alleen overbleef in zijn flatgebouw. In 1952, enkele jaren voordat de destalinisatie in 1956 begint, schrijft de zeventigjarige Tsjoekovski in zijn dagboek:
“Mijn ziel is kalm als in het graf. Ik heb een beproevend, klunzig, onsuccesvol [werkend] leven achter de rug, een vijftig jaar durende tredmolen, duizenden mislukkingen, fouten en miskleunen. Ik heb heel weinig liefde gewekt: niet één vriend, niet één goede vriend… nu is er niemand, wiens begroeting mij node en dierbaar is. Ik zit als het ware op een andere planeet en vind het vreemd dat ik nog leef.”
Censuur
Inderdaad slaagde Tsjoekovski zijn leven lang erin vijanden te maken en niet de minsten. Was hij in het hele Sovjetimperium en daarbuiten bekend geworden om zijn kinderboeken zoals Krokodil, communisten wierpen zich al gauw op als pleitbezorgers van socialistische realisme, ook in de jeugdliteratuur. Daar pasten dus geen pratende krokodillen in, vond ook Nadezhda Kroepskaja, Lenins weduwe. Later onder Chroetsjov kon Tsjoekovski door zijn vijanden op één hoop gegooid worden met wat Stalinprijs-laureaat Michaïl Sjolochov de “dode zielen” van de Schrijversbond noemde: 3773 mensen, ‘gewapend met pennen en bezittingen’, die amper goede boeken zouden hebben geschreven omdat ze zelden de werkelijkheid van de fabrieken en boerderijen kenden. Zo’n twaalfhonderd van hen zaten volgens Sjolochov gevangen in de driehoek ‘Moskou-datsja-kuuroord’.
De vijanden waren vaak niet meer dan literaire figuren die gehoorzaam in commissies bij uitgeverijen en instellingen de regels van de officiële censuur uitvoerden – zonder het beetje manoeuvreerruimte dat er heus wel was, te benutten om het werk van collega’s te verdedigen. Die regels konden bovendien van de ene op de andere dag anders worden. Zo begon Tsjoekovski op hoge leeftijd ijverig aan het schrijven van een kinderbijbel, want ja, kinderen moesten toch enig idee hebben wie Mozes of Jezus was, vonden uiteindelijk ook de atheïstische kameraden. Vervolgens dreigde het hele project afgeblazen te worden door de Zesdaagse Oorlog tussen Israël en zijn buurlanden in 1967, die onder meer weer eens liet zien dat zionisten aanspraak wensten te maken op ‘bijbelse’ stukken Israël. Daar ging Rusland hen ‘dus’ niet bij helpen met zo’n kinderbijbel. Weer volgt zo’n verhaal waaruit blijkt dat Tsjoekovski zich altijd met hand en tand verzette tegen broodroof en gebrek aan respect, hoe welvarend hij inmiddels ook was (auto met chauffeur!).
Twee dingen zijn heel precies nagerekend voor Tsjoekovski’s leven. In 1967 kon hij schrijven dat volgens officiële cijfers zijn boeken “715 keer waren uitgegeven. Totale oplage 82 miljoen in 64 talen. In het Russisch 457 keer in een totale oplage van 76 miljoen. In 1966 – 15 keer in een totale oplage van 2.048.000”.
Couvée heeft uitgerekend hoe lang of vaak Tsjoekovski in zijn leven totale persvrijheid en vrijheid van meningsuiting heeft gekend, dus zonder preventieve censuur. Dat waren in totaal 41 dagen, in de herfst van 1905 – waarna hij toch nog kort door censuur achteraf in de gevangenis belandde.
De dagen branden als papier. De eeuw van de familie Tsjoekovski
Petra Couvée
Van Oorschot
ISBN 978 90 282 5422 0
Verschenen in juni 2025
Bestelinformatie
Bestel als paperback bij bol.com (€ 27,50)Bestel als e-book bij bol.com (€ 14,99)