De schrijfster en politica Henriëtte Roland Holst-van der Schalk (1869-1952) behoorde aanvankelijk tot de uiterste linkervleugel van het politieke spectrum in ons land. Ze ging om met Nederlandse politici als Gorter en Sneevliet, maar ook met politieke leiders als Trotski, Lenin, Kautsky en Rosa Luxemburg. Maar haar brede belangstelling leidde ondanks politieke verschillen ook tot vriendschappen met de architect Berlage en de historicus Huizinga. Later werd zij pleitbezorgster van een ethische politiek. Ze werd door velen gerespecteerd, en zelfs vereerd. Aan het eind van haar leven had ze een unieke maatschappelijke positie verworven, premier Drees maakte deel uit van het erecomité dat de viering van haar tachtigste verjaardag voorbereidde.
Henriëtte Roland Holst had een enorme productie aan dichtwerken, toneelstukken en politieke verhandelingen. Voor deze site is interessant dat ze ook met vele draden verweven was met het biografische genre. Ze schreef tal van biografieën, maar was zelf ook onderwerp van vele geschriften over specifieke aspecten van haar leven, activiteiten en werk. Aan het eind van haar leven schreef ze nog een autobiografie. Ten slotte publiceerde Elsbeth Etty in 1996 een monumentale, integrale biografie van haar.
Zelfs haar historische studie Kapitaal en arbeid uit 1902, een sociaal-economische geschiedenis over het verband tussen de specifieke kenmerken van de Nederlandse maatschappij en de arbeidersbeweging, is vanuit (auto)biografisch oogpunt interessant. In het voorwoord van de vierde druk, die – vermeerderd met een tweede deel – in 1932 het licht zag, schreef ze namelijk een uitvoerige verhandeling over de wordingsgeschiedenis van deze definitieve uitgave van het boek.
Daarmee legde ze openlijk verantwoording af van de drastische verandering in haar denkwijze over de maatschappij. Die had consequenties gehad voor de verschillende onderdelen van de studie. Ze nam zelfs afstand van de opzet van eerste deel, dat het product was van haar vroege puur historisch-materialistische denkwijze en dat ze niettemin toch gehandhaafd had. Bij haar erepromotie in 1947 ging de gerenommeerde historicus Jan Romein voorbij aan deze ontboezeming en noemde hij in het bijzonder het eerste deel uit 1902 ‘een geniale greep’ en ‘een meesterwerk’. Toch is het ook tekenend dat Roland Holst het boek niet noemde in haar sober getoonzette autobiografie Het vuur brandde voort die ze in 1949 op de hoge leeftijd van 8o jaar nog publiceerde.
Van deze autobiografie maakte Elsbeth Etty ruim gebruik voor haar biografie Liefde is heel het leven niet. Henriëtte Roland Holst 1869-1952. Etty was er zich erg van bewust dat een autobiografie een zeer gevaarlijke bron is. De ‘vergissingen, omissies en overdrijvingen’ in de autobiografie hebben Etty echter wel degelijk op het spoor van nuttige elementen voor haar biografie gebracht. Ze heeft daarmee haar voordeel gedaan. Ook heeft Etty de poëzie, drama’s en biografieën van Roland Holst onderzocht op autobiografische elementen. Deze had immers zelf aangegeven, dat haar literaire werk in hoge mate autobiografisch was.
Voor haar biografieën koos Roland Holst steeds helden die een voorbeeldfunctie konden vervullen. Dat gold voor haar toneelstuk over Thomas More (1913) en voor haar biografieën met overigens een vaak nogal gezwollen en stroef proza over Rousseau (1912), Garibaldi (1920), Tolstoj (1930), Gorter (1933), Rosa Luxemburg (1935) en Gandhi (1947). Vaak gebruikte Roland Holst de verandering in het denken van haar personages zoals zij die zag om haar eigen politieke wendingen van de sociaal-democratie via het communisme naar een sterk ethisch geïnspireerd socialisme te rechtvaardigen. Toch gaat Etty wel erg ver als ze schrijft dat alle biografieën van Roland Holst meer of minder verkapte autobiografieën zijn.
Niet alleen heeft Henriëtte Roland Holst een grote betekenis gehad in literair-historisch en maatschappelijk opzicht, ze hoort zeker ook thuis in de eregalerij van de geschiedenis van het Nederlandse biografische genre.