Willem Otterspeer over Michaël Zeeman. Biografie of schelmenroman?

Kort na de dood van Michaël Zeeman in 2009 stelde zijn vriend Willem Otterspeer een bundel weldadige essays samen onder de titel Aan mijn voormalig vaderland. En nu, vijftien jaar later, eert hij zijn veel te vroeg gestorven vriend met een uiterst lezenswaardige biografie: In alles ben ik groot. Otterspeer kan niet anders dan zich onmiddellijk de vraag stellen of dat wel kan, een biografie schrijven over je vriend. ‘Het enige leesbare wat ik erover kan zeggen, is dat dit boek geen pleidooi is voor Michaël Zeeman, geen poging om zijn donkere kanten te verdoezelen of zijn feilen goed te praten. (…) Dit boek is vooral een poging hem te begrijpen.’

De donkere kanten. Wie zich niet aan boeken laaft en alleen de roddels kent, weet van Zeeman alleen dat hij een boekendief was en een – soms gewelddadige – vrouwenverslinder. Die duistere kanten en zijn feilen worden door Otterspeer inderdaad niet verdoezeld, maar een pleidooi voor Zeeman is het boek natuurlijk wel geworden. Gelukkig maar. Dat mogen we al afleiden uit de titel van het tweede hoofdstuk: De Schelm. Otterspeer vergelijkt het leven van Michaël Zeeman met dat van de oplichter Felix Krull, de hoofdpersoon in de gelijknamige schelmenroman van Thomas Mann. Bij een schelm strijk je maar liever over het hart, omdat de streken door het komieke of sublieme karakter ervan het grensoverschrijdende gedrag ruimschoots goedmaken.

Hermes

Felix Krull vergelijkt zichzelf graag met de Hermes, en ook Otterspeer koppelt de Griekse god impliciet aan Michaël Zeeman: ‘Vakman, handelaar, sjacheraar, reiziger, dief, droombrenger, herdenker, manipulator, snel en slim, ongrijpbaar en welsprekend, vechter en verzoener, “met opzet door Zeus voortgebracht om de schepping af te maken”. De schelm.’ Maar voor wie slechts geleden heeft onder Zeeman en zich niet heeft kunnen warmen aan zijn immense charme, is het woord schelm natuurlijk een misplaatst eufemisme.

Felix Krull vertrouwt als ik-figuur zelf zijn ‘ontboezemingen’ aan het papier toe, en omdat je weet dat het een oplichter is – de titel van het boek onthult al dat het een ‘Hochstapler’ is, ben je als lezer op je hoede: welke feiten verdraait hij, wat laat hij weg en wat verzint hij? Wat voor Zeeman geldt, gaat ook op voor Otterspeer. Ik verdenkt hem er niet van taferelen uit zijn duim gezogen te hebben, maar ongetwijfeld heeft hij behoorlijk wat onwelgevalligheden moeten weglaten, al is het maar om nabestaanden te ontzien. Veel conflicten zijn slechts zijdelings benoemd, andere helemaal niet.

Romanfiguur

Dat een en ander is weggelaten wordt door Otterspeer verantwoord als hij de criteria formuleert waaraan een goede biografie moet voldoen: geen volledigheid maar selectie, geen geleerdheid maar kunst, geen preutsheid maar openheid.

‘In essentie komt het erop neer dat een biografie een “life-story” is, een roman met andere middelen, maar met hetzelfde streven naar waarheid’ met als conclusie: ‘Michaël Zeeman was van alles en nog wat, maar hij was vooral een romanfiguur.’

Geen geleerdheid dus, maar kunst, literatuur. Laten we vaststellen dat het ronduit een genot is om deze biografische schelmenroman te lezen. Zeeman was wat men noemt een ‘begenadigd’ schrijver en je kunt niet genoeg citaten uit zijn artikelen en zijn brieven lezen. Maar Otterspeer zelf is dat ook, en op elke bladzijde staat wel een parel van een zin, waard om even herlezen te worden voor je verder gaat. Over de jonge Zeeman: ‘Een puber die op te grote voet leeft, een uitzonderlijk stel hersens in dienst van zijn eigen verwarring.’ Over zijn moeder: ‘Op haar kinderen werkte zij als vleesgeworden verbodsbepaling. Haar huis was een kille veste waar bevelen en verwijten opklonken uit onverwarmde vertrekken.’ Over de vermeende boekendiefstal: ‘We weten het niet. Hij heeft het niet gedaan. Maar hij heeft het ook niet niet gedaan.’ Over Zeemans reactie achter de schermen op de beruchte aanval met vis: ‘Hier was een boomlange man gekrompen tot het jongetje op Marken, dat op zijn hoede naar school liep en gehavend thuis kon komen. Hier heerste de straat, die hij achter zich gelaten dacht te hebben.’ Het publiek heeft het niet gezien. Op het podium roept Zeeman nog ad rem: ‘Ik nodig iedereen uit om morgen bouillabaisse bij me te komen eten.’

Een mateloos mens

Bewust heeft Otterspeer citaten en gebeurtenissen niet verantwoord in een notenapparaat en veel van de medespelers in de grote Zeeman-show worden anoniem opgevoerd. Otterspeer: ‘Een notenapparaat had geen enkele zin, want het boek werd grotendeels gebaseerd op Michaëls archief en dat blijft vooralsnog gesloten. Bovendien heb ik geen enkele zogeheten wetenschappelijke pretentie met het boek. Ik wilde alleen maar weten hoe het was, dat leven van Michaël Zeeman, hoe het eigenlijk was.’ De laatste zin moet haast wel met ‘tongue in cheek’ zijn geformuleerd door de man die eerder de voortreffelijk biografie van Willem Frederik Hermans schreef (‘De waarheid is onkenbaar’; ‘er is maar een werkelijk woord: chaos’).

Michaël Zeeman © Annemieke Gerritsma (CC BY-SA 3.0)

Tragiek en eenzaamheid waren Zeemans deel, maar omdat hij dag in dag uit op superieure wijze vooral deed waar hij zin in had, hoeven we geen medelijden te hebben. Een tomeloze werker, met een enorm oeuvre, die veel plannen onvoltooid liet, zoals de grote roman, waarvoor hij wel een voorschot ontving, maar waarvan hij geen letter op papier kreeg. Otterspeer: ‘De torenhoge ambitie van de roman was de pendant van de levensgrote faalangst die het schrijven ervan voorkwam. Die ambitie was het product van zijn talent, die faalangst het resultaat van zijn opvoeding. Met elkaar vermenigvuldigd leverden ze de fascinerende figuur van de schelm op, de man die de snelle reactie, de schijnbeweging en de bluf tot kunst- en levensvorm maakte.’

De biograaf concludeert: ‘Een dag bevatte te veel gebeurtenissen, een week te veel vrouwen, een maand te veel werk en een jaar te veel reizen. En natuurlijk was dat teveel de keerzijde van een gapend tekort. Nooit was het genoeg, en vrouwenarmen noch weeldeblijken zouden dit gat kunnen dempen.’ Een mateloos mens, ‘een leven in de grotere herenmaten’, zoals hij dat placht te noemen. Het zou ook een mooie titel zijn geweest ‘een leven in de grotere herenmaten’.

In alles ben ik groot – leven en lezen van Michael Zeeman
Willem Otterspeer
Prometheus
ISBN hardcover 9789044659481
Verschenen in oktober 2025

Bestelinformatie

Bestel als hardcover bij bol.com (€ 37,50)
Bestel als e-book bij bol.com (€ 22,99)

Arthur van Dijk
Arthur van Dijk
Arthur van Dijk studeerde letteren, muziekwetenschap en geschiedenis, is voormalig orkestdirecteur en werkt nu als adviseur in de culturele sector. Hij schreef Een lied dat niet sterven zal. Het rusteloze leven van Willem Pijper (1894-1947) . Daarnaast heeft hij een boek over de 19de-eeuwse kermis in voorbereiding.

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in