āEen seismograaf van de avant-gardeā, zo typeren Hans Renders en Sjoerd van Faassen de oprichter van de Stijl Theo van Doesburg (1883-1931). Ogenschijnlijk was de man vlaggendrager van stromingen als constructivisme, dadaĆÆsme en de Nieuwe Beelding van de Stijlgroep, maar daarvoor was heel wat mythevorming en antedatering nodig. Van Doesburg verstond de kunst van de zelfpromotie als geen ander, hoewel hij aan het einde van zijn korte leven ā hij werd slechts 47 jaar oud ā weinig vrienden overhad.
Over Van Doesburg is veel gepubliceerd. Zijn werk, ideeĆ«n en invloed leidden tot een stroom van publicaties, zozeer dat het kunsttijdschrift Jong Holland in 2000 plechtig beloofde eens een jaar niet over Van Doesburg te schrijven – maar een biografie was er nog niet. En die wilden Renders en Van Faassen nadrukkelijk leveren. Christian Emile Marie KĆ¼pper, zoals Theo van Doesburg in werkelijkheid heette, moest āvermenselijktā worden. Het ontbrak aan een samenhangend beeld van āzijn achtergrond, inspiratiebronnen, ervaringen en uiteenlopende activiteitenā, aldus de auteurs, en dat in de historische en artistieke context van zijn tijd. Daardoor is Ik sta helemaal alleen. Theo van Doesburg 1883-1931 niet zozeer een kunsthistorische exercitie geworden, maar het levensverhaal van een man die in menig opzicht zelf zijn ergste vijand was.
Antedatering
Van Doesburg gaf zich niet meteen gewonnen aan het modernisme ā in 1913 merkte hij nog over Kandinsky op dat met hem de schilderkunst āhet grootst mogelijke egoĆÆsmeā had bereikt, om hem twee jaar later te roemen als een groot schilder die āVormā en āIdeeā liet samenvloeien ā inmiddels een paradepaardje van Van Doesburg. Stijl was in zijn ogen niets anders dan āhet tot stilstand komen van de wereldgeest in een der vormen van kunstā. Toen Van Doesburg eenmaal overstag was, deed hij er alles aan om als pionier van al die ismen geboekstaafd te worden. Hij zou De Stijl al in 1914 hebben willen oprichten, maar daar stak het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog een stokje voor. Van Doesburg meldde keer op keer 1916 als oprichtingsjaar, een nogal kinderachtige poging de concurrentie in de vernieuwingsbeweging vĆ³Ć³r te zijn. Hij maakte in februari van dat jaar inderdaad kennis met Piet Mondriaan, maar die stond nogal gereserveerd tegenover Van Doesburgs enthousiasme voor het werk van Janus de Winter. Veel te āastraalā. (Mondriaan was met zijn Compositie in lijnen de weg van de volledige abstractie opgegaan). Hetzelfde trucje met de antedatering paste Van Doesburg ook toe in zijn kennismaking met dada. āJe suis le premierā, beweerde hij tegenover Tristan Tzara, de voorman van de beweging, āĆ©t Ć ce moment ā le seul en Hollande qui dĆ©fense Dada.ā Daarmee negeerde hij de pioniersrol van onder anderen Erich Wichman en Louis Saalborn volkomen.
Gestamel
Van Doesburg wordt opmerkelijk uitvoerig geciteerd in deze biografie. Zeker Hans Renders maakte in zijn eerdere biografieĆ«n van Jan Campert en Jan Hanlo spaarzaam gebruik van het citaat. Maar juist door Van Doesburg direct aan het woord te laten, krijg je als lezer een indruk van het idioom van de tijd. āWereldgeestā, ātijd en ruimteā, āontindividualiseringā en dada als de āabstract-concrete messias der nieuwe tijdenā – het lijkt op het gestamel van een wereldburger die de nieuwbakken relativiteitstheorie van Einstein, het spiritualisme van Jiddu Krishnamurti en de tumultueuze industriĆ«le ontwikkelingen van de twintigste eeuw een plek moest geven in zijn leven.
Polemische natuur
De citaten tonen ook een andere kant van de persoonlijkheid van Van Doesburg, zijn polemische natuur. Wanneer hij in het midden van de jaren twintig tot de ontdekking komt dat zijn voormalige kompanen van de Stijlgroep hem links laten liggen, reageert hij furieus in een brief aan architect Cornelis van Eesteren, met wie hij veel had samengewerkt. āNergens op de heele wereld kun je keuteligger, schijnheiliger, ouderwetscher en bekrompener volkje (kunstvolkje) aan treffen dan de zgn. Stijllui. Bah!ā Medestrijder van het eerste uur J.J.P. Oud noemde Van Doesburg in een brief aan Adolf Behne āeen idiootā. Het waren de architectuuropvattingen van Van Doesburg, die Oud ābis zum Ekel empƶrenā. En Piet Mondriaan typeerde Van Doesburg als niet meer dan een āverdienstelijke manager van den stijlā. Mondriaan zegde in december 1927 officieel de āsamenwerkingā op nadat Van Doesburg, godbetert, diagonalen begon te schilderen. Oud en Mondriaan waren toen al betrokken bij een nieuw blaadje, i10 van Arthur Lehning, en sloten Van Doesburg doelbewust uit van hun activiteiten.
Het was een dolkstoot in de rug van een man die zich tien jaar lang nadrukkelijk had doen gelden met zijn manifesten, beschouwingen en netwerkactiviteiten, maar er uiteindelijk helemaal alleen voor stond. Van Doesburg zon op wraak. āVoor al die jaren dat ik bedot ben, zal ik ān geschikte revanche weten te vinden,ā beloofde hij Van Eesteren, met wie hij inmiddels ook gebrouilleerd was.
Monumentale nagedachtenis
Toen Van Doesburg na een kort ziekbed op 7 maart 1931 aan een hartaanval bezweek, had hij in feite nog maar Ć©Ć©n kompaan in zijn leven: Nelly van Moorsel, met wie hij in 1928 was getrouwd. Zij stelde de rest van haar leven in dienst van de nagedachtenis van Theo van Doesburg en slaagde erin die monumentaal te maken. Vooral door haar contacten met Peggy Guggenheim werd Van Doesburg een grote meneer in de Verenigde Staten, wat hem tijdens zijn levensdagen nooit was gelukt, hoezeer hij dat ook had gewild. In 1936 volgde een overzichtstentoonstelling in het Stedelijk Museum, die in 1951 nog eens werd herhaald. Uiteindelijk vond Van Doesburg vooral in Jean Leering, directeur van het Van Abbemuseum, een belangrijk pleitbezorger van zijn werk. Leering vond Van Doesburg veelzijdiger dan Mondriaan.
Wellicht is dat het grondthema van deze biografie: hoe reputaties worden opgebouwd, te grabbel gegooid en weer uit hun as herrijzen. Juist een biografie kan licht werpen op al die vormen van āself-fashioningā, die ook al in de eerste helft van de twintigste eeuw een kunstenaar konden maken of breken. Zo krijgt de lezer een indringend beeld van de betekenis van het tijdschrift als bindmiddel van een groep geestverwanten ā er waren er heel wat, de Stijl kende tot groot chagrijn van Van Doesburg behoorlijk veel concurrenten. Ik denk niet dat Nelly van Doesburg, die uitkeek naar een biografie van haar man, gelukkig zou zijn met het eindresultaat van Renders en Van Faassen. Daarvoor steken de auteurs hun antipathie voor Van Doesburg niet onder stoelen of banken ā zo hier en daar iets te nadrukkelijk naar mijn smaak. āHet was altijd hollen of stilstaan met Van Doesburg, die het middelpunt der aarde meestal dƔƔr situeerde waar hij zichzelf bevond.ā Niettemin is Ik sta helemaal alleen. Theo van Doesburg 1883-1931, na de verschillende MondriaanbiografieĆ«n die de afgelopen jaren verschenen zijn, een pracht van een aanwinst in de pioniersportretten van de Stijlgroep.
Ik sta helemaal alleen. Theo van Doesburg 1883-1931
Hans Renders, Sjoerd van Faassen
Bezige Bij
ISBN 9789403134314
Verschenen in oktober 2022
Bestelinformatie
Bestel als hardcover bij bol.com (5 59,99)Bestel als ebook bij bol.com (ā¬ 19,99)
Koop bij Athenaeum Boekhandel Bestel als hardcover bij Athenaeum Boekhandel (ā¬ 59,99)
Bestel als ebook bij Athenaeum Boekhandel (ā¬ 19,99)