Pioniers van het Groningse onderwijs. Een groepsbiografie


Kan een biografie bijdragen aan een beter begrip van de geschiedenis van het Nederlandse onderwijs, zoals die is te vinden in standaardwerken als De geschiedenis van de school in Nederland van Boekholt en De Booy of Vijf eeuwen opvoeden in Nederland van Nelleke Bakker? De laatste tien jaar zijn er onder andere biografieƫn uitgekomen over Kees Boeke, de grondlegger van de Werkplaats in Bilthoven, over de invloedrijke Utrechtse hoogleraar pedagogiek Martinus Langeveld, over de rode bovenmeester Adriaan Gerhard en over frater Caesarius Mommers, de ontwikkelaar Veilig leren lezen, de meest succesvolle leesmethode uit de Nederlandse geschiedenis. Al deze biografieƫn zorgen voor een verdieping van de algemene kennis over de geschiedenis van het onderwijs en geven er kleur aan door het leven van een markante onderwijsvernieuwer uit te diepen en te plaatsen in de bredere onderwijskundige en maatschappelijke ontwikkelingen van zijn of haar tijd.

Groepsbiografie

Mineke van Essen, emeritus hoogleraar historische pedagogiek en vrouwengeschiedenis aan de Rijksuniversiteit in Groningen, schreef in 2013 ook een biografie en wel over de Groningse orthopedagoge Wilhemina Bladergroen, bekend als de grondlegger van de school voor Leer- en Opvoedingsmoeilijkheden (LOM), die intussen is opgegaan in het Speciaal Basisonderwijs. Nu komt ze met een groepsbiografie. Ze vertelt het verhaal van zes jonge mensen uit eenvoudige milieus, vier mannen en twee vrouwen, die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de ontwikkeling van het onderwijs in de stad Groningen in de eerste helft van de negentiende eeuw. Met deze fraai vormgegeven groepsbiografie kiest zij voor een regionale geschiedschrijving van het onderwijs.

De groepsbiografie kent een bijzondere en ook wel originele constructie. In 1832 wordt het vijfentwintigjarig jubileum van de Groningse schoolopziener Theodorus van Swinderen (1784-1851) gevierd met een groot feest. Van Swinderen was als schoolopziener verantwoordelijk voor het toezicht op en de ontwikkeling van het onderwijs in Groningen. De functie van schoolopziener werd ingesteld in de eerste landelijke onderwijswetten van Nederland die in het eerste decennium van negentiende eeuw tot stand kwamen. De zes hoofdpersonen (Beerent Brugsma, Roelf Rijkens, Teunis Hofkamp, Alberdina Woldendorp, David Snatich en Cato Sperwer) hebben in de kwarteeuw tot 1932 allemaal op de een of andere manier met schoolopziener Van Swinderen te maken gehad: als onderwijzer, als directeur van de kweekschool, als leraar op het doveninstituut of als houdster van een kostschool voor meisjes. Op een na zijn ze op het jubileumfeest aanwezig. Het eerste deel van het boek bevat van alle zes hoofdpersonen een beschrijving van hun jeugd en vormingsjaren. Na een korte tussenbalans volgt het tweede deel, zes portretten van dezelfde hoofdpersonen tussen 1818 en 1832, wat voor allen de jaren zijn waarin ze het heft in eigen handen nemen, hun weg in het onderwijs vinden en hun loopbaan uitbouwen. De groepsbiografie besluit met de beschrijving van het jubileumfeest in 1832 en een epiloog waarin het verdere leven van de zes kort wordt beschreven.

Hardwerkende eenvoudige mensen

De bedoeling van de groepsbiografie is om te laten zien dat het onderwijs in de eerste helft van de negentiende eeuw in Groningen stapje voor stapje is opgebouwd door hardwerkende, maar grotendeels anoniem gebleven mannen en vrouwen en hoe het beroep van onderwijzer zich in de eerste helft van de negentiende eeuw heeft ontwikkeld. Het is een goed idee om de geschiedenis van het onderwijs te beschrijven via portretten van zes talentvolle en verdienstelijke onderwijsmensen, maar in de gekozen constructie komt dat idee niet goed uit de verf. Er is te weinig bekend over de zes hoofdpersonen om hen op een boeiende manier te kunnen beschrijven. De basis van de groepsbiografie vormen de gegevens die Van Essen heeft kunnen vinden in de provinciale en gemeentelijke archieven. Op basis daarvan heeft ze over iedere persoon een portret geschreven, een bijzondere combinatie van feiten en fictie, zoals ze in haar inleiding schrijft. Daarbij wil ze bewust geen enkel voorval verzinnen of groter maken dan de historische feiten toelaten. Vanuit wetenschappelijk oogpunt is dat integer, maar het leidt tot een groot probleem. Van de zes hoofdpersonen is zo weinig bekend dat Van Essen genoodzaakt is om soms wel zes keer op een pagina haar toevlucht te nemen tot woorden en uitdrukkingen als ā€˜misschienā€™, ā€˜mogelijkā€™, ā€˜waarschijnlijkā€™, ā€˜we weten niet hoeā€™, ā€˜we kunnen er alleen maar naar raden hoeā€™, ā€˜er is geen aanwijzing datā€™, ā€˜we mogen ervan uitgaan datā€™, ā€˜we hebben er geen idee van hoeā€™, ā€˜vermoedelijkā€™, ā€˜we moeten gissenā€™, etc. Daardoor blijven de beschrijvingen van de hoofdpersonen vlak. Ze komen niet tot leven. Vooral bij de portretten van de twee vrouwen is dit erg storend. Bij de mannen hoeft Van Essen iets minder slagen om de arm te houden, maar boeiend of meeslepend worden de persoonsbeschrijvingen nooit.

De leesmethode van Roelf Gerrit Rijkens (1795-1855): Natuurlijke lees-leerwijze


Kunstmatige constructie

De groepsbiografie valt ook tegen omdat de hoofdpersonen te weinig met elkaar te maken hebben. Een groepsportret is interessant wanneer de levens zodanig verweven zijn dat er onvermoede verbanden aan het licht komen waardoor nieuwe inzichten ontstaan. In deze groepsbiografie is het verband tussen de hoofdpersonen te kunstmatig geconstrueerd. Het feit dat ze allemaal aanwezig zijn op het jubileumfeest van een schoolopziener, aan wiens leven en werk verder nauwelijks aandacht wordt besteed, is te mager. De een mag dan getrouwd zijn met de zus van de vrouw van de ander en de meesten kenden elkaar wel vaag, maar hun levens en loopbanen kruisten elkaar nauwelijks. Het zijn losse portretten en er is zeker geen sprake van een Groningse school voor onderwijsvernieuwing zoals de ondertitel van het boek suggereert. De groepsbiografie bevat enkele interessante verhalen, zoals dat over de ruzie binnen de plaatselijke afdeling van het Nut van het Algemeen over de aanstelling van een Joodse schooldirecteur, die zich uiteindelijk genoodzaakt ziet uit de stad te vertrekken. En, waarschijnlijk in een laat stadium toegevoegd, een schildering van de gevolgen voor het onderwijs van een geheimzinnige en ook later nooit eensluidend verklaarde epidemie die Groningen in 1826 teisterde en die 2800 mensen, tien procent van de bevolking, het leven kostte. Maar de zes hoofdpersonen zijn aan het eind van de biografie nog bijna even onbekend als aan het begin. De groepsbiografie levert een bijdrage aan de stadsgeschiedenis van Groningen, maar nauwelijks aan de geschiedenis van het onderwijs in Nederland.

Onderweg naar 1832. Een groepsbiografie uit de Groningse school
Mineke van Essen
Uitgeverij Koninklijke Van Gorcum
ISBN 9789023257424
Verschenen in februari 2021

Bestelinformatie

Bestel als paperback bij bol.com (ā‚¬ 22,50)

Koop bij Athenaeum Boekhandel

Bestel als paperback bij Athenaeum Boekhandel (ā‚¬ 22,50)
Sjak Rutten
Sjak Rutten
Sjak Rutten is onderwijskundige en historicus. Hij promoveerde in 2019 op een biografie van de meest succesvolle ontwikkelaar van leesmethoden uit de Nederlandse onderwijsgeschiedenis: frater Caesarius Mommers (1925-2007), De leesvader van Nederland.

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in