Mathilde Cohen Tervaert-Israëls: feministe en kunsterfgename

Mathilde Cohen Tervaert-Israëls (1864-1945) erfde de grote kunstcollectie van haar vader Jozef Israëls en broer Isaac Israëls. Door zorgvuldige schenkingen zorgde ze dat hun werk voor het Nederlandse publiek bewaard bleef. Achterkleinzoon Chris van Weel wilde zijn overgrootmoeder ‘Oma Masje’ uit de schaduw halen en ging op onderzoek uit. Uit zijn biografie Voor kunst en vrouwenrechten blijkt dat Mathilde Cohen Tervaert-Israëls ook zeer actief was in de eerste feministische golf. 

Als dochter van Jozef Israëls groeide Mathilde Israëls op in een artistiek, seculier Joods gezin. De organisatie van het schildersatelier op de Koninginnegracht in Den Haag en de verkoop aan de internationale clientèle lag vooral in handen van haar moeder, Aleida Schaap. Haar broer Isaac erfde het schilderstalent van hun vader en ontwikkelde gaandeweg een eigen stijl. Mathilde, in de familie Masje genoemd, erfde de belangstelling voor (Franse) literatuur van haar moeder, haar organisatietalent en ook haar schrijftalent, want van Aleida bleven artikelen bewaard over sterke vrouwen. De biograaf vat haar jeugd kernachtig samen:

“Joods van origine, maar vooral een leefomgeving annex atelier dat trefcentrum was van schilders, schrijvers, kunstverzamelaars en kunsthandelaars, met een sociaal gevoel in een snel veranderende wereld: dat was de omgeving waarin de jonge Mathilde opgroeide.”

Tegen de dubbele moraal

In 1903 trouwde Mathilde met de Groningse arts Gerard Cohen Tervaert. Zij kregen drie zonen en een dochter. Vanaf 1900 werd ze actief als feministe. Zij richtte in 1902 de afdeling Den Haag van de Onderlinge Vrouwenbescherming op, een organisatie die zorg leverde aan (ongehuwde) kraamvrouwen zonder bestaanszekerheid en hun baby’s. De ‘gevallen’ vrouwen, meestal verlaten of als dienstbode bezwangerd door hun werkgever, vervielen soms tot prostitutie. De praktische zorg voor moeder en kind vond plaats in het opvanghuis ‘Toevlucht’ en Cohen Tervaert richtte, in haar eigen woning, een consultatiebureau op. Haar inzet had ook een sterk politieke component. Zij ageerde tegen de dubbele moraal die voor mannen en vrouwen gold. Vanuit een niet-confessioneel standpunt streed ze voor een betere wettelijke positie van de moeder tegenover de vader, zoals het recht op het vaderschapsonderzoek. Ook pleitte ze voor de rechten van buitenechtelijk geboren kinderen, zoals erfrecht. In haar opvattingen kon zij tot de ‘radicalen’ en ‘vrijdenkers’ gerekend worden. Daardoor had ze het soms aan de stok met andere feministische coryfeeën als Welmoet Wijnaendts Francken-Dyserinck, oprichtster van de Nederlandsche Bond voor Vrouwenkiesrecht. Met Rosa Manus en Aletta Jacobs onderhield zij warmere banden. Zij zorgde ervoor dat haar broers portret van Aletta Jacobs in het Groninger Museum terecht kwam.

Mathilde Cohen Tervaert-Israëls, ca 1935. Bron: Familiearchief

Integrale benadering van vrouwenrechten

De integrale benadering van maatschappelijke hulp en het recht van vrouwen op economische zelfstandigheid en betaalde arbeid had haar hart. Veertig jaar lang streed ze onder meer voor een samenhangende wetgeving die vrijstelling van werk gedurende de laatste zwangerschapsfase, bevalling en kraambed verbond met schadeloosstelling van gederfde inkomsten en de toegang tot gezondheidszorg, verpleging en gezinshulp. Vrouwen moesten meepraten over het lot van vrouwen, vond zij. Daarom was zij ook actief in campagnes voor het volledige kiesrecht voor vrouwen. Toen dat doel in 1919 was bereikt, zette zij haar werk voort als presidente van de Nederlandsche Vereeniging van Staatsburgeressen en in talloze andere (gelegenheids)comités. Ook internationaal zocht zij verbanden. In 1911 was zij de medeoprichter van de Internationale Vereinigung für Mutterschutz und Socialreform. Haar belangrijkste publicatie was de bundel Moederschap: sexueele ethiek uit 1913. Daarnaast was zij van 1924-1935 lid van Provinciale Staten van Zuid-Holland voor de liberale Vrijheidsbond. De uitvoerige citaten in de biografie laten haar scherpe betoogstijl zien. Zo schreef zij in verkiezingstijd over het lot van gehuwde ambtenaressen die ontslagen werden:

“Geen enkele vrouw die niet het grievende onrecht voelt dat de gehuwde vrouw die de gang schrobt niet uit ’t stadhuis geweerd wordt, – wel zij die er achter een lessenaar gezeten was. – Geen enkele vrouw? – Hier past de leus: vrouwen stemt menschen die onze beginselen zijn toegedaan, en zorgt dat onder hen de vrouw quantitatief en qualitatief waardiglijk vertegenwoordigd zij.”

Opvallend is dat ze in haar feministische werk vaak gesteund werd door mannelijke familieleden, zoals haar neef Herman Louis Israëls. Haar dochter Aleid had uiteraard een betaalde baan, als onderwijzeres.

Hoedster van het erfgoed-Israëls

Haar eerste artikel ‘Moederzorgen/Moederweelde’ illustreerde Mathilde Cohen Tervaert-Israëls met het schilderij Moederweelde van haar vader Jozef uit 1890. Na de dood van haar moeder was Mathilde Cohen Tervaert-Israëls zeer nauw betrokken bij de zorg voor haar vader. Na zijn dood in 1911 gaf ze al enkele stukken aan openbare collecties. In 1934 zag zij zich door het plotseling overlijden van haar broer geplaatst voor de taak om het atelier van vader en zoon op te ruimen. Zij moest een passende bestemming vinden voor de omvangrijke collectie schilderijen en aquarellen van de Israëls. Zorgvuldig organiseerde ze grote schenkingen aan diverse musea in Nederland. De schetsboeken verdeelde ze over meer dan tien prentenkabinetten. Vooral het Groninger Museum kreeg veel stukken, de schildersezel en meubilair, onder meer om een Israëls-kamer in te richten. De correspondentie van de schilders droeg ze over aan het Haags Gemeentearchief.

Jozef Israëls, Moederweelde, 1890 (public domain)

Hoogte- en dieptepunten

Chris van Weel begint zijn biografie met een ‘onbetwist hoogtepunt’: de viering van de zeventigste verjaardag van Cohen Tervaert in hotel Witteburg in Den Haag op 14 februari 1934. Daar werd ze gehuldigd voor al haar werk voor de vrouwenbeweging en de politiek, onder andere met een koninklijke onderscheiding. Ze bleef zeer actief als redacteur van Vrouw en Gemeenschap, het verenigingstijdschrift van de Nederlandsche Vereeniging voor Vrouwenbelangen en Gelijk Staatsburgerschap (NVVGS).

Daarna ging het bergafwaarts, zowel in haar persoonlijke leven als maatschappelijk. Eerst moest ze slikken dat het recht van vrouwen op arbeid werd ingeperkt door de economische malaise. Ambtenaressen werden weer ontslagen als ze trouwden. Haar man was in 1923 al overleden, in 1926 overleed haar oudste zoon Dirk op 37-jarige leeftijd aan een infectie die hij tijdens zijn werk als arts had opgelopen. In december 1940 overleed haar jongste zoon Gerard, die altijd bij haar gewoond had. Onder dreiging van de vervolging van de Joden in Duitsland schonk ze nog meer schilderijen aan openbare collecties. In 1939 bracht zij een deel van de familiecollectie veilig in bewaring bij kunsthandel Frederik Muller. 

Haar levenseinde is ronduit tragisch. Al in 1940 moest ze haar woning aan de Zeekant in Den Haag verlaten vanwege de bouw van de Atlantikwall. Onderduiken vond ze, als hoogbejaarde joodse, geen optie want “iedereen kent mij”. Ze werd met haar dochter Aleid geïnterneerd in kasteel De Schaffelaar Barneveld, met andere ‘hooggeplaatste’ joden zoals David Simons en Ida Simons. Via Westerbork werden ze naar Theresienstadt gedeporteerd. In februari 1945 waren moeder en dochter onder de 1200 personen die in aanmerking kwamen voor een ‘uitwisselingstransport’ van Himmler naar Zwitserland. Mathilde Cohen Tervaert-Israëls overleed twaalf dagen na aankomst in Sankt Gallen.

Voor kunst en vrouwenrechten is door uitgeverij Waanders prachtig vormgegeven. De grote kleurenillustraties laten de werken van vader en zoon Israëls tot hun recht komen en er zijn interessante foto’s van de feministische kringen. De eindredactie had dezelfde zorgvuldigheid verdiend, want nu zijn er wat storende fouten blijven staan en er had gesnoeid mogen worden in de bedankbrieven van museumdirecteuren. Chris van Weel is er heel goed in geslaagd om zijn overgrootmoeder recht te doen. Zowel haar bijdrage aan het Nederlandse kunstbezit als haar inzet voor de vrouwenrechten is aanzienlijk en memorabel. Er kunnen mijns inziens niet genoeg biografieën verschijnen over de vrouwen in de voorhoede van het feminisme. Zeker nu vrouwenrechten internationaal (weer) onder druk staan. Een van Cohen Tervaerts strijdpunten, gelijk loon voor gelijkwaardige arbeid, is ook in Nederland nog steeds niet gerealiseerd. Voor kunst en vrouwenrechten biedt volop inspiratie voor de huidige generatie feministes.

Voor kunst en vrouwenrechten. Mathilde Cohen Tervaert-Israëls 1864-1945
Chris van Weel
Uitgeverij Waanders
ISBN hardcover 9789462625518
Verschenen in juni 2024

Bestelinformatie

Bestel als hardcover bij bol.com (€ 39,95)

Petra Teunissen-Nijsse
Petra Teunissen-Nijsse
Petra Teunissen-Nijsse werkt als freelance redacteur, journalist en biografisch onderzoeker. Zij publiceerde over Louis Couperus, Carry van Bruggen en Clare Lennart. In juni 2017 promoveerde zij op het proefschrift Voor ’t gewone leven ongeschikt. Een biografie van Clare Lennart. Haar tekstbureau heet Leven in Woorden

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in