Jelle Zijlstra. Economische wetenschap als politieke machtsfactor

Jelle Zijlstra, geboren in het Friese dorpje Oosterbierum als zoon van een middenstander, waagde in 1937 de sprong naar het verre Rotterdam, waar hij als 19-jarige jongeman economie ging studeren. Later groeide hij uit tot een zeer invloedrijke man in de financieel-economische overheidssector van ons land. Dertig jaar functioneerde hij op het hoogste niveau: elf jaar minister, drie jaar lid van de Eerste Kamer, een kort interim-premierschap en vijftien jaar president van De Nederlandsche Bank. Toch wist hij het beeld op te bouwen van een non-politicus, een hoogleraar economie die door anderen tegen zijn zin in de politiek was getrokken en die daar alleen uit plichtsbesef bleef. De politiek historicus Jonne Harmsma die eind november in Groningen op een mooie, kloeke biografie van de Friese econoom promoveerde, laat echter aan de hand van concrete voorbeelden zien dat er bij benoemingen telkens opnieuw sprake was van een ingewikkeld spel waarin Zijlstra’s aarzelende houding een manier was om zich van steun en draagvlak te voorzien. Zo stribbelde hij als student al hardnekkig tegen toen zijn gereformeerde studiegenoten hem praeses wilden maken van hun Rotterdamse studentenvereniging. Nadat de kogel eenmaal door de kerk was, toverde hij een agenda uit zijn zak en kon zo goed voorbereid de vergadering verder voorzitten. Harmsma schetst eenzelfde opstelling bij het aanvaarden van het ministerschap in 1952 en van het interim-premierschap in 1966.

Mythe van de buitenstaander

Het zorgvuldig door Zijlstra geconstrueerde beeld van iemand die liever buiten de politiek had willen blijven om in een serene, wetenschappelijke sfeer economische problemen te onderzoeken, klopt dan ook niet met de werkelijkheid. De econoom Jan Pen die als EZ-ambtenaar de minister had meegemaakt, prikte deze mythe van de buitenstaander al door in een scherpe kritiek op de memoires die Zijlstra in 1992 publiceerde. Harmsma gaat in het spoor van Pen verder en toont met tal van voorbeelden aan, dat Zijlstra wel degelijk een homo politicus was.

Zo was Zijlstra, al voor hij op 34-jarige leeftijd minister van Economische Zaken was geworden, in de periode tussen 1945 en 1952 als lid van de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) actief betrokken bij politiek-maatschappelijke debatten. Zijn politieke stijl was echter die van de vakeconoom. Hij sprak steeds de gezaghebbende economentaal, hoewel hij dat wel deed in begrijpelijke termen, vaak gelardeerd met slagzinnen. Harmsma laat zien dat er bij Zijlstra steeds sprake was van een combinatie van een economische expert en een politicus, gevoed door een ideologische bevlogenheid die in de tijd wel veranderde. Zijn mening dat economen een missie te vervullen hadden ten opzichte van beleid en politiek, vertoonde ideologische trekken. Zijn visie dat de overheid een actieve rol moest vervullen, maar dan alleen op strategische hoofdpunten, presenteerde hij als een wetenschappelijk gefundeerde formule.

Minister-president Zijlstra tijdens de regeringsverklaring van 29 november 1966 Bron: Nationaal archief © Anefo (cc0)

Harmsma had het nog sterker kunnen zeggen: Zijlstra gebruikte zijn politieke stijl als een wapen waarmee hij politieke macht uitoefende. Toen hij als minister van Financiën in 1960 een nieuwe begrotingssystematiek presenteerde, omgaf hij deze met een aureool van wetenschappelijkheid. Dat bood hem ook de mogelijkheid om er zeer strak aan vast te houden. De KVP-fractieleider Carl Romme sprak zelfs woedend over ‘machtsmisbruik’. En minister Marga Klompé beschuldigde Zijlstra van ‘dictatoriaal gedrag’. Van geheel andere orde was de scherpe kritiek van Lieftinck, die ook van origine een wetenschapper en tevens een legendarische minister van Financiën was geweest. Zelf had Lieftinck vaak zware strijd gevoerd met de vakministers over afzonderlijke begrotingsposten. Hij kritiseerde de in zijn ogen wat gemakzuchtige Zijlstra die zich niet bemoeide met het beleid van afzonderlijke ministers, zolang de totale begrotingsruimte maar niet werd overschreden. Zijlstra had daardoor zogenaamde open-einderegelingen toegelaten, die in een verdere toekomst tot overschrijdingen hadden geleid. Een ander punt van kritiek van Lieftinck betrof het dogmatische verzet van Zijlstra tegen een aardgasfonds. Het gevolg was dat de op termijn aflopende aardgasbaten voor de algemene begroting werden aangewend in plaats van uitsluitend voor overheidsinvesteringen.

Ook los van zijn wetenschappelijke aureool ging Zijlstra zich vergaand met de politiek bemoeien. Zo liet hij zich in zijn nadagen als bankpresident met een neutrale positie op wel zeer directe wijze in met de formatie van het kabinet Van Agt-Den Uyl in 1981. Hij toonde binnen de Bank toen ook openlijk een afkeer van de PvdA en een voorkeur voor de VVD.

Nieuwlichterij

Dat was wel eens anders geweest. Als jong hoogleraar economie had hij zich afgezet tegen de behoudende koers van de ARP die niet wilde samenwerken met de PvdA en zich in lijn met het vooroorlogse gedachtegoed van de partij tegen overheidsingrijpen keerde. Zijn keynesianisme werd in de partij als verderfelijke nieuwlichterij beschouwd. Zijlstra sympathiseerde in deze periode met de PvdA. Waarom hij ondanks zijn stevige kritiek in deze eerste jaren na de oorlog bij de ARP bleef, terwijl anderen zoals Lieftinck waren doorgebroken van de CHU naar de PvdA, blijft wat duister in het boek. Later dreef hij weg van de PvdA en stond hij uiteindelijk dichter bij het liberalisme van de VVD. Dat was door de politieke praktijk zo gegroeid. Steeds meer ging hij een winstgevend bedrijfsleven zien als de motor van een gezonde economie.

Integrale biografie

Hoewel Harmsma vele malen over een calvinistische levenshouding van Zijlstra schrijft en zelfs het werken met vaste beleidsnormen daaruit voort laat spruiten, is het toch wat verrassend als hij in de epiloog opmerkt dat Zijlstra diepgelovig was. De auteur heeft een ‘integrale’ en geen politieke of intellectuele biografie willen schrijven, maar over de geloofsopvattingen van Zijlstra lezen we weinig. Hetzelfde geldt voor het aanvaarden van het hoogleraarsambt aan de VU, terwijl hij met zijn overtuiging van waardevrije wetenschap botste met de gereformeerde opvattingen bij deze universiteit.

Jelle Zijlstra
Minister-president Zijlstra tijdens de Algemene Beschouwingen van 1966. Bron: Nationaal archief © Anefo (cc0)

Het integrale karakter komt wel tot uiting als we op verschillende plaatsen lezen over de huiselijke omstandigheden van zijn gezin met vijf kinderen. Ook Zijlstra komt daardoor meer tot leven. Hij was een vaak afwezige vader, die ook nogal afstandelijk was, maar toch probeerde tijd voor vrouw en kinderen uit te trekken. Dat lukte maar zelden. Als er al vrije tijd was, dan werd deze besteed aan het lezen van wetenschappelijke en politieke verhandelingen.

Beleidsopvattingen en theorie

De politiek historicus Harmsma heeft ervoor gekozen om in de biografie de economische theorieën niet diepgaand in beeld te laten komen. Bij de beleidsman Zijlstra stonden immers de politieke doeleinden voorop en hij gebruikte uit het arsenaal aan wetenschappelijke theorieën telkens de elementen die hem politiek van pas kwamen. Zo passeren toch tal van theoretische economen als Koopmans, Tinbergen, Keynes, Hayek, Friedman en Schumpeter de revue. We krijgen niet de indruk dat Zijlstra zich in zijn beleidsopvattingen door theoretische overwegingen liet leiden. Eerder gebruikte hij deze ideeën om zijn eigen beleidsopvattingen van een wetenschappelijke jas te voorzien.

Hoewel Harmsma terecht niet diep ingaat op de economische theorieën, zal de lezer die niet economisch geschoold is toch af een toe een tandje moeten bijzetten om de tekst goed te kunnen volgen. Dat is met name het geval in het gedeelte over Zijlstra als bankpresident waar ook de internationaal-monetaire ontwikkelingen als de neergang van het systeem van Bretton Woods met vaste wisselkoersen aan de orde komt. Zijlstra was tevens president van de in Bazel gevestigde Bank voor Internationale Betalingen (BIS), het overlegorgaan van de centrale bankiers van de rijke, westerse landen. Doordat hij internationaal veel gezag had, kon hij een bemiddelende rol spelen bij het informele overleg op hoog niveau over de acute crisisbeheersing.

De verhandelingen over zijn jaren als bankpresident vormen het interessantste geedelte van de biografie, al dreigen ze soms uit te lopen op een geschiedenis van De Nederlandsche Bank. Dat is een opmerkelijk verschil met de hoofdstukken over de loopbaan als minister. Daar concentreert Harmsma zich vooral op het beleid en de politieke ontwikkeling. Over de interne verhoudingen binnen de ministeries en de verschillen tussen de departementen wordt weinig gezegd. Ook zou het interessant zijn geweest meer te lezen over de relatie van Zijlstra met De Nederlandsche Bank in de tijd dat hij zelf minister van Financiën was.

Afscheid

Vele dominante politici weten het moment van hun afscheid niet goed te kiezen. Bij Zijlstra lag dat anders. Hij trad als politicus definitief terug nadat zijn populariteit tot een hoogtepunt was gestegen, ook door toedoen van het oudejaars-optreden van Wim Kan eind 1966 met het fameuze lied Jelle zal wel zien op de melodie van Yellow Submarine. Alleen de schoolgaande kinderen Zijlstra die er overal mee geconfronteerd werden, hadden er geen plezier in en spraken over ‘dat rotlied’. Zijlstra kende de vergankelijkheid van politieke populariteit en zorgde voor een in zijn ogen betrouwbaar kabinet met de oud-duikbootkapitein Piet de Jong als premier. Als president van de centrale bank nam Zijlstra al afscheid twee jaar voordat hij de pensioengerechtigde leeftijd bereikte. Hij had toen wel geregeld dat de macro-econoom en oud-minister Wim Duisenberg, die hij ondanks zijn PvdA-lidmaatschap zeer respecteerde, zijn opvolger werd.

Harmsma schetst de ogenschijnlijk wat saaie Zijlstra als een dynamische en vernieuwende man met een buitengewoon interessante loopbaan. Hij heeft hem in een boeiend geschreven biografie tot leven gewekt.

Jelle zal wel zien. Een eigenzinnig leven tussen politiek en economie
Jonne Harmsma
Prometheus
ISBN 9789044635355
Verschenen in december 2018

Bestelinformatie

Koop bij Athenaeum Boekhandel

Bestel als hardcover bij Athenaeum Boekhandel (€ 39,99)

Koop bij bol.comBestel hier als hardcover bij bol.com (€ 39,99)

Jan Postma
Jan Postma
Jan Postma is econoom en historicus. Hij is een liefhebber van biografieën en promoveerde zelf in 2017 in Leiden op de de biografie van Alexander Gogel (1765-1821), de eerste bewindsman van Financiën van ons land.

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in