Jan Blokker, journalist, columnist, filmcriticus, VPRO-televisiebaas, scenarioschrijver, adjunct-hoofdredacteur bij de Volkskrant, kinderboekenauteur, amateur-historicus en bestuurslid van verscheidene cultuurinstellingen, meende zelf dat hij na zijn dood hoogstens herinnerd zou worden als “mannetje van de krant” en dat is de titel geworden van de biografie die zijn zoon Jan Blokker Jr onlangs publiceerde. Waarom? Zoonlief had altijd gedacht dat zich wel iemand als biograaf zou melden, er was een omvangrijk persoonlijk archief plus ander materiaal, maar toen niemand aanbelde, besloot hij zelf de biografie te schrijven, met alle egards voor de eisen die aan dit genre worden gesteld. Blokker jr is een wetenschappelijk geschoold historicus die zichzelf, zijn subjectieve ik, in de gaten kan houden. En dat deed hij.
De titel van de biografie klopt bijna omdat Jan Blokker als columnist bij de Volkskrant vanaf 1968 tot aan zijn dood in 2010 ook jongere generaties aansprak. In de jaren 70 begon deze krant naar een oplage van uiteindelijk ruim 300.000 abonnees te groeien en ik kende toen mensen die trouw abonnee waren geworden, uitsluitend of in de eerste plaats vanwege inhoud en stijl van Blokkers columns twee keer per week. Die werden meermaals gebundeld, onder meer in de bundel Ben ik eigenlijk wel links genoeg, die vanaf 1974 herdruk op herdruk beleefde. Maar Blokker wordt toch ook nu nog herinnerd als lid van de televisie-avantgarde van de VPRO . Zouden de onsterfelijke typetjes van Van Kooten & De Bie of het programma Zomergasten bestaan hebben zonder hem en zijn coterie bij deze omroep?
Altijd weer de oorlog
Jan Blokker werd in 1927 in Amsterdam geboren. Hij maakte de oorlog dus ‘bewust’ mee, zoals dat heet, al ging in het gezin Blokker het dagelijks leven vooral gewoon door. Jan ging naar school, vader ging naar zijn werk, moeder deed het huishouden, de melkboer kwam langs. Vlak na de oorlog zag hij voor het eerst een door bombardementen en gevechten geheel verwoeste stad: Arnhem. Amsterdam was zo’n lot bespaard gebleven. De oorlog was nooit ver weg in Blokkers leefwereld en dat kon iedereen teruglezen in zijn columns en artikelen. Blokker jr. vertelt dat er in het gezin aan tafel vaak over werd gepraat, blijkbaar met veel hartstochtelijkheid.
Blokkers acht jaar jongere echtgenote Anneke Haanappel was als kind in Indië geïnterneerd in een jappenkamp en overleefde dit door ernstige ondervoeding ternauwernood. Blokker kon blijkbaar niet al te veel begrip opbrengen voor het leed dat haar en haar ouders was aangedaan en maakte zijn vrouw aan het huilen met lelijke opmerkingen “over de Nederlandse kolonialen, die immers niks te zoeken hadden gehad in Indië”. Hierop volgt in het boek een van de vele opmerkingen van Blokker jr die aantonen hoe verrijkend het kan zijn als een zoon de biografie van zijn vader schrijft: “Het is niet de haat tegen de ‘jap’, maar die tegen de ‘moffen’ die ik heb ingedronken en waar ik nog altijd niet overheen ben… Tot op de dag van vandaag mijd ik Duitsland in de vakantieperiode. De taal spreek ik ongaarne. In een Duitse auto wil ik nog niet dood gevonden worden en als het Duitse voetbalelftal tegen een willekeurig ander land speelt, kies ik blind partij voor de tegenstander.”
Geen doorbraak
De nasleep van de oorlog liet zien dat er weinig begrip was bij de politici die samen met koningin Wilhelmina naar Londen waren gevlucht, voor de afkeer – bij jonge twintigers vooral – van het vooroorlogse politieke bestel dat dus niet geholpen had om de oorlogszucht van de nazi’s te stoppen. Daarin was Nederland in Europa bepaald niet uniek geweest, waarbij op de achtergrond maar al te vaak het wishful thinking speelde dat de nazi’s vooral korte metten zouden maken met het communisme in de Sovjet-Unie.
Blokker sprak met cynisme over de eerste naoorlogse jaren, waarin het plan schipbreuk leed om van de pas opgerichte PvdA een “doorbraakpartij” te maken waarin “alle progressief denkende Nederlanders” zouden moeten samenkomen, ook christenen, zoals eerder in het verzet was gebeurd. Gelovigen in Friesland hadden kinderen van Amsterdamse communisten van doodgaan in de Hongerwinter van 1944 gered. Bij de verkiezingen in 1946 bleek echter dat de kiezers (kiesgerechtigd vanaf 23 jaar) liever voor voortzetting van de verzuiling kozen. Blokker was te jong om te mogen stemmen. Nederland zou na deze gemiste kans nog zo’n dertig jaar met de verzuiling worstelen.
Duidelijk werd in zijn latere loopbaan dat hij vooral de rooms-katholieken niet kon pruimen – een erfenis ook van zijn remonstrantse ouders. Antipapisme heette dat toen en deze afkeer van “het geel-witte gevaar” (de kleuren van de Vaticaanse vlag) kon ver gaan. Ook mijn familie was hiermee opgevoed en dat betekende dat ik niet naar de lagere school aan het einde van onze straat mocht, want die werd gedreven door nonnen, maar naar een overbevolkte nieuwe openbare school werd gestuurd, een half uur steppen verderop in een ander dorp. Over mijn Schiedamse moeder werd door roomse dorpsgenoten geroddeld, want zij droeg lippenstift en “vleeskleurige” nylonkousen – we hebben het over de tweede helft van de jaren 50! Het antipapisme van Blokker is maar een van de vele elementen die deze biografie voor bejaarde geestverwanten als ik tot een feest der herkenning maken.
Grote Schrijver
Blokkers afscheid van zijn kleinburgerlijke milieu kwam vroeg en hij is daarin ongetwijfeld gestimuleerd door zijn veel oudere zus Bep die actief was op diverse terreinen van kunst en cultuur en in 1935 secretaresse werd van Rudolf Mengelberg, directeur van het Concertgebouw in Amsterdam. Zijn wereld mag jarenlang niet veel groter zijn geweest dan de Amsterdamse Van Kinsbergenstraat en directe omgeving, zijn vader nam hem vanaf 1934 wel wekelijks mee naar de bioscoop, venster op andere werelden.
In 1944 wilde hij Nederlands gaan studeren, want hij wilde een Grote Schrijver worden. Wie of wat hem daartoe inspireerde, was blijkbaar niet te achterhalen. Blokker deed het benodigde staatsexamen maar de universiteit bleek toch niet de juiste aanvliegroute voor een leven in de literatuur. Hij switchte nog even naar geschiedenis, maar de wetenschap was niets voor hem. Blokker koos voor heel veel lezen en zelf uitproberen, wat spoedig beloond werd. De autodidact won in 1950 de serieuze Reina Prinsen Geerligsprijs voor zijn novelle Séjour (die uiteraard met de oorlog te maken had).Blokker kreeg van jurylid Anna Blaman de prijs in handen gedrukt, hij kwam op in een vermaakt pak van zijn opa. De roman die hierop volgde, Bij dag en ontij, werd ook goed ontvangen, de auteur werd zowaar vergeleken met Willem Frederik Hermans (De tranen der acacia’s,1949), Harry Mulisch (Archibald Strohalm, 1951) en Gerard Reve (De avonden, 1947).
Zijn literaire ambitie begon op te drogen toen hij in 1951 de journalistiek ontdekte, eerst bij Het Parool waar hij een schamele 144 gulden per maand ging verdienen en zich bekwaamde in alle journalistieke genres. “Toen wist ik binnen een maand – het kan ook twee maanden geduurd hebben – absoluut zeker: hier moet ik zijn… Ik had echt het gevoel, hier hoor ik thuis, hier wil ik zijn.” Het was een ongebonden krant, ontstaan in het verzet, vrij van vooroorlogse ideologie, met een creatieve sfeer, niet wars van experimenten. Blokker leerde hier wat het inhield echt journalistiek onafhankelijk te zijn. De redactie voelde als familie, medewerkers kwamen vaak bij elkaar over de vloer om te feesten. Bestaat dat nog? Toen al bekende namen passeren in de biografie de revue, van Simon Carmiggelt tot Annie M.G. Schmidt. Je zou toch nog een beetje jaloers op leven in de jaren 50 worden – zo’n overzichtelijke, beminnelijke ‘elite’.
Cannes
In 1954 werd Blokker weggekocht door het Algemeen Handelsblad, het liberale lijfblad van zijn vader (tot die overliep naar Het Parool om zijn jongste zoon te volgen). Hij werd de filmcriticus van de krant, toen een belangrijke functie, want de 250.000e antenne-televisie waarop maar enkele uren per dag beeld te zien was, zou pas in 1959 worden verkocht en mensen moesten dus voor tragedies en komedies naar de cinema en het theater. Elke grote krant had toen zijn filmcriticus en er viel voor rebelse types ook nog wat te bestrijden, zoals de filmcensuur van de rooms-katholieke kerk. In 1955 ging hij met Anneke voor het eerst naar het glamoureuze filmfestival inCannes, toen Nederland nog “een grijs land” was. Hij zou dat tot 1968 voortaan elk jaar doen en er met zijn vrouw een vakantie van enkele weken in Frankrijk aan vastknopen. Zus Bep kwam babysitten, elke dag arriveerde voor de kinderen een ansichtkaart van vader en soms wel drie.
Hij had bedongen bij de toenmalige hoofdredacteur van het Handelsblad dat hij dagelijks een cursiefje mocht schrijven, en achteraf is dat de plek gebleken waar hij zich als een van de angry young men bij de krant warm liep voor zijn latere job als columnist. Hij zou er figuren als Henk Hofland en Hans van Mierlo als collega krijgen. Bovendien zaten de dagbladen nog op een kluitje in het centrum van Amsterdam en hadden journalisten daar hun eigen café. Gouden tijden om te netwerken en elkaar aan te moedigen, vergeleken met de huidige tijd van krantenredacties op industrieterreinen. De culturele ‘grachtengordel’ begon vorm te krijgen, de politieke ‘vissenkom’ stond al een eeuw in Den Haag.
De schrijver in Blokker ontdekte dankzij regisseur Bert Haanstra het scenarioschrijven als vak. In 1958 bezochten 2,6 miljoen landgenoten hun film Fanfare, een ongekend hoog aantal. In Cannes zonk de film als “een baksteen” maar Blokker zou dit vak tot op hoge leeftijd blijven uitoefenen en er vriendschappen voor het leven aan overhouden, zoals met regisseur Fons Rademakers. De ervaring die hij had opgedaan met het kijken naar heel veel films – hij ontwikkelde een ijzersterk visueel geheugen heet het – zou hij later weer inzetten bij de grensverleggende vormgeving van VPRO-programma’s.
Volkskrant
Toen het financieel niet goed ging met het Handelsblad en de directie verlegen zat om ideeën om de krant aantrekkelijker te maken, werd Blokker voorzitter van een redactiecommissie die met voorstellen mocht komen. De directie kwam echter met andere oplossingen: ontslag voor de ‘slappe’ hoofdredacteur C.A. Steketee, die door Blokker juist hogelijk gewaardeerd werd om zijn integriteit, en mogelijke samenwerking met de in oorlog zo ‘foute’ Telegraaf. De inmiddels veertigjarige nam ontslag. Hij werd vanaf april 1968 columnist bij de Volkskrant.
In de biografie besteedt Blokker jr enkele bladzijden aan analyse van de columns: Blokker schreef als een soort gewone man, sterker nog, als een van wantrouwen tegen politici doordrenkte kaaskop die niets van geklets in de ruimte moest hebben en vasthield aan de common sense waarden van zijn ouders. Hij gebruikte spreektaal in verder deftige of pedante lange zinnen. Hij wist van eigennamen van zijn slachtoffers scheldnamen te maken, zoals die van Eugenie, de vrouw van premier Dries van Agt. Vanaf zijn eerste column wendde hij zich vaak direct tot de lezer, type: ‘Tussen Purmerend en Watergang werd ik gisteren aangehouden wegens te hard rijden. “Wat had je d’r ook te zoeken?”, zult u vragen.’
De biograaf citeert één persoon die meende dat Blokkers columns heus wel te imiteren waren, wat ik betwijfel omdat hij zelf ongeveer een dag deed over één column. Als hij zelf al moeite had om blijkbaar erg veel ballen in de lucht te houden – onderwerp, woordkeus, ritme, lengte van alinea’s, citaten, feiten, teneur van de belediging, geen onthullingen over zijn privéleven – hoe zou het dan een imitator vergaan?
Hij werd vermaard om zijn in de columns beleden afkeer van de maatschappijwetenschappen die vanaf de jaren 70 steeds meer studenten afleverden.
“In amper vier dagen tijd waren er weer drie resultaten van onderzoeken. Uit het eerste bleek te zijn gebleken dat kleine klassen voor het onderwijs beter zijn dan grote klassen. Ik was nog niet van mijn verbazing bijgekomen of ik las dat migrantenkinderen eerder sterven dan autochtone. En gisteren nummer drie: jongelui uit een gebroken gezin lopen groter kans dat het straks misgaat met hun eigen relatie dan ik, want mijn ouders zijn bijna vijftig jaar ononderbroken bij elkaar gebleven. Zo schrijdt de wetenschap voort.”
Toen Blokker adjunct-hoofdredacteur bij de Volkskrant was, ooit een rooms dagblad met een sterke band met de rooms-katholieke vakbeweging, slaagde hij er overigens ook niet in de linkse zendelingen daar te onttronen. Oké, Pieter Broertjes, die later hoofdredacteur zou worden, mocht de voorpagina niet meer openen met een allesbehalve wereldschokkende uitspraak van een Hollandse vakbondsbaas, maar voor de rest? We lezen althans in deze krant nog steeds over dergelijke onderzoeken en statistieken die maar weer eens de ongelijkheid in ons land bewijzen, terwijl iedereen al lang weet dat die bestaat. “Een socioloog is iemand die bewijst dat het licht uitgaat als de film begint.”
Gangmaker
Een enkele recensent van de biografie vond het jammer dat niet zo duidelijk wordt wat nou precies Blokkers rol bij de krant en later bij de VPRO als chef televisieprogramma’s is geweest. Dat laat zich ook moeilijk vastpinnen denk ik, omdat kranten en televisie maken collectieve creatieve activiteiten zijn, zoals films. Zeker, er is de visionaire regisseur, maar toch ook de artistieke man in de montagekamer of een actrice die eigenlijk de hele film draagt.
Blokker jr benadert de rol van zijn vader bij de krant en de VPRO heel realistisch, ook dankzij de tientallen interviews die hij afnam: gangmaker, sfeermaker, verzamelaar van originele geesten en deskundige journalisten, visueel innovatief, altijd oog voor onafhankelijkheid en kwaliteit, geen angst voor wat het publiek ervan zou vinden – wat bij de VPRO in het begin van Blokkers invloed daar wel een dingetje was aangezien voortdurend leden boos opstapten en de omroep door de ondergrens van 100.000 leden voor de C-status dreigde te zakken. Mensen namen aanstoot aan, ik noem maar wat, een Hare Majesteit die in een scène spruitjes aan het schoonmaken was. De VPRO leverde de eerste volledig naakte jonge vrouwen op burgermanstelevisie – de internationale pers berichtte erover.
Persoonlijk had en heb ik niks met zogenaamd lollige VPRO-programma’s als de Barend Servet show maar wel met andere programma’s uit de jaren 70 en 80, waarvoor wij mensen toen nog, bij gebrek aan een videorecorder, thuis bleven, bijvoorbeeld de uitzendingen van het Simplisties Verbond van Van Kooten en de Bie of de Amerikaanse serie All in the family met de hilarische rechtse huisvader Archie Bunker en zijn vrouwtje Edith. Programma’s wonnen Nipkowschijven. De VPRO had de mazzel dat de zondagavond zijn vaste avond was. Je kon enkele jaren gewoon gaan zitten en nieuwsgierig afwachten wat er die zondag weer zou gebeuren.
Vrij om te schrijven
In 1984 nam Blokker op eigen verzoek afscheid als adjunct-hoofdredacteur bij de Volkskrant. Afgesproken werd dat hij zijn columns zou voortzetten, reportages zou schrijven en twee artikelen per maand zou aanleveren over historische onderwerpen. Hij behield zijn salaris en werd een “bezoldigd freelancer”. Blokker vond het heerlijk: alleen maar schrijven. Hij zou voor de reportages veel gaan reizen, onder meer naar Indonesië, met Anneke.
Het lijkt genoeg om een man van de straat te houden, maar de workaholic toog ook naar de VPRO met een idee voor een nieuw tv-programma, Diogenes, dat verdieping moest bieden maar niet bij het nieuws van de dag of de week, het werd een soort anti-actualiteitenrubriek. Hij kreeg carte blanche en ging aan de slag met een zelf bij elkaar gebrachte ploeg journalisten die gezellig bij hem thuis kwamen vergaderen. Na tien seizoenen stapte hij in 1994 op toen de VPRO het programma twee- in plaats van vierwekelijks wenste te gaan uitzenden, terwijl er volgens hem al amper genoeg bemanning was voor een maandelijkse productie.
Ook pakte hij het scenarioschrijven weer op, iets wat hij naar eigen zeggen bijna even graag deed als columns componeren. Zo zagen onder meer een driedelig televisiedrama De partizanen onder regie van Theu Boermans het licht en de film Eline Vere van regisseur Harry Kümel. Onder regie van Frans Weisz werd voor de VPRO de serie Bij nader inzien gemaakt, naar de roman van J. Voskuil.
De biograaf vindt zijn vader overigens “geen groot dramaturg”.
In de kwart eeuw sinds zijn ‘vertrek’ bij de Volkskrant deed hij nog veel meer dat we niet allemaal zullen opnoemen hier, zoals het Productiefonds voor de Nederlandse Film helpen besturen bij de verdeling van subsidies. De niet-wetenschapper werd buitengewoon hoogleraar persgeschiedenis op een leerstoel gecreëerd door NRC Handelsblad en de Erasmus Universiteit.
De biograaf geeft ruim baan aan de critici die Blokker natuurlijk ook had. Opvallend is – en kwalijk lijkt me – dat zijn leeftijd steeds vaker tegen hem werd gebruikt naarmate hij ouder werd (“oude mopperkont”). In 2006 kreeg hij niettemin de Machiavelliprijs. De jury noemde hem de ‘koning der columnisten’ en roemde ‘de continue eenzame hoge kwaliteit van zijn columns’.
Zijn echte vertrek bij de Volkskrant is een pijnlijke geschiedenis: hij pikte het niet dat hij nog maar één in plaats van twee artikelen voor de Cicero-bijlage mocht leveren (naast nog steeds het andere werk). Ik begrijp die reactie wel, ik heb zelf ook meermaals meegemaakt (onder meer na zo’n jaar of vijftien freelancen bij de Volkskrant) hoe vreselijk het kan zijn voor een journalist om je platform te verliezen, zonder bonafide argumenten. Blokker jr begrijpt ook niet goed waarom dit zijn vader op bijna 80-jarige leeftijd werd aangedaan.
Het laat zien hoe je nooit veilig bent als werknemer voor foute beslissingen van werkgevers, iets waar Blokker zijn hele leven aanstoot aan heeft genomen en hem meer dan eens met een knal deed vertrekken. Wat dat betreft was hij heus wel links genoeg.
Mannetje van de krant – Een persoonlijke biografie van Jan Blokker
Jan Blokker Jr
Uitgeverij Querido
ISBN paperback 9789021480510
Verschenen augustus 2025
Bestelinformatie
Bestel als paperback bij bol.com (€ 26,99)