Hans Gruijters, politicus tegen wil en dank

‘De politiek ingaan was een vergissing, een gebrek aan zelfkennis,’ zei Hans Gruijters ooit tegen een journalist. De quote staat in zijn In Memoriam van de Volkskrant van 19 april 2005, twee dagen na de dood van de D66-voorman. Nou ja, voorman. Als Klaas Tammes iets duidelijk maakt in Een verdwaalde intellectueel is het wel dat Gruijters het ongekende vermogen had zijn eigen glazen keer op keer in te gooien.

Een onbruikbaar element

Hans Gruijters had een hekel aan het koningshuis, partijdiscipline en oeverloos gezwam. Dat bracht hem in 1966 in aanvaring met de Oranjegezinde partijleiding van de VVD. Die nam het hem hoogst kwalijk dat hij verstek liet gaan bij de kennismaking met het kersverse prinselijke paar Beatrix en Claus. Fractievoorzitter Harm van Riel nam afscheid van ‘een twistzieke man met een innerlijk verzet tegen opgelegd gezag’, al prees hij in een adem ook de charme en het goede karakter van Gruijters. Van Riel was hem dus liever kwijt dan rijk. ‘Zijn vertrek verloste de VVD van een even knap als praktisch voor ons onbruikbaar element.’

Daarna werd Gruijters de stuwende kracht achter de oprichting van D’66 (toen nog met apostrof), maar ook van zijn eigen geesteskind raakte hij uiteindelijk vervreemd. Hij was vóór kernenergie en tegen de toenemende immigratiestroom in Nederland. D66 (inmiddels zonder) begon teveel op een normale partij te lijken, dat wil zeggen ‘georganiseerde paranoia, waar men elkaar voortdurend toetste op leerstelligheid’. En daar moest hij nou net niets van hebben. Een jaar voor zijn dood zegde Gruijters het lidmaatschap op. Dit keer deed hij het met stille trom.

Hans Gruijters in een geanimeerd gesprek met Jan Nagel in de Bamboobar. Op de voorgrond Jenny Gruijters © Eric Koch / Anefo

Bamboobar

Het gelukkigst was hij in het begin van de jaren zestig, toen alles op zijn plaats viel. Hij bezat drie kroegen in Amsterdam, waaronder de befaamde Bamboobar in de Leidsedwarsstraat (het langste café van Mokum, een pijpenla waar je u tegen zegt), hij was gemeenteraadslid van de VVD en chef buitenland van het Algemeen Handelsblad. Bovendien trouwde hij de bloedmooie kruideniersdochter Jenny Mol uit Den Haag. Een catch voor iemand die, volgens eigen zeggen, zijn uiterlijk niet mee had.

De buitenlandcorrespondent van het Handelsblad volgde jaloers de politieke verkiezingen van 1960 in de Verenigde Staten, die tussen Nixon en Kennedy. Zo moest politiek bedreven worden: op de man af, personalistisch. Hij roemde de strikte scheiding der machten in het staatsbestel van de Amerikanen. Binnen de JOVD maakte hij zich sterk voor de bestuurlijke vernieuwing van Nederland. Onder de jong-liberalen sprak men over de afschaffing van de Eerste Kamer, en de invoering van het beperkte referendum en een partieel districtenstelsel. Allerlei elementen die hij na de breuk met het behoudende partijkartel van de VVD mee zou nemen naar D’66.

D’66

Gruijters ontpopte zich tot de denktank van de partij in oprichting, maar ambieerde niet het leiderschap. Ze zouden bij de VVD weleens kunnen denken dat hij uit rancune handelde, en dat gunde hij hen niet. Daarbij vond hij Hans van Mierlo veel charismatischer dan zijn eigen persoon. ‘Veel mensen zijn bang voor me. Ik schijn een bepaalde manier van opkomen te hebben. Plotseling het toneel te vullen, dat ze denken: Wegwezen, oei, oei. Scepticisme en kritiek schijnen mij uit de ogen te stralen.’ Vrij introspectief voor een man met een vermeend gebrek aan zelfkennis. Dat moet je dan ook meestal niet serieus nemen, mensen die van zichzelf zeggen dat ze geen zelfkennis hebben.

Aangrijpend is de door Tammes geschetste thuissituatie van Gruijters. Jenny ontwikkelde na hun huwelijk een behoorlijke alcoholverslaving, wat hem zonder meer beïnvloed heeft in de keuzes in zijn loopbaan. Collegae kwamen nauwelijks over de vloer, want hij wist nooit hoe de vlag erbij hing. Toen hij burgemeester was van Lelystad drukte hij taxichauffeurs op het hart zijn echtgenote niet naar Amsterdam te vervoeren, omdat ze haar dan ook dronken thuis moesten brengen. Weggaan was geen optie, want ‘zij heeft met mij zoveel te stellen gehad’, liet hij zich tegenover Marcel van Dam ontvallen. Op die ene keer na dan. In 1976 lichtte hij Henk van der Meijden in dat hij smoorverliefd was op Aleid Boersma, directeur van modellenbureau Euromodel. Die viel de publieke liefdesverklaring in de boulevardpers rauw op het dak en moest niets weten van de griezel die ’s avonds laat, na gedane arbeid, bij haar vuilnis ging posten. ‘Hij staat er weer,’ belde de buurvrouw.

Toen D’66 in 1972 met de val van het kabinet-Biesheuvel plotseling voor de electorale uitdaging kwam te staan om de winst van een jaar tevoren te handhaven of te vermeerderen (11 zetels!) was Gruijters de nummer twee van de kandidatenlijst. Hij wist de confessionele collega’s in de Tweede Kamer tegen zich in het harnas te jagen met uitspraken als: ‘Ze beloven de kiezers een kleurentelevisie, maar als je hem dan thuis uitpakt blijkt het toch weer een zwart-wit te wezen.’ Ook telde hij zijn vingers na wanneer hij een confessioneel een hand had gegeven. Die polarisatie werd hem door de kiezer niet in dank afgenomen. D’66 viel terug naar zes zetels.

Hans Gruijters (m) met Marcel van Dam (l) en Jan Schaefer (r) © Hans Peters / Anefo

Ministerschap

De teleurstellende verkiezingsuitslag was voor Van Mierlo reden om niet deel te nemen aan het kabinet-Den Uyl. Gruijters kwam er wel in. Hij werd minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en werd geflankeerd door twee staatssecretarissen van de PvdA, Marcel van Dam en Jan Schaefer. Van Dam kijkt met plezier terug op de samenwerking. Voor Gruijters was het eens maar nooit meer. ‘Het mooiste aan het ministerschap is dat je het geweest bent.’ Ook in de ministerraad viel zijn eigengereidheid bij sommigen slecht. Gruijters riep weerstand op, al was het maar omdat hij een goed boek las wanneer anderen aan het woord waren. Lezen deed je niet met je oren, zei hij tegen Joop den Uyl, toen die hem daarop aansprak. De premier was wel benieuwd wat Gruijters vond van het jaar van de vrouw dat in 1975 werd uitgeroepen. ‘Goed, één jaar dan.’

Lelystad

Gruijters was van het snel, kort en efficiënt. Die houding nam hij ook mee als eerste burgemeester van Lelystad, dat op 1 januari 1980 een zelfstandige gemeente werd. In de raad kapte hij langdradige betogen genadeloos af (‘dames en heren, ik heb nog wat anders te doen en bovendien is het hier een combinatie van irrelevante bewoordingen en slecht Nederlands. Goedenavond’). Hij ging niet naar de burger toe want daar hadden ze nu net dat prachtige stadhuis voor gebouwd, waar hij zich zegge en schrijve één keer liet rondleiden (‘want daarna kom ik hier nooit meer’). Nee, Gruijters was allerminst een warme burgervader. Wel was hij een meester van de lobby, een man die volgens Andries Greiner (toentertijd voorzitter van de Kamer van Koophandel in Lelystad) veel voor het bedrijfsleven betekend heeft. Gruijters liep in Den Haag de deur plat voor een stad die in de jaren 80 in ongelooflijk zwaar weer verkeerde. Veel criminaliteit, een hoge werkloosheid, de hete adem van Almere en de Markerwaard die bij nader inzien toch niet ingepolderd werd. Lelystad bleef een stad aan het water in plaats van het kloppende hart van Flevoland. Gruijters vond het onverteerbaar dat de burgers van Flevoland niet voor de Provinciale Staten konden stemmen, want daarmee hadden ze ook geen invloed op de samenstelling van die vermaledijde Eerste Kamer. Dus maakte hij zich sterk voor de komst van de provincie. Dat niet hij maar sociaaldemocraat Han Lammers er de eerste commissaris van de Koningin werd, deed pijn. Voortaan telde hij na het schudden van een hand niet alleen bij de confessionelen zijn vingers na.

Hans Gruijters geeft als burgemeester van Lelystad het startsein voor de bouw van een spoorviaduct in 1980 © Rob Croes / Anefo

Met Een verdwaalde intellectueel zijn er nu twee biografieën van Hans Gruijters verschenen. De definitieve zit er niet bij. Godzijdank bestaat die niet, dus dat is niet zo erg, maar ook Klaas Tammes slaagt er niet in een overkoepelende visie op het leven van Hans Gruijters te presenteren, en dat is bij een politieke loopbaan van ruim dertig jaar in een toch vrij turbulente tijd een gemiste kans. Het blijft vrij anekdotisch allemaal, met hier en daar een grap en een grol of een vlijmscherp citaat. Waarom de auteur niet voor een chronologische aanpak heeft gekozen, vind ik onbegrijpelijk. We worden als lezer op een tour de force getrakteerd van achtereenvolgens Lelystad-Den Haag-Lelystad-Amsterdam-Lelystad, om uiteindelijk te eindigen in Helmond, waar Gruijters geboren en getogen is. Ik ben de laatste die vindt dat een biograaf bij de wieg van zijn protagonist moet beginnen en moet eindigen bij diens graf, maar een verantwoording voor een bepaalde aanpak was hier op zijn plaats geweest, want die blijft volkomen duister.

Een verdwaalde intellectueel. Hans Gruijters, van kroegbaas tot eerste burgemeester van Lelystad
Klaas Tammes
Prometheus
ISBN 9789044641295
Verschenen in februari 2020

Bestelinformatie

Bestel als paperback bij bol.com (€ 24,99)

Koop bij Athenaeum Boekhandel

Bestel als paperback bij Athenaeum Boekhandel (€ 24,99)
Bestel als ebook bij Athenaeum Boekhandel (€ 14,99)
Eric Palmen
Eric Palmen
Eric Palmen is historicus en hoofdredacteur van Biografieportaal. Hij schreef onder andere Kaat Mossel, helleveeg van Rotterdam en Dwaze liefde, een familiegeschiedenis, uitgegeven bij Prometheus. Voor Historisch Nieuwsblad, de Volkskrant,Vrij Nederland, Het Parool en Elsevier Weekblad schreef hij artikelen over de biografie.

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in