Dat we in Nederland in mei 1911 onze eerste politievrouw kregen, was natuurlijk een heuglijk feit, al werd deze dame, Dina Sanson, vooral aangesteld omdat men meende dat zij als vrouw beter kon omgaan met typische vrouwenmisdaden. In Rotterdam bestonden eind 19e eeuw pleegmoeders die zichzelf aanprezen als vrouwen bij wie een ongehuwde moeder met een gerust hart haar kind kon achterlaten. In werkelijkheid stierven die kinderen als vliegen in hun eigen poep en pies, aan honger en verwaarlozing. Het verdienmodel bestond vooral uit begrafenisverzekeringen, die meer uitkeerden dan de “engeltjesmakers” ooit aan premie hadden besteed.
Een tweede categorie waarmee Sanson volop van doen had, waren meisjes die in de prostitutie terecht dreigden te komen. Ouders kwamen op het politiebureau om hulp vragen, omdat hun wilde dochters mannen oppikten om plezier te hebben in cafés en danshallen. De politie pakte verdachte, alleen door de stad lopende vrouwen op die aan een vernederende lichamelijke inspectie werden onderworpen. Zulke meisjes en vrouwen – honderden – moesten door Sanson waarschuwend worden toegesproken of konden eventueel worden ondergebracht in katholieke, protestantse of joodse inrichtingen voor opvang van rebelse meiden. Dina hield aan bezoek aan dit soort tuchtscholen een levenslange hekel over. De meiden zelf hadden er ook niks mee op: ze bleven brutaal, gooiden wel eens het aardewerk kapot en dansten op de scherven de charleston.
Bevoorrechte jeugd
Het duurt overigens een hele tijd voordat de lezer op pagina 136 in deze biografie van Tsila Rädecker in 1911 belandt, bij Sansons aanstelling als politieassistente bij de Zedenpolitie dus. Eerst krijgen we een informatief hoofdstuk over haar bevoorrechte jeugd, tegen de achtergrond van haar steeds welvarender joodse ondernemersfamilie, niet-orthodox, geassimileerd, betrokken bij goede doelen in de stad en daarbuiten, zoals in zionistische clubs.
Dina maakte uit “luiheid” de hbs niet af, hoe uitzonderlijk het ook was om als meisje die te mogen volgen – je weet weer niet wat je leest uit de monden van tegenstanders van onderwijs aan meisjes. Zonder iets als een hbs-diploma op zak kon Dina geen gouvernante worden en beroepen voor vrouwen van de bourgeoisie waren er al zo weinig. Na de dood van haar moeder in 1895 ging de 27-jarige Dina als oudste voor haar vader en twee broers zorgen. Daarmee was “haar kans op een huwelijk verschoten”, schrijft de wel erg fatalistische biografe, die toch ook weet te melden dat vrouwen in het joodse geloof weliswaar voor hun gezin moesten zorgen maar verder gewoon buitenshuis mochten werken, handel drijven en bedrijven opstarten.
‘Wetenschappelijk’
Er blijkt einde 19e eeuw een Scientific Charity Movement te hebben bestaan die van de Verenigde Staten ook naar Nederland overwaaide, zoals ook allerlei modes uit Engeland, bedreven door welgestelden in het kader van verheffing van armen en arbeiders – zonder socialisme uiteraard. Er was weinig wetenschappelijks aan de opleiding tot sociaal werkster die Dina in de Jordaan in Amsterdam ging volgen, al waren er lezingen van deskundige publieke figuren. Wel hielp het haar later dat ze daar het specialisme Woningopzichtiging volgde.
“De school anticipeerde op de nieuwe sociale woningbouw en in navolging van Octavia Hill in de Londense slums, die haar sociale werk koppelde aan het ophalen van huur, kwamen ook in Nederland woningopzichters.”
Voorkomen moest bijvoorbeeld worden dat bepaalde kinderen samen met elkaar in één bed sliepen of dat arbeiders een van de kamers als pronkkamer gingen gebruiken, in navolging van de hogere klassen – zo’n verspilling van ruimte! Professionele surveillance van de minder bedeelden is in Nederland dus al een heel oud verschijnsel en toen hield het vooral betweterige dames die zich verveelden lekker bezig.
Antisemitisme en feminisme
Dan volgt voordat de politie eindelijk in beeld komt, eerst nog een hoofdstuk over Sansons connecties met het feminisme in Nederland. Rädecker vindt het al heel wat dat Dina meedeed aan de strijd voor het vrouwenkiesrecht, door middel van bijvoorbeeld publicatie van een spotgoedkope brochure in simpele taal over de onaanvaardbare juridische ongelijkheid tussen man en vrouw – destijds een bestseller. Zij kleedde zich ook in een zogenaamde reformjurk, een vorm van verzet tegen het korset.
Opvallend is ook hier weer hoe Dina veelal haar acties beperkte tot haar eigen kring, de joodse zuil. Interessant is hoe ze moest laveren tussen het alomtegenwoordige antisemitisme en vragen om aandacht voor ook joodse “achterlijke” en “naïeve” meisjes die op het slechte pad dreigden te geraken dan wel joodse medeburgers die al lang op het slechte pad waren, zoals de handelaars in blanke slavinnen.
“Veel pooiers behoorden tot de Zwi Migdal groep, een joods-Argentijnse maffiabende… Met ongeveer 230 pooiers, 2000 bordelen en 30.000 vrouwen was deze organisatie met een eigen begrafeniswezen, synagogen en gezondheidszorg een duistere versie van de joodse gemeenschap.”
Een internationaal congres over vrouwenhandel waaraan ook Sanson deelnam, hield daarom de pers liever buiten de deur.
Dienstbodedelict
Niet dat Sanson een rol kreeg toebedeeld in het uitroeien van dit soort zware criminaliteit, al moest ze onder meer gevallen meisjes aan het praten zien te krijgen over hun souteneurs. Maar een dienstwapen heeft ze nooit gehad en evenmin lange tijd de noodzakelijke bevoegdheden om aan de engeltjesmakerijen een einde te maken. Dat gebeurde ook niet nadat een schokkend geval in Londen de internationale pers had gehaald: dat van een “pleegmoeder” die vermoedelijk rond de vierhonderd kinderen had vermoord en in de Theems had gegooid. De biografe meldt dat in diezelfde tijd in Nederland het fenomeen van het “dienstbodedelict” bekend was, wanhopige vrouwen die hun pasgeborenen doodden om aan het werk te blijven en gewaarborgd te blijven van kost en inwoning .
Ontucht
Volgens Dina’s eerste baas, hoofdcommissaris Martinus Roest van Limburg, een Dickens-liefhebber die een stroom aan publicaties tegen de “ontucht” zou produceren, was de Rotterdamse politieverordening tegen het houden van bordelen en bordeelbezoek niet genoeg. “Deze voormalige militair geloofde heilig in de sociale rol van de politie, want volgens hem waren alleen preventie, controle en hulpverlening effectief in de bestrijding van morele verloedering.” En dat konden vrouwen beter volgens hem. Daaraan had Sanson haar aanstelling te danken na een moeizame sollicitatieprocedure. Ze werd op slag de Ellie Lust van de vorige eeuw . Dina hield zich wel aan de lessen uit de loopbaan van haar grote voorbeeld, een van de eerste Duitse politievrouwen, Henriette Arendt, tante van filosofe Hannah Arendt: spreek je superieuren nooit tegen, loop ze niet voor de voeten.
Kinderbescherming
Ook aan die houding, vrees ik, had Sanson te danken dat ze nog jaren moest toekijken hoe hervormingen van haar werk stroperig langzaam tot stand kwamen. Deze bewering is natuurlijk speculatie, we kunnen niet weten wat er gebeurd zou zijn als zij zich kritischer, militanter, radicaler of woedender zou hebben gedragen, in plaats van vooral dossiers aan te leggen en rapporten voor onder meer de gemeenteraad te schrijven. Maar haar ‘strijd’ tegen de engeltjesmakers leest als een moedeloos makende activiteit, hoewel al in 1905 de Voogdijraden, de voorlopers van de Kinderbescherming, waren ingesteld. Wat deden die, wat mochten die doen?
Ook het rechtsgevoel van de Rotterdamse bourgeoisie liet blijkbaar hopeloos te wensen over. Was dit geen moord of doodslag dan, gruwelijk bedrog van moeders en ouders? Het Rotterdamse politiewerk steekt nogal pover af tegen bijvoorbeeld de enorme politie-inzet om seriemoordenares Goeie Mie in Leiden veroordeeld te krijgen (zestig volwassen slachtoffers). Wel hielp ontegenzeglijk dat in mei 1918 een politieverordening met regels voor het houden van pleegkinderen van kracht werd. Sanson was er toen al zeven jaar voor aan het knokken. Het lijkt me goed dat Rädecker uitgebreid aandacht besteedt aan dat vrij hopeloze gevecht van Sanson, maar het verhaal vervalt op die manier wel in niet zo spannende herhalingen.
Girls wanna have fun
De ‘strijd’ tegen de prostitutie verloopt ook voorspelbaar: amper effectief, ondanks alle gejeremieer van maatschappelijke bovenlagen tegen de ontucht. Dina’s visie erop is gebrekkig maar wel realistischer dan die van de betere kringen. Girls wanna have fun, was haar inschatting van veel 16- tot 19-jarigen, afgezien daarvan dat ze cadeautjes op prijs stelden. Joodse meisjes waren ook nog eens “hartstochtelijker” en “vroegrijp”. Ze probeerde meer grip op deze sociale kwestie te krijgen door de meisjes onder een regime van controle op besmettelijke ziekten, dus ook geslachtsziekten te krijgen.
Wat is seks?
Ondertussen bleef ze acht jaar tevergeefs brieven schrijven aan de gemeenteraad omdat ze een hogere rang wilde, geen politieassistente maar volwaardig inspecteur, met een veel hoger salaris. Ze lijkt daarvoor geen steun te hebben gekregen van mannelijke collega’s, die over haar afdeling schamperden als het “sociale aanhangsel” van de politie. Misschien lag dat toch ook aan het gebrek aan een seksueel leven, daar wist Dina niks van, schrijft de biografe. Wat ze wist had ze uit “boekjes” – en hoe kun je dan meepraten met stoere politiemannen?
Rädecker had wel haar twijfels over Dina’s seksuele onschuld mogen hebben, meen ik. Sanson mag geen persoonlijk archief hebben nagelaten of misschien is het zoekgeraakt of vernietigd, maar zou ze nu echt nooit verliefd zijn geweest, nooit verleid zijn tijdens een van haar reizen, nooit belaagd zijn door een minnaar? Punt is wel natuurlijk dat een Victoriaanse vrouw als zij daar ook in brieven, zelfs niet in bedekte termen, iets over meegedeeld zou hebben, laat staan gehint zou hebben op een lesbische voorkeur. Dat weten we uit talloze dagboeken en briefwisselingen uit de 19e eeuw.
Je kunt je ook afvragen of een vrouw als Dina Sanson geen romans las over hunkerende vrouwen zoals verbeeld door D.H. Lawrence, Gustave Flaubert en Leo Tolstoj. Geen idee wanneer die voor het eerst vertaald werden. Rädecker meldt dat dames in die tijd “romannetjes” lazen, dus geen literatuur die erin hakte. Zou het? In andere landen met andere talen is dat voor vrouwen uit aristocratische kringen en de gegoede burgerij niet vol te houden.
Sociologische verbeelding
Ik kreeg er aanvankelijk niet goed de vinger op waarom ik in dit boek een intellectuele dimensie miste. Allerlei sociale verschijnselen worden keurig sociaal-wetenschappelijk in hun context geplaatst, aan details en veelzeggende citaten geen gebrek. Maar er is weinig ruimte voor sociologische verbeelding in deze biografie, concludeerde ik uiteindelijk.
Een voorbeeld is wat de historica aandraagt als verklaring voor het gedrag van ongehuwde moeders die een leven als dienstbode leidden en hun (ongewenste) baby parkeerden bij de engeltjesmakers. Hebben welgestelde families dan zo zelden het kindje van hun dienstbode in hun eigen gezin opgenomen? Of een goed onderkomen voor moeder en kind gezocht, ergens uit het zicht van de roddelaars? Waren er nooit kinderloze hoge heren met onvruchtbare echtgenotes of jonge weduwnaars, die de bastaard plus de dienstbode maar wat graag bij zich wilden houden?
In Engeland was het al heel lang wet in de 19e eeuw dat hoge heren hun buitenechtelijke kinderen bij vrouwelijk personeel en bij boerinnen op hun landgoederen moesten erkennen en voor hen alimentatie moesten betalen. De vrijheid van jongemannen om eerst tot aan hun dertigste of daaromtrent lekker de beest uit te hangen had een prijs. Wie had zich in Nederland tegen zo’n noodzakelijke maatregel verzet of was dat hier nooit een politiek issue? (De Code Napoléon die tegen vaderschapsverplichtingen was, werd hier pas in 1909 opgeheven). Hoe kwam het toch dat het in Engeland volkomen normaal werd gevonden dat er bij de komst van een baby altijd twee mensen verantwoordelijk werden gehouden maar in Nederland voornamelijk de ongehuwde vrouw?
Buitenechtelijk
Er mogen in Rotterdam in Sansons tijd duizenden ‘buitenechtelijke’ kinderen geboren zijn, maar wat was precies het probleem? Registratie onder zo’n betiteling was ook te wijten, mogen we aannemen, aan het feit dat mannen tot veertig jaar tijdens hun vijfjarige dienstplicht niet mochten trouwen. Überhaupt: Vincent van Gogh, maar vijftien jaar ouder dan Dina Sanson, had een relatie met Sien Hoornik, ook ongehuwd moeder, prostituee en model en dat was in een tijd dat de overgrote meerderheid van de Nederlanders niet getrouwd was. Waar kwam dat nu toch wel wonderlijke feit vandaan? Ik dacht dat Nederlanders in de 19e eeuw nogal conservatief en gelovig waren. Wat is er wellicht misgegaan met de grote trek van boeren en knechten naar Rotterdam en andere grote steden om daar werk te zoeken?
Het is best aangenaam met vragen en twijfels te blijven zitten na lezing van een biografie. Op naar de volgende!
Voor vrouw en kind – Dina Sanson, de eerste politievrouw (1868-1929)
Tsila Rädecker
Walburgpers
ISBN paperback 9789464565171
Verschenen in juli 2025
Bestelinformatie
Bestel als papaerback bij bol.com (€ 24,99)Bestel als e-book bij bol.com (€ 12,99)