“Hoe zullen onze vrouwelijke parlementsleden er uit zien?” kopt een tekening in weekblad Het Leven, wanneer vrouwen zich in Nederland voor het eerst verkiesbaar kunnen stellen. “t Begint meenens te worden!”, staat eronder. Dat vrouwelijke parlementsleden een realiteit werden, noopte de illustrator kennelijk tot een bespiegeling over hun uiterlijk.
Zulke illustraties maken pijnlijk duidelijk hoe exotisch vrouwen in de politiek waren aan het begin van de twintigste eeuw. In De ongehoorde helft krijgen de eerste vrouwen op verschillende politieke posities – koningin, burgemeester, minister, Eerste- en Tweede Kamerlid, wethouder, staatssecretaris en commissaris van de Koningin – een korte biografie. Door de verschillende portretten ontstaat een rijk geschakeerd beeld van de opkomst van de vrouw in de politiek.
Journalist en historicus Paul van der Steen begint de biografie verrassend genoeg met Emma en Wilhelmina, de eerste vrouwelijke staatshoofden. Het is tekenend dat de hofpredikant bij het sterven van Willem III verzuchtte: “Zoo is dan ons Koninghuis uitgestorven”. Ondanks talloze tegenvoorbeelden geloofden de meeste mensen dat vrouwen tot minder in staat waren dan mannen. Winston Churchill is overigens een uitzondering. Die schijnt gezegd te hebben dat Wilhelmina ‘de enige man in het Nederlandse kabinet’ was.
Druk
De druk op de eerste vrouwen in de politiek was enorm. Suze Groeneweg, het eerste vrouwelijke Tweede Kamerlid, voelde dat ook. “Wanneer ik als Kamerlid mislukte, dan zouden vrouwen het gedaan hebben.” Ze moesten dus niet alleen hun mannelijke collega’s evenaren, maar hen overtreffen om te bewijzen dat ze hun plek verdienden.
Tegelijkertijd hadden ze geen rolmodellen en, in veel gevallen, weinig ervaring. Truus Smulders-Beliën, de eerste vrouwelijke burgemeester, zou bij haar entree in het gemeentehuis hebben gezegd: “Leg mijn mantel maar efkes op het kadaster.” Sommigen konden gebruikmaken van connecties in de familie, zoals Smulders-Beliën, die uit een familie van burgemeesters kwam; ondanks die flater begon ze niet helemaal zonder voorkennis. Maar voor eerdergenoemde Groeneweg gold dat weer niet: die kwam uit een kruideniersgezin.
Behalve door buitengewone moed en doorzettingsvermogen kwamen de meeste gebiografeerde vrouwen uit het onderwijs, destijds welhaast de enige plek waar je als vrouw carrière kon maken. Daar houdt de overeenkomst dan ook op.
Ze verschillen niet alleen wat betreft milieu en politieke kleur, maar ook in hun houding ten opzichte van de vrouwenbeweging. Carry Pothuis-Smit, het eerste Eerste Kamerlid, richtte zelf een tijdschrift op voor vrouwelijke leden van de SDAP. Marga Klompé, eerste vrouwelijke minister, was echter niet actief bezig met vrouwenemancipatie.
Daarnaast valt het op dat hoewel vrouwen al een eeuw deel uitmaken van de politiek, veel van de kwesties waar zij tegenaan liepen nog pijnlijk actueel zijn; opmerkingen over dat de vrouw geschikter is voor het huishouden of over het uiterlijk van vrouwelijke politici worden helaas nog steeds gemaakt. De Nederlandse Antillen kregen in 1984 een vrouwelijke minister-president: Maria Liberia-Peters. Vijfendertig jaar later kennen we er in Nederland nog geen.
Ondanks de vele tegenslagen is deze biografie gelukkig niet zwartgallig. Het gaat niet alleen maar over hoe slecht vrouwen het hadden en hebben. De verschillende vrouwen krijgen genoeg kleur, zodat ze niet alleen maar als ‘eerste vrouw’ uit de verf komen maar ook als persoon.
Context
Op sommige plaatsen blijft de biografie enigszins ongenuanceerd. Bijvoorbeeld wanneer Van der Steen schrijft dat ook Darwin vrouwen “als zwakke schepselen” beschouwde. Hoewel hij enkele vrouwonvriendelijke gedachten publiceerde, kan toch niet gezegd worden dat Darwin misogyn was (zie bijvoorbeeld de bespreking van Darwins Engelen, waarin duidelijk wordt dat hij veel met vrouwelijke geleerden correspondeerde). Daarnaast ontbeert de biografie op enkele punten een politieke context voor lezers die bijvoorbeeld de nacht van Schmelzer niet hebben meegemaakt (zoals ondergetekende).
Deze twee punten zijn echter volkomen begrijpelijk wanneer je bedenkt dat het boekje slechts 155 pagina’s telt. Bovendien staan ze nergens in de weg van het volgen van de boodschap, en die is even waardevol als relevant.
De ongehoorde helft. De eerste vrouwen op het politieke pluche
Paul van der Steen
Uitgeverij Vantilt
ISBN 9789460044137
Verschenen in februari 2019