Dorothy Parker was en is in de Verenigde Staten een household name, bekend om haar meedogenloze theaterkritieken in het blad Vanity Fair (na weer een saaie voorstelling: “Als je niet aan breien doet, neem een boek mee”). Je moest als auteur haar messcherpe boekrecensies vrezen voor het tijdschrift The New Yorker (“Het lukte me niet om een van zijn boeken helemaal uit te lezen, om mijn moeder van de elektrische stoel te redden”). Ze besprak zelden boeken die ze hogelijk waardeerde, waaronder biografieën.
Parker was leverancier van levensechte dialogen, wisecracks en opgepimpte scripts voor Hollywood-films die zonder haar bijdrage waarschijnlijk nooit geproduceerd of geflopt zouden zijn. Helemaal zeker kunnen we dat niet weten omdat de studio’s in den beginne diverse scenaristen aan eenzelfde script lieten werken en daarna met plakken en knippen er één geheel van maakten. Parker heeft waarschijnlijk aan tientallen scripts meegewerkt toen dat nooit werd vermeld in de aftiteling van films.
Begin jaren 30 was ze een van de best betaalde scenarioschrijvers van Hollywood en verdiende waarschijnlijk rond de achtduizend dollar per maand (nu rond de anderhalve ton in dollars!). In 1937 won ze samen met haar man Alan Campbell en vriend Robert Benchley de Oscar voor Best Script, voor de film A Star Is Born, die later drie remakes zou beleven – zo sterk is het script.
Vakbond
In de jaren 30 was Parker pleitbezorger van de Anti-Nazi League in Hollywood en strijdster van het eerste uur voor het Screen Writers Guild, de vakbond die miserabele arbeidscontracten en andere wantoestanden in de filmwereld aanpakte. Ze ging met vriend Ernest Hemingway naar Spanje om verslag te doen van de Spaanse Burgeroorlog. Haar linkse activisme kwam haar te staan op onderzoek door de FBI of ze geen cryptocommunist was en een verhoor door het infame parlementaire House Un-American Activities Committee tijdens het McCarthyism-tijdperk, dat de carrière van heel veel Hollywoodcoryfeeën voor de rest van hun leven beschadigde. Parker kreeg na 1956 steeds minder opdrachten. Later steunde ze in woord en daad Martin Luther King en zijn burgerrechtenbeweging, aan wie zij haar hele erfenis naliet.
Ze schreef enkele beroemd geworden songs zoals How Am I to Know (gezongen door Billie Holiday, Frank Sinatra en vele anderen). Haar korte verhalen, gedichten en boekrecensies worden nog steeds herdrukt. Bewonderaars schreven toneelstukken over haar, ze werd gestalkt op cocktailparty’s door mensen die hoopten dat ze weer iets terribly funny zou zeggen. Amerikanen gebruiken wisecracks van Parker zoals “What kind of fresh hell is this?” – haar gedachte wanneer er iemand onaangekondigd bij haar thuis aanbelde.
Al dat applaus maar toch ook: vier zelfmoordpogingen, de laatste in 1932; talloze “disastrous relationships” met mannen; drie echtscheidingen, twee keer van haar tweede man, de elf jaar jongere Alan Campbell, een man die het hele huishouden deed, vaak een zieke Parker verzorgde en haar co-scenarioschrijver werd; een miskraam toen ze “ecstatic” was dat zij en Campbell samen een kind zouden krijgen, en nog een miskraam en verwijdering van haar zieke baarmoeder; een leveraandoening door haar excessieve drinken. En haar overtuiging dat ze ooit voor literaire topprestaties voorbestemd was, van het niveau van bijvoorbeeld haar vrienden F. Scott Fitzgerald en Ernest Hemingway, literair geweld dat ze door al haar geklus voor Hollywood nooit had kunnen leveren. Geen tijd, geen geld. Over haar rijkdom zei ze als ex-miljonair: “Het smelt als een ijsklontje in je hand”.
Geen archief
Anders dan de titel Dorothy Parker in Hollywood suggereert is dit wel degelijk een complete biografie, voor zover dat mogelijk is. Toen Parker in 1967 in een smerige pensionkamer in New York was overleden (reactie van kennissen: goh, was ze nog niet dood dan?) werden haar weinige bezittingen prompt naar de vuilstort gebracht. Haar vriendin Lilian Hellman heeft toen nog enkele brieven gevonden en gered. Maar van een archief is geen sprake, waarschijnlijk ook niet omdat de rusteloze Parker zo vaak in haar leven is verhuisd dat het meeslepen van documenten en brieven een onwenselijk corvee zal zijn geweest. Bovendien achtte ze zich al vroeg mislukt als literair auteur, dus niemand zat op haar biografie te wachten, kan ze gedacht hebben. Bovendien vertelde ze al veel over zichzelf in de talloze interviews die ze heeft gegeven. Biografe Gail Crowther kon voortbouwen op eerdere biografieën en heeft andere bronnen weten te vinden, een soort zoektocht waarmee ze al ervaring had opgedaan. Met Peter K. Steinberg schreef ze These Ghostly Archives: The Unearthing of Sylvia Plath.
Tussenvrouw
Parker werd in 1893 in het kuststadje Long Beach niet ver van New York geboren, ze stierf in 1967, nog geen twee jaar voor het beroemde Woodstock hippiefestival in 1969. Toen ik wat foto’s uit 1893 van New York bekeek, zag ik mannen in pak met bolhoedjes op straat en vrouwen met enkelbedekkende lange rokken als in onze Middeleeuwen. Zoals we uit James Joyce’s roman Ulysses kunnen weten, waren er toen nog mannen die bijna ter plekke klaar kwamen als ze blote enkels zagen (kom daar nu eens om). Foto’s van een kwart eeuw later laten vrouwen op straat zien met blote benen, zelfs jurken boven de knie – we zijn opeens in de roaring twenties. Ik vroeg me af: hoeveel cultuurshocks kan een vrouw verdragen en verwerken? Mannen komen door de eeuwen heen in principe overal mee weg (ze blijven de baas), maar vrouwen? Aan wie of wat moet je je maar zien aan te passen?
Als Parker in 1917 de kans krijgt om theaterrecensent voor het nieuwe “smart magazine” Vanity Fair te worden, om de olijke beroemdheid P.G. Wodehouse tijdelijk te vervangen, is ze de eerste vrouw in Amerika aan wie het kritisch volgen van de meestal commerciële, niet al te artistieke toneelvoorstellingen – in haar geval in de New-Yorkse wijk Broadway – wordt toevertrouwd. Ze vindt in feite een nieuwe recensievorm uit, een soort cabaret, heel persoonlijk, alsof ze een soort escapistisch zakenvrouwtje is dat voortdurend teleurgesteld wordt door het armoedige aanbod in de theaters .
De boekrecensies die ze niet zo veel later onder derubrieksnaam Constant Reader schreef voor The New Yorker, ademen een ander gevoel. Ze was toen al flink gaan drinken en in de recensies voel je haar gewoon met haar kater ’s ochtends naar het kastje met de paracetamol in de badkamer schuifelen om in staat te zijn door de uitgevers op de achterflap bejubelde meesterwerken totaal af te kraken. Ze deelt dan met de lezer haar ellendige bestaan te moeten dealen met een wekelijkse toevloed van niet zo geniale literatuur en non-fictie over een onderwerp dat haar niet interesseert. George Orwell heeft een uniek essay over deze destijds wrede, uitputtende en tijdrovende bijverdienste voor serieuze romanciers geschreven, Confessions of a book reviewer. Klopt helemaal met de ervaring van Parker.
Parker wordt op eigen kracht een stem in dit culturele universum. New York is in de jaren 20 nog de movie capital van de Verenigde Staten, wat ik niet wist. Maar aan de westkust in Californië beginnen de latere tycoons van Hollywood op te letten wie faam krijgt in New York. Bekend worden verloopt onder meer via de Algonquin Table, een plek in een hotel in Manhattan waar kunstenaars en intellectuelen samen dronken worden dan wel volgens latere historici Amerika’s “native genius for brutal sarcasm and savage wit” in ere houden (type H.L. Mencken, Ambrose Bierce en Mark Twain). Parker is de vrouwelijke ster in dit gezelschap. Ze krijgt contracten van 300 dollar per week (nu rond de $5000)om scripts te schrijven.
Kantoortje
Uitzonderlijk is in deze biografie de aandacht voor de vele huizen die Parker kocht of huurde. De voluit beschreven inrichting van één huis laat haar eigenzinnigheid zien, het is een soort agressieve anti-vtwonen-exercitie. De reizen die ze naar locaties van vrienden in Europa maakte, laten zien hoe de Amerikaanse cultuur haar kon benauwen, ondanks haar eeuwige heimwee naar New York en haar werk in Hollywood, dat ze meer dan drie decennia zou volhouden. Ik was verbaasd hoe Parker dat meestal deed: al of niet samen met Campbell in een kantoortje in een van de studio’s van tycoons als Sam Goldwyn Mayer, uitkijkend naar het volgende feestje mogen we aannemen, de paracetamol binnen handbereik en bijna als een negen-tot-vijf-baan.
Op zeker moment had Parker, een kampioen van humoristische poëzie (het zogeheten light verse in Amerika) blijkbaar begrepen dat je met de grootste teleurstellingen en vernederingen in je leven beter niet kon afrekenen door middel van zelfmoord, wat moge blijken uit haar gedicht Résumé (het Amerikaanse equivalent voor ons Curriculum vitae)
“Razors pain you,
Rivers are damp,
Acids stain you,
And drugs cause cramp.
Guns aren’t lawful,
Nooses give,
Gas smells awful.
You might as well live.”
Dorothy Parker in Hollywood
Gail Growther
Simon&Schuster
ISBN 978-1-9821-8579=4
Verschenen december 2024
Bestelinformatie
Bestel als hardcover bij bol.com (€ 32,00)Bestel als e-book bij bol.com (€ 16,75)