Waar kennen we hem van, Erich Kästner, waar kunnen hem van kennen? Drei Männer im Schnee natuurlijk. Emil und die Detektive, mogelijk. Das Doppelte Lottchen, wie weet. Jeugdboeken toch vooral, en dan kennen we meestal alleen nog de titels. Of misschien hebben we ooit de films gezien, want die jeugdboeken bleken zich heel goed voor het witte doek te lenen. Zo is Emil und die Detektive minstens vijf keer verfilmd en een ander, minder bekend boek, Das fliegende Klassenzimmer, zeker vier keer, de laatste keer zelfs nog in 2023. Een teken van Kästners niet aflatende populariteit in Duitsland, tot nu aan toe. Maar in Nederland werd hij veel minder gelezen. Wij hadden immers Thea Beckman en Jan Terlouw, to name a few. En dat was net een stapje serieuzer, toch?! Of?
Het verhaal van een moralist
In Duitsland is Erich Kästner altijd een groot en invloedrijk schrijver gebleven. Heel productief ook. Van jeugdboeken inderdaad, maar ook van filmscripts, theaterbewerkingen, aforismen, dagboeken. Van alles en nog wat, wat hem maar voor de voeten kwam. En in ieder geval van één serieuze roman: Fabian, die Geschichte eines Moralisten. Een aanrader, ook nu nog, ook voor de Nederlandse lezer. Hoofdpersoon van dat boek uit 1931 is de germanist Jakob Fabian. Fabian is getuige van de verloedering van Berlijn, waar hij verkeert in duistere cafés en bordelen en klaploopt met kunstenaars. Hij doet mee, maar tegelijkertijd ook niet. Hij bekijkt het allemaal met een ironische glimlach. De wereld gaat naar de ratsmodee, jawel, maar ik ratsmodee nog even lekker mee.
Ook de opkomst van het nazisme ziet hij aankomen. De communisten en de nationaal-socialisten vechten elkaar de tent uit en Fabian beziet met het zorg. Is er nog ergens ruimte voor een ouderwetse waarde als Anstand, fatsoen? Of is die tijd definitief voorbij? Fabian ziet het allemaal hoofdschuddend aan. Nee, ik ben dan wel een moralist, denkt hij, ik ben dan wel fatsoenlijk, maar de wereld, daar hoeven we onze hoop niet meer op te vestigen. Daar verander je niets meer aan, die gaat vanzelf wel ten onder. En ja, in de roman, in 1931, valt het allemaal nog wel mee, maar in het echte leven, een paar jaar later, ziet de wereld er heel anders uit.
Masochistisch genoegen
En dan zijn we bij Kästner zelf. Wat deed híj in die donkerste jaren van Duitsland? Liep hij mee zoals zoveel van zijn landgenoten of ging hij – als de moralist die hij wel degelijk was – in de contramine? Of schudde hij als een wijze Fabian zijn hoofd om vervolgens met een ironische glimlach rond zijn lippen zijn eigen weg te kiezen? Dat is de vraag die centraal staat in de biografie van Kästner die Tobias Lemkuhl – journalist bij onder andere Die Zeit en de Frankfurter Allgemeine, je merkt het aan zijn vlotte pen – onlangs het licht deed zien. En het antwoord ligt al in de titel besloten. Meedoen, ja, maar op afstand. Soms wel, soms niet. En altijd ironisch, altijd met een glimlach. Twee gezichten.
De biografie concentreert zich voor het grootste deel op de periode 1933-1945. Kästner im Dritten Reich is niet voor niets de ondertitel. Toch is ook de periode voor de machtsgreep van de nazi’s niet zonder belang. Ten eerste omdat Kästner zich dan al ontwikkeld heeft tot een invloedrijk schrijver en zich – overigens net als veel van zijn medescribenten – moet afvragen hoe hij in zijn levensonderhoud kan blijven voorzien als hij zijn land zou verlaten wanneer de nazi’s daadwerkelijk aan de macht zouden komen. Iets wat ook al vóór 1933 in de lucht hing. Voor Kästner is die vraag heel prangend, prangender misschien nog wel dan voor de meeste van zijn lotgenoten. Want met een soort masochistisch genoegen is hij als enige Duitse schrijver getuige van de boekverbranding die op 10 mei 1933 op het plein voor de opera in Berlijn – tegenwoordig de Bebelplatz –plaatsvond. Waarbij hij zijn eigen boeken in het vuur ziet verdwijnen terwijl hij Goebbels triomfantelijk hoort uitroepen: ‘Ik schenk de werken van Heinrich Mann en Erich Kästner aan de vlammen.’ Wat, vraag je je af, heb je als schrijver dan nog te zoeken in dat land?
Innere Emigration
Als gezegd, Kästner was de enige Duitse schrijver op die helverlichte woensdagavond in Berlijn. Niet gek natuurlijk als je bedenkt dat de meeste van zijn collega’s al maanden eerder de wijk hadden genomen. Thomas Mann: weg. Heinrich Mann: weg. Erika, Klaus: weg. Bertolt Brecht, Alfred Döblin: allemaal weg. Walter Benjamin, Stefan Zweig: idem dito, en later, rond de jaren veertig, definitief uit het leven vertrokken wanneer dat leven voor beiden dermate uitzichtloos is geworden dat ze voor vrijwillige uittrede kiezen.
Kästner niet, hij blijft. Hij volhardt. Emigration is niets voor hem, hij kiest voor de Innere Emigration. Nogmaals, waarom vertrekken al die anderen wel en hij niet? Op dit punt komt Lemkuhl met een interessante these. Ja, het had er volgens Lemkuhl inderdaad mee te maken dat hij zich zorgen maakte om zijn schrijversbestaan. Maar het ging Kästner volgens Lemkuhl toch vooral om de zorg voor zijn moeder. Erich Kästner had een hele sterke band met zijn moeder, die – nadat Erich in de jaren twintig naar Berlijn was vertrokken om schrijver te worden – alleen en ziek in Kästners geboorteplaats Dresden achterbleef. Voelde hij zich schuldig? Lemkuhl psychologiseert niet, gelukkig, althans niet veel. De relatie met zijn moeder is volgens Lemkuhl wel de reden dat hij nooit een bestendige relatie met een (andere) vrouw heeft gehad. Ik noteer het maar, voor wat het waard is.
Maar daar houdt Lemkuhls gepsychologiseer dan ook op. Voor de rest houdt zich bij de feiten. En die feiten zijn dat Kästner eigenlijk niet veel op bezoek ging bij zijn moeder in Dresden, maar daartegenover stond dat er bijna iedere dag een brief van Berlijn naar Dresden vertrok. Een Fundgrube voor een biograaf natuurlijk. Hij hield haar werkelijk van alles op de hoogte, van alles althans wat hem als schrijver bezighield. De contacten met zijn uitgevers, de theateropvoeringen van zijn stukken, zijn successen – meestal, en zijn mislukkingen – soms, het wordt allemaal doorgebriefd. Zelfs zijn gesprekken in de kroeg met interessante ‘mensen van cultuur’ vinden woordelijk hun weerslag in de honderden brieven die moeder Ida ontvangt. Alleen de politiek ontbreekt. Hij wil overleven – zoals iedereen in die tijd wilde overleven – en om te overleven moet hij schrijven, ook al is dat achter een masker. Want dat is het gezicht van Kästner in de oorlog: het gezicht van een schrijver, maar wel een gezicht achter een masker. Hij schrijft namelijk vrijwel zonder uitzondering onder pseudoniem. Een officieel publicatieverbod wordt hem pas laat in de oorlog opgelegd, maar voor een schrijver wiens boeken al in 1933 in vlammen opgingen, was het niet onverdeeld verstandig zijn naam in de oorlogsjaren expliciet aan een literair werk te verbinden. Zelfs wanneer het ging om een bijdrage aan een script voor een toch tamelijk onschuldige film als De baron van Münchhausen. Die bijdrage kon toch maar het best onder een schuilnaam worden genoteerd, ondanks het feit dat de film zelfs bij de machthebbers in Berlijn uiteindelijk heel goed in de smaak viel.
Schrijversfittie
Een gezicht achter een masker: het eerste gezicht van Erich Kästner. Of het tweede? En wat is dan het eerste gezicht? Met andere woorden: wie is de echte Erich Kästner? Zélf wist hij dat wel, achteraf. Erich Kästner is heel goed in verantwoording afleggen, achteraf wel te verstaan. Na de oorlog – Kästner is dan vanwege zijn jeugdboeken nog steeds ongekend populair in Duitsland – ontkomt hij er niet aan iets te zeggen over zijn keuze voor de Innere Emigration. En dat doet hij heel eloquent. Goebbels’ uitroep op de Bebelplatz omschrijft hij na de oorlog als de ‘sentimentele tirade van die kleine, doortrapte leugenaar’. Na de oorlog. In de oorlog liet hij zich er niet over uit.
Ook op allerlei andere manieren probeert hij na de oorlog te laten zien dat zijn keuze wel degelijk moreel aan de maat was. Sterker nog, in eerste instantie verwijt hij zijn collega’s die wel naar het buitenland waren vertrokken dat ze níet zijn gebleven, dat ze níet hebben standgehouden. Het lijdt zelfs even tot een heuse schrijversfittie met Thomas Mann, maar tegenover hem trekt Kästner zijn verwijten weer snel in. Van Thomas Mann win je niet, zelfs niet als je Erich Kästner heet.
Dat was allemaal na de oorlog. En het bleek te werken: Kästner blijft ongemeen populair, krijgt tal van onderscheidingen en schopt het zelfs tot voorzitter van de Duitse afdeling van de schrijversorganisatie PEN. Maar tijdens de oorlog was het toch vooral zijn masker dat zijn gezicht vormde, laat Lemkuhl overtuigend zien. En, leuk detail, persoonsverwisselingen, dubbelgangers, tweelingen, maskers, dat is precies het materiaal dat in overvloed aanwezig is in al die jeugdboeken van Erich Kästner, van Emil en zijn detectives en de drie mannen in de sneeuw tot, jawel, het dubbele Lotje: Lotje met haar tweelingzus. Toch maar weer gaan lezen, die boeken.
Der doppelte Erich. Kästner im Dritten Reich
Tobias Lemkuhl
Rowohlt Berlin
ISBN 978-3-7371-0150-9
Verschenen in oktober 2023
Bestelinformatie
Bestel hier als -ebook bij bol.com (€ 19,00)
Aardige recensie maar misschien had ook nog vermeld kunnen worden dat Kästner zich wilde aanmelden bij de Reichsschrifttumskammer maar dat dat verzoek is afgewezen. Ook de naoorlogse receptie van zijn werken ligt genuanceerder: in de 50er en 60er jaren werd hij hoofdzakelijk als schrijver van kinderboeken beschouwd.