Nils Büttner schreef eerder monografieën over Jeroen Bosch, Rubens, Bruegel en Rembrandt, en presenteert nu een vijfde deeltje over Johannes Vermeer. Het zal geen toeval zijn dat dit verschijnt vlak voor de grote Vermeer-tentoonstelling in het Rijksmuseum. En om maar met de deur in huis te vallen: ik kan iedereen aanraden dit boekje te lezen als voorbereiding op de tentoonstelling.
Het handzame boekje is uiterst goed verzorgd, met twee schilderijen van Vermeer op de binnenzijde van het omslag voor- en achter, en een kleurenkatern waarin alle schilderijen van Vermeer zijn opgenomen. De afbeeldingen zijn weliswaar klein, maar zeer scherp afgedrukt en het is handig om tijdens het lezen onmiddellijk de afbeeldingen te kunnen opslaan om de details te bekijken die de schrijver bespreekt.
Raadselachtige schilder
Vermeer blijft ook na het lezen van dit boekje een raadselachtige schilder, maar dat ligt aan Vermeer, en niet aan Büttner. Die helpt je te kijken naar de schildertechniek, de opbouw van de schilderijen, de symboliek die verborgen is, kleurstellingen en de werking van het licht. Hij gaat in op de receptiegeschiedenis van Vermeer, naar de manier waarop in de afgelopen eeuwen naar het werk is gekeken, het sociale, politieke en artistieke klimaat waarin de Delftse schilder werkte, en dat allemaal in een volstrekt heldere taal.
Schilders in de tijd van Vermeer stonden nog steeds sterk onder invloed van de opvattingen over esthetica en over de verhouding tussen taal en beeldtaal in de klassieke oudheid. Deze filosofische achtergrondinformatie gaat Büttner in kunsttheoretische intermezzi niet uit de weg, en ook hier zijn de teksten uiterst leesbaar en vooral dienstbaar aan een beter begrip van Vermeers oeuvre.
Verborgen beeldtaal
In 1976 organiseerde het Rijksmuseum een invloedrijke tentoonstelling onder de titel Tot Lering en Vermaak. De omvangrijke tentoonstellingscatalogus is tot op de dag van vandaag een indrukwekkend document. De link die in die tentoonstelling en in de catalogus werd gelegd tussen de rijke emblematacultuur in de zeventiende eeuw en de schilderkunst uit die tijd maakte volstrekt duidelijk dat je een hoop mist als je die schilderijen bekijkt vanuit het perspectief van het negentiende-eeuwse l’art pour l’art. Wat op de emblemata (‘het plaatje met een praatje’) zonder omwegen werd getoond, werd op schilderijen op ingenieuze wijze verstopt. ‘Vrouw wereld’ die op de prentjes werd getooid met een wereldbolletje op haar hoofd, verscheen op schilderijen bijvoorbeeld zittend met een wereldkaart aan de wand, waarop de cirkel van de aardeomtrek perspectivisch precies haar hoofd raakte. Zo leidt ook Büttner ons rond op de schilderijen van Vermeer en toont ons de vele symbolische aanduidingen, die voor Vermeers tijdgenoot onmiddellijk werden waargenomen, en die ons ontgaan omdat we die beeldtaal niet meer verstaan.
Een mooi voorbeeld van ‘emblematisch lezen’ levert Büttner met betrekking tot de voetenstoof die links achter het Melkmeisje op de grond staat. Oorspronkelijk stond daar een mand, die Vermeer heeft overgeschilderd. De voetenstoof is de ‘lieveling der dames, die ’s winters met gloeiende kolen voor aangename warmte onder de rokken zorgt’. De associatie met erotiek wordt versterkt door de tegeltjes op de plint met allegorische afbeeldingen van spelende liefdesgodjes. Dat Vermeer er een bedoeling mee heeft gehad blijkt alleen al uit het feit dat een dergelijke tegelrand in een keuken ongebruikelijk was.
Niets is toeval op de schilderijen van Vermeer. De grote kaarten aan de wand zijn herleidbaar tot origineel drukwerk, waardoor de teksten die op de kaarten zijn afgedrukt te reconstrueren zijn en ons helpen de onderliggende betekenis van het schilderij te reconstrueren. Alles heeft een bedoeling, en schilderij voor schilderij helpt Büttner ons het afgebeelde te duiden.
Technisch vernuft
Büttner benadrukt overigens dat het een groot misverstand zou zijn te denken dat Vermeer schilderde om een verhaal te vertellen of om die onderliggende bedoelingen te communiceren. Wat na lezing van dit boekje vooral bijblijft is het besef dat Vermeer schilderde om het plezier van het schilderen. Vermeer is vooral geïnteresseerd in de verschillende manieren waarop je het oppervlak van de getoonde objecten kunt weergeven. Hoe je licht kunt laten weerkaatsen, hoe je de stoffelijkheid van verschillende materialen zo aanschouwelijk mogelijk kunt afbeelden. Ook hier helpt Büttner je te kijken: hoe vaak ik bijvoorbeeld het Meisje met de parel ook heb gezien, het is me nooit opgevallen dat de rug van haar neus en haar wang precies dezelfde tint hebben en dat ik als kijker contouren zie die er niet zijn. Het technisch kunnen van Vermeer is immens en het lijkt erop dat hij vooral schilderde voor zichzelf. Geen wonder dat hij relatief weinig schilderijen heeft gemaakt, en dat de meeste tijdens zijn leven in Delft bleven. Vooral de rijke Delftenaar Van Ruijven had er een groot aantal van in zijn bezit, zodat Vermeer zo vaak als hij maar wilde in alle rust naar zijn eigen schilderijen kon gaan kijken. Helaas zal ons die rust de komende maanden in het Rijksmuseum niet gegund zijn.
Nils Büttner – Vermeer, de schilder die de tijd terugzet
Meulenhoff, gebonden met stofomslag
170 pag. en kleurenkatern, bibliografie, register
ISBN 9789029097000
Verschenen in januari 2023
Bestelinformatie
Bestel als hardcover bij bol.com (€ 20,99)Bestel als e-book bij bol.com (€ 11,99)