Het Groningse Biografie Instituut timmert behoorlijk aan de weg. Dat de gelauwerde biograaf Dik Verkuil wil promoveren op een biografie van voormalig Shell-directeur en VVD-voorman Frits Bolkestein was al bekend. Uit het pas gepubliceerde jaarverslag van het instituut blijkt dat er ook wordt gewerkt aan een biografie van de deserteur en mensenrechtenactivist Poncke Princen, een soort tegenpool van de politicus die in 1983 nog naar het Irak van Saddam Hoessein toog om daar zaken te doen. Princen deserteerde tijdens de ‘politionele’ acties in Indië eind jaren 40 en liep over naar de Indonesische republikeinse troepen, om zich vervolgens bijna dertig jaar later bij de Indonesiërs onbemind te maken door de onafhankelijkheidsstrijd van Oost-Timor te steunen. Princens biograaf, Niels Mathijssen, kan beschikken over diens autobiografie en onder andere een enorm archief bij het IISG.
Bolkestein leeft nog maar de andere politici die een biografie zullen krijgen, zijn al in de schoolboeken beland: Gertjan Schutte werkt aan de biografie van Groen van Prinsterer (1801-1876, icoon van de Anti-Revolutionaire Partij), Boris van Haastrecht is aan de slag gegaan met de staatsrechtgeleerde P.J. Oud (1886-1968, oprichter van de VVD), Coen Brummer onderzoekt het leven van de progressieve liberaal Samuel van Houten (1837-1930), bekend van het Kinderwetje om de kinderarbeid in Nederland aan banden te leggen. De keuze voor politici zal ook te maken hebben met de aanwezigheid van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen in Groningen. Bovendien zijn Nederlandse politici geen enthousiaste schrijvers van memoires, dat betert nu wat (onder andere Ed van Thijn, Ruud Koole, Femke Halsema, Jacques Wallage, Wim Meijer deden het) maar biografieën blijven nodig om zwarte gaten in de vaderlandse geschiedenis te vullen.
De kunsten zullen aan bod komen in een biografie van Vincent Willem van Gogh 1890-1978), de oom van de schilder, de opa van de vermoorde cineast Theo van Gogh en de man die de hele schilderijencollectie van Vincent (en Gauguin) voor 15 miljoen gulden verkocht aan de Nederlandse staat, als er maar een museum werd gebouwd. De Van Goghs worden straks de Nederlandse familie waarover de meeste biografieën zijn geproduceerd – afgezien van de Oranjes uiteraard. Nog niet zo lang geleden verscheen het levensverhaal van de drie zussen, Anna, Lies en Wil, geschreven door Willem Jan Verlinden. Historicus Jaap Cohen heeft al de nodige bergen verzet voor een biografie van Theo van Gogh, die vast nog wel afkomt voordat zijn moordenaar Mohammed Bouyeri, tot levenslang veroordeeld, in 2029 zijn eerste gratieverzoek mag indienen. En dan is er nog de biografie van de schoonzus van de schilder, Jo van Gogh-Bonger, de vrouw die over zijn nalatenschap waakte.
Jan de Ridder schrijft aan een biografie van Pieter van der Meer de Walcheren (1880-1970), de literaire en spirituele mentor van een hele generatie katholieke kunstenaars en schrijvers zoals Anton van Duinkerken. Er verschenen al eerder drie boeken over deze man, die als monnik zou eindigen, onder andere van zijn vriend Albert Helman. Ook behulpzaam voor de biograaf is dat hij zo’n halve eeuw dagboeken bijhield.
De protestantse kant van christelijk Nederland komt aan bod in Jelle Horjus’ biografie van de theoloog en leider van de Unie van Baptistengemeenten Jannes Reiling (1923-2005), voorstander van radicale ontzuiling in Nederland, werkzaam ook in de psychiatrie en de ‘kampeerfilosoof’ van de ANWB.
Ook een veelzijdige man was Paul Rijkens (1888-1965), ’topindustrieel, zakendiplomaat, weldoener, kunstverzamelaar’. Hans Meijer, geen promovendus maar onderzoeker bij het Biografie Instituut, zal de biografie van deze ondernemer schrijven wiens leven deels parallel loopt met de geschiedenis van Unilever.
Tot slot de biografie van Marie Tak van Poortvliet (1871-1936), kunstverzamelaar en mecenas, zeer bekend in wat ooit ’s zomers dé kunstenaarsbadplaats Domburg was en vertaalster van het antroposofische werk van Rudolf Steiner. Een groot deel van haar collectie schonk ze per testament aan Nederlandse musea. Jacqueline van Paaschen schrijft de biografie.