De slavernij en slavenhandel zijn lang onderbelicht geweest, nu staan ze in het centrum van de maatschappelijke belangstelling. Gemeenten, bedrijven, banken en musea verrichten onderzoek naar ons slavernijverleden. Daarbij is er ook veel aandacht voor het biografische element.
Hoe wisselend de aandacht voor de slavernij in het nabije verleden is geweest, blijkt uit de levensschetsen van Damiaan Hugo Staring (1736-1783). In het leven van deze telg van een gegoede en invloedrijke Gelderse familie waren er twee belangrijke raakpunten met de slavernij. In de eerste plaats was hij als 15-jarige adelborst in december 1751 met de gehele bemanning van het oorlogsschip Het Huys in ’t Bosch in Marokko in slavernij geraakt. Het schip, uitgezonden door de Admiraliteit van Amsterdam, had bij een zware storm schipbreuk geleden op de Noord-Afrikaanse kust. Nadat Staring daar bijna een jaar lang zware graaf- en bouwwerkzaamheden had moeten verrichten, werden hij en de overige bemanningsleden in november 1752 door Nederlandse afgezanten vrijgekocht.
Daarna diende Staring opnieuw bij Admiraliteit van Amsterdam. In 1771 ging hij over in de dienst van de VOC als equipagemeester aan de Kaap de Goede Hoop die verantwoordelijk was voor het uitrusten van de schepen. Daar kreeg hij met de andere kant van de slavernij te maken, omdat in de Kaapkolonie op grote schaal van slavenarbeid gebruik werd gemaakt en Staring zelf ook een tiental slaven in privébezit had.
In 1918 verscheen van hem in het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek een levensschets waarin ook zijn ervaring als slaaf in Noord-Afrika werd vermeld. Geen woord werd echter gewijd aan het slavenhouderschap in Zuid-Afrika.
Een biografie, die de nazaat mr. A. Staring in 1948 publiceerde, ging eveneens uitgebreid in op de ervaringen van de scheepsbemanning in Marokko. In de biografie werd ook het slavenhouderschap in Zuid-Afrika vermeld, zij het in zeer kort bestek. De biograaf schreef dat tot de inboedel, die zijn voorvader Damiaan bij zijn terugkeer naar Nederland per veiling verkocht, ook elf met naam genoemde slaven behoorden. De biograaf ging er echter verder niet op in hoe Damiaan betrokken was bij het vrij uitgebreide slavernijsysteem van de VOC in de Kaapse kolonie.
Na deze biografie kreeg Damiaan Staring weinig aandacht meer. Een bundel met artikelen (1990) over zijn beroemde zoon, de dichter A.C.W. Staring, vermeldde als bijzonderheid van de vader alleen, dat deze na zijn terugkeer uit Zuid-Afrika het landgoed De Wildenborch bij het Gelderse Vorden aankocht. In een biografie (2009), gewijd aan deze zoon Antoni, speelde de vader alleen een rol in een verhandeling over de verwerving van het familievermogen. Daarbij ging de schrijver Bert Scova Righini overigens niet in op diens relatie met de slavernij.
Onlangs is de historicus Aschwin Drost voor de Stichting Erfgoed Gelderland op zoek gegaan naar slavernijsporen in de regio. Daarbij stuitte hij op Damiaan Staring, die anders waarschijnlijk goeddeels in de vergetelheid zou zijn geraakt. Over de relatie van Staring met de slavernij heeft Drost onlangs een aantal artikelen geschreven en lezingen gehouden.
Drost belicht zowel Starings korte slavenbestaan in Noord-Afrika, zijn betrokkenheid als equipagemeester bij het slavernijsysteem van de VOC in Zuid-Afrika, alsook zijn Kaapse privé-huishouden met meerdere mensen in slavernij. Hij vermeldt tevens dat Staring gelet op de erbarmelijke toestanden die hij aantrof op de slavenschepen zijn afkeer bij het VOC-bestuur van de “Negotie van menschenvlees” liet blijken en dat hij weigerde zich met de slavenhandel bezig te houden. Dat weerhield hem er echter niet van op ruime schaal gebruik te maken van slavenarbeid.