2024 was in de Verenigde Staten het jaar van de James Baldwin’s centenary en dat schijnt uitbundig gevierd te zijn, want “Jimmy is still everywhere”, zoals een van zijn vroegere biografen concludeerde. In Nederland merkten we niets van de feestelijkheden, wat heel normaal is sinds literaire grootmeesters toch vooral als nationale helden worden herdacht. Bovendien was James Baldwin, ondanks jarenlang verblijf in Turkije en Frankrijk, inderdaad een op en top Amerikaans fenomeen, qua onderwerpen en hoofdpersonen in zijn romans, persoonlijke missies en ambities, trauma’s en vooral zijn angsten.
De nieuwe biografie die Nicolas Boggs (geboren in 1973) dit jaar het licht liet zien, Baldwin – A Love Story, gaat er dan ook onvermijdelijk van uit dat de lezer een Amerikaan is die vertrouwd is met historische gebeurtenissen in de VS van de afgelopen honderd jaar, met namen van oudere Hollywoodsterren en filmregisseurs, beroemde jazzmusici, zwarte leiders. Gelukkig kan de jongere lezer tegenwoordig alles googelen. Wat was Sing Sing? Stonewall? De Montgomery bus boycot? Wie was William Buckley? Malcolm X? Bessie Smith?
Een vlugge check leert dat een deel van Baldwins romans en essaybundels nog herdrukt worden in Nederland, met dank aan uitgeverij De Geus, en dat is niet alleen om literaire redenen mogen we aannemen. Ze hebben onderdrukte homoseksualiteit, ziekelijke mannelijkheidsidealen, racisme, politieterreur in de VS en de burgerrechtenbeweging tot onderwerp – allemaal nog steeds hoogst actueel. Baldwin was ook hyperactief als activist en politiek essayist, maar zijn romans zijn allesbehalve pamfletten. De intensiteit waarmee Baldwin tegenstrijdige gevoelens en obsessieve gedachten beschreef die het resultaat zijn destructieve sociale conventies en ongelijke machtsverhoudingen, was ongekend in de jaren 50, toen hij aan zijn literaire carrière begon.

Child preacher
Baldwin groeide vanaf 1924 op in Harlem, een zwarte Newyorkse wijk ten noorden van Central Park. Zijn biologische vader heeft hij nooit gekend, hij wist zelfs zijn naam niet en tot ver in zijn puberteit vertelde niemand hem dat hij een ‘onwettig kind’ was. Zijn stiefvader David Baldwin was de zoon van een vrouw die in het zuiden van de VS de slavernij nog aan den lijve had ondervonden. Hij noemde zijn stiefzoon “het lelijkste kind” dat hij ooit had gezien, een oordeel dat de jongen jarenlang bleef achtervolgen. Was het een sneer naar zijn echte vader of naar zijn moeder? Vader Baldwin dacht echt dat alle blanken duivels waren en hij vond het maar niks dat de hoogbegaafdheid van verwoed lezer Jimmy de aandacht trok van zijn witte onderwijzeres Orilla ‘Bill’ Miller, die de jongen meenam naar theaters, bioscopen, musea en openbare bibliotheken. Zo zag Jimmy als twaalfjarige in een theater Macbeth onder regie van Orson Welles, in diens versie met alleen zwarte acteurs, op Haïti als plaats van handeling – een overweldigende ervaring.
David Baldwin werkte als arbeider in een ginger ale fabriek en ontwikkelde zich in de weekends tot een storefront preacher, een evangelist die buiten of in gehuurde winkelruimten predikte. Thuis werd hij steeds strenger in de christelijke leer en op den duur krankzinnig genoeg om opgenomen te worden in een instelling. De 14-jarige Jimmy schopte het in de kerk waar zijn moeder hem naar toe bracht tot child preacher, die het kerkvolk mocht aanvuren om ‘gered’ te worden. Boggs veronderstelt dat Baldwin, die toen fantaseerde dat hij een rivaal van zijn predikende stiefvader werd, aan deze ervaring zeker een deel van zijn latere oratorisch talent heeft overgehouden. Overigens zou het zwarte christelijke milieu er bij Baldwin altijd bekaaid van af komen, al vanaf zijn eerste roman Go tell it on the mountain tot en met zijn laatste, Just above my head. In zijn optiek stopte het ware christendom bij elke kerkdeur.
Prins
Als zestienjarige had Baldwin het geluk de zwarte schilder Beauford Delaney te ontmoeten, die hem tot voorbeeld diende “dat een zwarte man kunstenaar kon worden”. Deze homoseksuele man die pas aan het begin van zijn loopbaan stond, veel dronk en af en psychotisch werd, probeerde de puber van zijn minderwaardigheidscomplex af te helpen, ook door hem ‘my prince’ te noemen. Hij werd zijn “spirituele vader”. Hij leerde hem zien, zoals Baldwin nooit moe werd te vertellen. Boggs:
“Look,” Beauford said one day as they walked along Broadway… he was pointing down at a gutter. “What do you see?” Baldwin saw nothing but a dirty puddle of water. “Look again,” Beauford said.
Baldwin looked more closely this time and noticed a reflection of buildings moving like mercury in the gutter’s black water, distorted and radiant. It was a life-changing lesson in light and perception.”
Beauford liet hem via zijn grammofoon en samen zingend kennismaken met de jazzmuziek. Bessie Smith was een favoriet. Hierover zei Baldwin later: “When I realized that music rather than American literature was really my language, I was no longer afraid. And then I could really write.”
Delaney introduceerde zijn jonge prins in Greenwich Village, het centrum van kunstenaarsgroepen, de New Yorkse bohème. Daar zou Baldwin geregeld geweigerd worden in bars en restaurants, een nieuwe ervaring voor hem na het toen nog tamelijk gesegregeerde Harlem. Daar deed de werkelijkheid nog een flinke schep bovenop toen Jimmy na de dood van zijn stiefvader als oudste werd vrijgesteld van militaire dienst, op voorwaarde dat hij zou gaan werken om zijn familie te onderhouden. Hij vond buiten New York baantjes, waar zijn witte landgenoten zich ongehinderd racistisch uitten, een angstaanjagende, woede en haat oproepende ervaring.
Baldwin beleeft in Greenwich Village zijn eerste scharrels. Hij beseft dat hij vooral op mannen valt die niet uitgesproken queer en verwijfd zijn maar eerder biseksueel ‘man’, mannen die ook relaties met vrouwen hebben. Ook hij probeert samen te wonen met een vrouw, koopt zelfs een trouwring. Zo veel zelfkennis heeft hij toch wel dat hij de relatie na korte tijd afkapt omdat deze “lichtjaren te laat” kwam.
Greenwich Village wordt de springplank naar Frankrijk. Tegen de tijd dat hij met een beurs naar Parijs vertrekt, heeft hij een beetje naam gemaakt als literair recensent en heeft hij ook dankzij interventie van Richard Wright, dan de bekendste Amerikaanse zwarte schrijver, een prijs voor een kort verhaal gewonnen. Hij had nul op het rekest gekregen van zwarte media om voor hen te schrijven, want die wilden alleen auteurs met een universitaire opleiding publiceren. Het korte verhaal bewerkte hij verder maar het werd door uitgevers geweigerd. In 1948 publiceerde het tijdschrift Commentary zijn eerste essay, The Harlem Ghetto. Daarin hanteerde hij heel bewust de term ‘we’, waarvan vooral witte liberalen gecharmeerd raakten, dus niet ‘we negroes’, maar ‘we Americans in general’. Nu is dat heel gewoon, maar toen was het een doorbraak voor een zwarte auteur. Later zou hij als eerste ‘Black English‘ in dialogen introduceren.
Lucien
De eerste pagina’s van de biografie over Baldwins jaren in Parijs – van 1948 tot 1955 – vertellen vooral het verhaal van al die Amerikaanse schrijvers, filmsterren, kunstenaars en intellectuelen die zich mengden onder de Parijse elite. In Parijs vond Baldwin tot zijn grote vreugde vriend en mentor Beauford Delaney terug. Er liepen genoeg zwarte schrijvers en kunstenaars uit de toenmalige Franse koloniën rond, maar Boggs schrijft dat Baldwin vooral optrok met witte Amerikaanse soortgenoten, zoals Marlon Brando, Norman Mailer en Truman Capote. Hij knoopte vriendschappen voor het leven aan met bijvoorbeeld ene Mary Painter die voor de Amerikaanse ambassade werkte en met wie hij decennialang correspondeerde. Zij zou hem, zoals vele anderen, geregeld financieel steunen, want als er één rode lijn door Jimmy’s leven liep, in en ook na Parijs, was het wel geldgebrek: nu eens dreigde hij weer dakloos te worden, dan weer moesten er ziekenhuisrekeningen betaald worden, kon hij tickets terug naar de VS voor overleg met uitgevers niet betalen of was onduidelijk waar het geld voor de volgende flessen whisky en sigaretten vandaan moest komen. Leningen werden eigenlijk nooit terugbetaald en vreemd genoeg wist Boggs niet aan citaten van Baldwin te komen hoe hij hierover dacht, of het hem überhaupt geneerde. Uiteindelijk wist Baldwin in zijn latere leven in New York een huis voor zijn moeder en broers en zussen te kopen en zette hij als succesvolle auteur zijn uitgever onder druk om een kwart miljoen dollar aan voorschot te krijgen, om een groot pand in Frankrijk te kopen waar hij zijn familie en vrienden in stijl kon laten logeren. Hij zou later zelf ook mensen uit de brand helpen en had het patent op het aantrekken van een bepaald type minnaars: bi, veel jonger en penniless – een ervan was een gehaaide gigolo. Hij lijkt dan wel een beetje op de vermogende “oude nichten” die op jonge jongens jagen – of omgekeerd – in zijn roman Giovanni’s room.

Op de vraag hoe hij in godsnaam door al zijn geldzorgen in Parijs nog aan schrijven toekwam, horen twee antwoorden: de veel jongere Lucien Happesberger, “the love of his live”, had het lumineuze idee om zijn vader te vragen of Baldwin en hij enkele maanden van diens chalet in het Zwitserse dorp Loèche-les-Bains gebruik mochten maken, zodat Jimmy kon herstellen van tuberculose. Baldwin had helemaal geen tbc, maar Lucien wist longfoto’s van een andere patiënt te bemachtigen om het verzoek aan zijn papa kracht bij te zetten. Dat lukte en zo werd het dorp de plek waar Baldwin de rust vond en het huiselijk leven met Lucien waar hij zo naar verlangde, om zijn eerste roman Go tell it on the mountain te voltooien. Een ander product uit die tijd was het essay Stranger in the Village waarin Baldwin beschrijft hoe het voor hem was om met Zwitsers om te gaan die nog nooit “ein Neger” in levende lijve hadden ontmoet en die totaal geen last hadden van overgeërfd racisme. Vele jaren later is dit essay omgewerkt tot een documentaire en toen wilden de kinderen in het dorp nog steeds zijn kroeshaar aanraken.
Het tweede antwoord op de vraag hoe hij ondanks geldgebrek toch literair aan de weg ging timmeren, ligt in de VS. Wij in Nederland hebben al heel lang overheidssubsidies voor schrijvers. In de VS werd en wordt dergelijk manna verstrekt door particuliere weldoeners die bijvoorbeeld voor enkele maanden een luxueuze werkplek ter beschikking stellen, een writer-in-residence plek op een landgoed. Baldwin werd uitgenodigd voor de MacDowell Colony in Peterborough en Yaddo in Saratoga Springs in New York. Het lijkt misschien vreemd dat Boggs dit in het hoofdstuk over Baldwins Parijse jaren behandelt, maar zijn komen en gaan vanuit Frankrijk en andere landen naar de VS werd een constante in zijn leven, hij werd een “transatlantic commuter”. Af en toe meldden Amerikaanse media enthousiast “Baldwin is back!” maar dat was dus altijd tijdelijk. Uit de biografie wordt overduidelijk dat Baldwin bijna alleen aan romans schrijven toekwam wanneer hij niet in de VS was. Hij had, zoals hij zelf ook zei, de afstand nodig en het vergelijk van een ander land met barbaars Amerika. In de loop van zijn leven zagen vrienden vaak dat hij uitgeput was en hoognodig het stadsleven met zijn drinkgelagen moest verruilen voor een landelijke omgeving, zoals Corsica waar hij zeven maanden in het huis van een vriend van Lucien verbleef.
Giovanni
Nog in Zwitserland werd in 1955 de kiem gelegd voor het einde van Baldwins liefdesrelatie met Lucien. Hij bezwangerde de jonge vrouw die wekelijks de boodschappen voor de mannen kwam brengen. Hij trouwde met haar en Baldwin, die dus zelf wist wat het kon betekenen in die tijd om een buitenechtelijk kind te zijn, vond dat ook Luciens plicht. Hij zelf werd de peetoom van het zoontje.
Het jaar 1956 werd een jaar van kantelpunten voor Baldwin. De qua omvang bescheiden roman Giovanni’s room werd na vele revisies gepubliceerd, ondanks het feit dat hij niet alle “instructies” van de uitgever had opgevolgd. Het was meteen een doorslaand succes: zo expliciet had nog nooit iemand over homoseksualiteit geschreven. Opvallend: de hoofdfiguren zijn alle drie wit. Later zal Baldwin uitleggen dat het in die jaren zijn krachten te boven ging om het drama door zwarte mensen te laten beleven, met die hele extra dimensie van lijden door racisme. Baldwin zal meteen dromen van een verfilming van Giovanni’s room – zoals hij zijn hele leven zal blijven doen bij elke nieuwe titel van zijn hand. Maar ondanks warme belangstelling van ook beroemde scenarioschrijvers en regisseurs, zoals Costa-Gavras, zal het er nooit van komen. Boggs wijdt vele pagina’s aan de redenen voor die lange reeks van mislukkingen. Eén ervan wil ik niet ongenoemd laten in verband met onze zwartepieten-discussie: de bazen in Hollywood wilden dat voor de verfilming van Baldwins levensverhaal van Malcolm X een zwart geschminkte Charlton Heston de hoofdrol speelt.
Het diepe zuiden
Elke romanschrijver maakt gebruik van elementen uit zijn autobiografische horizontale leven: de ervaringen met naaste familie, vrienden, collega’s, buren, bijzondere passanten. Die zijn soms qua impact minder belangrijk dan ervaringen met het verticale leven, daar waar je vandaan komt: ouders, grootouders en mensen nog verder terug in de tijd. Baldwin was op zijn tweeëndertigste nog nooit in het zwaar gesegregeerde zuiden van de VS geweest, de staten waar de Ku Klux Klan zwarte mannen lynchte, de Jim Crow wetten golden en waar zijn vader was opgegroeid, als zoon van een vrouw die de slavernij nog had meegemaakt (na afschaffing van de transatlantische slavenhandel mocht in bijna alle landen de slavernij gewoon blijven bestaan). Zijn reis South werd een openbaring die hij verwoordde in een reeks reportages en essays. Zo groeide hij in zijn rol als “witness” met een missie van “something bigger than myself”.
Hij ging onder meer kijken bij de Montgomery bus boycot die in december 1955 begon, dertien maanden zou gaan duren en het startsein werd voor de burgerrechtenbeweging en zijn vriendschappen met zwarte leiders als Martin Luther King en Malcolm X. Baldwin werd van deze beweging de literaire stem, kreeg uitnodigingen voor televisiedebatten en als spreker bij evenementen – behalve bij de historische March on Washington op 28 augustus 1963,toen de zwarte leiders het toch een afbreukrisico vonden om een zwarte homo het woord te geven. Wel werden die dag de foto’s geschoten van Baldwin hand in hand met Marlon Brando voor het standbeeld van president Lincoln – een van de redenen voor Boggs om nog even te speculeren over een liefdesrelatie tussen deze twee. Feit is alleen dat Baldwin zich na Lucien in andere, veelal gedoemde verhoudingen stortte en zo ongelukkig was dat hij soms over zelfmoord dacht. De grote uitzondering hierop was zijn affaire met Engin Cezzar.
Istanboel
Engin Cezzar, een Turkse man met een waaier aan niet-Turkse voorouders, studeerde drama aan Yale toen hij door een vriend van Baldwin gespot werd als de ideale acteur voor de rol van Giovanni. Baldwin werd op dat moment lastig gevallen door naar zijn smaak te verwijfde queer acteurs die de rol graag wilden hebben. Engin was wel een beetje bi maar verder het soort man dat Baldwin graag zag. Hij was verder zo bijzonder als acteur dat hij een uitnodiging kreeg om de toneelopleiding bij de beroemde Actors Studio te volgen (die vijf nieuwe studenten per jaar toeliet na schifting van rond de vijfduizend aanmeldingen elk jaar).
Hun vriendschap liep uit op een drama dat ze met de dood hadden kunnen bekopen: op een avond uit in Greenwich Village werden ze in elkaar geslagen door een groep witte mannen die blijkbaar niet konden verdragen dat ze op straat Engins witte vriendin knuffelden. Engin moest maanden verzorgd worden door zijn vriendin om weer helemaal te herstellen. Jimmy concludeerde dat als zelfs het tolerante Greenwich Village geen garantie bood tegen geweld, je als zwarte man nergens meer veilig was in de VS. Hij zou Engin volgen naar diens geboortestad Istanboel en er uiteindelijk meer dan tien jaar blijven, met lange onderbrekingen elders. Engin zou nooit meer terugkeren naar New York.
Engin trouwde een bekende actrice, Gülriz Sururi, en ging furore maken in Turkije met zijn vertolking van Hamlet, dat tweehonderd voorstellingen zou beleven. Samen zorgde het stel voor onderdak, voedsel en drank voor Baldwin. Gülriz leerde zelfs wodka maken omdat de hoeveelheden whisky van Jimmy het toch niet onbemiddelde jonge stel te duur werden. Arap Jimmy maakte zich enorm geliefd onder de in-crowd van Istanboel en ook onder zijn aanvankelijk behoedzame buren, die met ontroerende kadootjes afscheid kwamen nemen toen hij moest verhuizen.
In Istanboel leerde hij de Amerikaan David Leeming kennen, die zijn vriend (maar niet zijn lover), assistent, archivaris, vertaler en manusje-van-alles werd en later de eerste grote biografie van Baldwin zou schrijven, een prachtig geschreven en betrouwbaar levensverhaal waaruit ook Boggs heeft geput. Vanuit Turkije bleef Baldwin naar de VS reizen, om contact te houden met zijn familie en uitgevers, zijn Hollywooddromen na te jagen, om les te geven aan universiteiten en om zijn steentje aan de burgerrechtenbeweging bij te dragen. Hij voltooide in deze jaren het eerste overweldigende boek dat ik van hem las, Another Country (1962).Zijn activisme was niet zonder gevaar, activisten werden vaak gearresteerd en mishandeld. Malcolm X werd in 1965 vermoord (door een zwarte moslim), Martin Luther King (Nobelprijs voor de Vrede in 1964) werd in 1968 doodgeschoten. Baldwin ontving ook in het buitenland hatemail en doodsbedreigingen.
Frankrijk
Eenmaal gesetteld in Saint-Paul-de-Vence, een dorp in Zuid-Frankrijk, waar hij stukje bij beetje een voormalig hotelletje opkocht, ontwikkelde Baldwin een heel gelukkige relatie met de veel jongere Yoran Cazac, een eigenzinnig beeldend kunstenaar, een soort heruitgave van Lucien en Delaney. Beroemde Amerikanen kwamen op bezoek, zoals Toni Morrison en Josephine Baker. Vrienden zaten nachtenlang met hem op om te luisteren en commentaar te geven op nieuw literair werk dat hij voorlas. Baldwin zette zich in de VS in voor vrijlating van Tony Maynard, ten onrechte veroordeeld en een van de vele zwarte slachtoffers van het Amerikaanse “industrial prison complex” – een onderwerp dat hij zou uitwerken in zijn roman If Beagle Street could talk (uit 1974) en in 2018 wat slap verfilmd door regisseur Barry Jenkins).
In de VS maakte hij een voorstelling met Ray Charles voor een uitvoering in Carnegie Hall. Hij nam er prijzen in ontvangst. Hij schreef nog een roman, Just above my head (1979)waarin hij de betrokkenheid van een jonge zwarte man laat zien met een jongere broer die een succesvol gospel zanger wordt, maar op een slechte dag dood wordt aangetroffen in een plas bloed, in het mannentoilet van een ranzige bar. Hiervoor kon Jimmy’s intense relatie met zijn eigen broer David model hebben gestaan. Die heeft hem nooit kwalijk genomen dat hij ontsnapte naar Parijs en niet , zoals een jeugdvriend die van de George Washington brug in New York sprong, ten onder te gaan aan het racisme in zijn omgeving. David verweet hem evenmin dat hij schrijver werd, in plaats van voor zijn familie in New York te zorgen. Het is ook een van die romans waarin Baldwin zijn geloof etaleert in de bijzondere kwaliteiten van een liefdevol, ‘gezond’ zwart gezin, zonder drank- of drugsverslavingen, christelijke huichelarij en criminele carrières. Baldwin overleed in 1987 in Zuid-Frankrijk, 63 jaar oud.
Postume roem
Biograaf Boggs is ongetwijfeld een grootfan van Baldwin, van de mens, de schrijver, essayist en activist. Dat mag natuurlijk maar hij overtuigt mij niet helemaal wanneer hij het aan het einde van de biografie oneens is met al die Amerikaanse recensenten die al in de jaren 70 van mening waren dat Baldwin zich begon te herhalen. Telkens maar weer “fagotty gays” als hoofdpersonen – en dat hij had afgedaan als baanbrekende romancier van Amerika’s zieke cultuur wat seksualiteit en het zieke politieke en juridische systeem betrof. Ook ik zie daarin een poging om Baldwin te miskennen als voorloper van een hele generatie zwarte auteurs – zijn eigen en latere – die de dingen bij naam gingen benoemen. Zijn betekenis voor Afro-Amerikaanse lezers kan in ieder geval onmogelijk overschat worden, ook die voor “we, Americans in general”. En voor wij Nederlanders dus, met onze eigen slavernijgeschiedenis.
Maar het is nu eenmaal zo, zou ik Boggs willen meedelen, dat literaire recensenten nou niet bepaald de eerst aangewezen personen zijn om de trouw van een auteur aan zijn ‘eeuwige’ thema’s te bejubelen, zeker niet in een kapitalistisch mediasysteem dat nieuw-nieuwer-nieuwst als waarde propageert.
Afgezien daarvan: kijk naar onze eigen zwarte contemporaine auteurs, van Zadie Smith tot Raoul de Jong, Johan Fretz en al eerder Astrid Roemer. Zij laten post-Baldwin-era zien: een tijd van een soort getemd racisme, ontdaan van zijn wreedste kanten, formeel wettelijk erg oké en vol goede bedoelingen met af en toe wat schuldbewuste subsidies – dit tijdperk, ons tijdperk, waarin het hebben van een zwarte huid toch wel een risico blijft voor liefde, lust en begrip tussen de mensen.
Baldwin – A Love Story
Nicholas Boggs
Farrar, Straus and Giroux
ISBN hardcover 9780374178710
Verschenen in augustus 2025
Bestelinformatie
Bestel als hardcover bij bol.com (€ 27,13)Bestel als e-book bij bol.com (€ 17,99)









