De afgelopen maanden heb ik maar liefst 3 biografieën gelezen waarin de dichters Sylvia Plath (1932-1963) en haar tijdgenoot Anne Sexton (1928-1974) de hoofdrol speelden. Één hiervan is de vuistdikke Plath biografie Red Comet door Heather Clark, hier gerecenseerd door Petra Teunissen-Nijsse.
Twee is Maggie Doherty’s groepsbiografie The Equivalents: A Story of Art, Female Friendship, and Liberation in the 1960s met de elegante Sexton in één van de hoofdrollen. Drie is Gail Crowther’s recente Three-Martini Afternoons at the Ritz: The Rebellion of Sylvia Plath and Anne Sexton. Overkill? Komt er dan nooit een eind aan? Nee, want Carl Rollyson, bijvoorbeeld, die in 2014 American Isis: The Life and Art of Sylvia Plath publiceerde en vorig jaar The Last Days of Sylvia Plath—dit laatste boek heb ik toevallig (nog) niet gelezen—zal dit jaar Sylvia Plath: Day By Day doen verschijnen.
Eigenlijk had ik genoeg van al die boeken over Plath en haar Britse echtgenoot, de bekende Dichter des Vaderlands, Ted Hughes (1930-1998). Spoedig na Plaths zelfgekozen dood in 1963 ontstond er een strijd—op leven en dood, zou je bijna zeggen—tussen aanhangers van Plath en liefhebbers van Hughes. Bij velen, vooral vrouwen, kon Hughes geen goed doen. Plath en Hughes waren nog getrouwd toen zij stierf en Hughes, die inmiddels een vriendin, Assia Wevill (Plath noemde haar rivale ‘Weavy Asshole’) had bezwangerd, was haar executeur testamentair. Ook in Three-Martini Afternoons is Hughes nog enigszins de boosdoener. Want waar zijn de 4000 pond gebleven die Plaths moeder haar had geschonken? Waarom heeft zij nooit haar dochters laatste brief mogen zien? En waar is Plaths laatste dagboek gebleven? Waar is de autobiografische roman over een schrijver met een echtgenoot die almaar vreemdgaat? Bovendien had Hughes Plath mishandeld. Daar komt nog bij dat Hughes zijn zus Olwyn, die Plath niet kon luchten of zien, het beheer gaf over haar literaire nalatenschap. Olwyn zag het als haar hoofdtaak haar geliefde broer te beschermen en maakte het biografen onmogelijk een gebalanceerd boek te schrijven.
De postume Plath – Hughes strijd lijkt nu grotendeels gestreden. Na de dood van Olwyn in 2016 werd Frieda, de dochter van Plath en Hughes, Plaths literaire executeur en Frieda koos voor openheid. Inmiddels is er ook nieuwe informatie boven tafel gekomen, waaronder de documenten en interviews in het bezit van biograaf Harriet Rosenstein. Rosenstein interviewde vrienden en vijanden fris van de lever in de vroege jaren zeventig. Ze maakte de biografie echter nooit af en verkocht haar materiaal onlangs voor meer dan een half miljoen euro. Wie wat bewaart heeft wat. (Voor mij overigens een gemiste kans. Voor mijn Gardner biografie interviewde ik Herbert Krohn, die zijn vrouw Rosenstein introduceerde als mede-biograaf. Ik was echter niet geïnteresseerd in Plath, maar in Gardner, en concentreerde al mijn aandacht op Krohn, terwijl Harriet ons diner opdiste.)
Waar vanwege haar zelfmoord op 30-jarige leeftijd Plath lang werd gezien als martelares in wat Olwyn Hughes ‘vampire biographies’ noemde, beschrijft Clark haar in Red Comet in de culturele context van haar tijd. Crowther gaat hier nog steviger op in en benadrukt herhaaldelijk dat we Plath niet moeten bekijken vanuit haar dood, maar vanuit haar leven in de seksistische Verenigde Staten–en Hughes’s Groot-Brittannië–waar mannen de (literaire) macht uitmaakten. In een tijd waarin de televisieserie Father Knows Best hoogtij vierde, in een tijd waarin de progressieve politicus Adlai Stevenson Plath en andere geslaagden aan de (top) vrouwenuniversiteit Smith prees, omdat zij nu onderhoudende partners konden zijn voor hun toekomstige echtgenoten, in die tijd wilde Plath professioneel schrijver zijn. Het is tragisch dat ze pas na haar dood grote bekendheid verwierf met de door Hughes bezorgde (en gemanipuleerde) bundel Ariel en haar autobiografische roman, The Bell Jar.
Dief
‘ Thief!– / how did you crawl down into, / / crawl down alone / into the death I wanted so badly and for so long,’ schreef Anne Sexton in ‘Sylvia’s Death.’ Veel meer dan bij Plath, stond Sextons leven in het licht van de dood. Ze is nu minder bekend, terwijl ze aan het begin van hun beider carrières op professionele voorsprong stond. Crowther verhaalt hun parallelle en tegelijkertijd zo verschillende levens. Evenals Plath bracht Sexton haar jonge jaren door in Boston. Maar terwijl Plaths bezitterige moeder na de dood van haar man moeite had de eindjes aan elkaar te knopen, leefde Sexton in financiële luxe, maar emotionele armoede. Haar ouders hadden het te druk met zichzelf, feestjes, en partijen. Sexton dichtte al vroeg, maar stopte toen haar moeder, die ook wel eens wat schreef, haar beschuldigde van plagiaat. En ze verweet haar dochter zelfs dat diens zelfmoordpogingen de borstkanker, waaraan ze zou sterven, hadden veroorzaakt.
Sexton, die geen universitaire opleiding had genoten, trouwde voor ze twintig was. Vlak na de geboorte van haar tweede dochter, Joy (!), probeerde ze voor het eerst een eind aan haar leven te maken in wat we nu een postpartum depressie gecombineerd met bipolariteit zouden noemen. Haar psychiater stelde voor dat ze, als therapie, het schrijven weer zou oppakken. Haar intieme, persoonlijke poëzie bleek haar anker in een leven waarin de dood vaak de enige verlossing van pijn, de weg naar vrede leek; haar gedichten getuigen van de strijd die ze constant streed—en uiteindelijk verloor. Net als Plath weigerde ze de destijds dominante mannelijke ideeën over poëzie na te leven en beschreef huwelijksproblemen, wat het is moeder te zijn, te menstrueren, miskramen te krijgen, te masturberen. Deze rebellie werd haar niet in dank afgenomen en haar ‘The Ballad of the Lonely Masturbator’ deed sommige mannelijke critici in apoplectische woede ontsteken. Philip Roths masturbatieroman, Portnoy’s Complaint, daarentegen, werd een bestseller. Sexton werd in de hoek gezet als een ‘crazy lady poet.’ Robert Lowell, daarentegen, won de National Book Award voor zijn Life Studies (1959), waarin hij verhaalt over zijn strijd tegen de gekte. Mannen werden gezien als sensitief, vrouwen als ‘selfish, showy, and overly dramatic.’
De levens van Sexton en Plath overlapten in feite maar één jaar, in 1959, toen ze beiden een workshop volgden bij Lowell, die reeds zijn eerste Pulitzer op zak had. Sexy Sexton, opvallend, betoverend, het mooiste meisje van de klas, en perfectionist Plath, oplettend, braaf, het beste meisje van de klas. Na ‘school’ reden ze met George Starbuck naar de super-chique Boston Ritz. ‘Sexton would pull into a loading-only zone, yelling at bemused hotel workers, “It’s okay, because we’re only going to get loaded.”’ Martini’s drinkend, chips etend, bespraken de dames niet alleen dichten en dichters, maar ook hun moeders, geestesgesteldheid, en zelfmoord. Maar weten we dat eigenlijk wel zeker? Geen van de drie heeft immers ooit expliciet over deze door drank doordrenkte namiddagen geschreven. Het is Crowther die speculeert en de woorden perhaps, probably, presumably, likely en–in allerlei vervoegingen—‘seem’ en ‘must have’ komen dan ook erg vaak voor.
Schrijverstruc
Het is een slimme schrijverstruc van Crowther Plath en Sexton in de Ritz met elkaar te verweven—met als bonus die pakkende titel van haar boek. Even deed mij de vorm wat gekunsteld aan, zeker toen ik me afvroeg wat Starbucks inbreng nu was, behalve dat hij Sextons minnaar werd? (Hij was trouwens wel onmisbaar. Vrouwen mochten de Ritz bar niet in zonder begeleiding: ze zouden wel eens prostituees kunnen zijn.) En wie Diane Wood Middlebrooks biografie Anne Sexton (1991) heeft gelezen, weet dat niet Plath, maar Maxine Kumin (1925-2014) haar meest belangrijke sparringpartner was. Sexton en Kumin hadden zelfs een tweede telefoonlijn, die ze constant openhielden, zodat ze elkaar ieder moment konden spreken over een vergelijking, een woord, een pauze, een punt. Maar dat we geen memoires of geheime opnames hebben over de namiddagen in de Ritz, doet er uiteindelijk eigenlijk niet toe. Het is alsof Crowther, zittend in de bar, met martini in de aanslag, flarden van hun gesprekken heeft opgevangen, zo levendig is dit boek. Vanuit de pluche Ritz ontrafelt en verknoopt zij hun levens in kort maar krachtig getitelde hoofdstukken als seks, huwelijk, moederschap, schrijven en suïcide.
Crowther laat overtuigend zien dat de witte, heteroseksuele Plath en Sexton de conventionele levensstijl leken te leiden die van hen verwacht werd, maar dat ze in feite, hoewel niet actief betrokken bij de tweede feministische golf, vastberaden rebelleerden tegen de status quo. Ze waren boven alles ambitieuze schrijvers en stelden voortvarend de dubbele moraal met betrekking tot seksueel genot, relaties, huwelijk, kinderen, en carrières aan de kaak in hun werk. Wat Crowther bovendien doet, is ons er geregeld op wijzen dat we niet mogen denken dat hun (en onze) strijd gewonnen is. Maar vrouwen kunnen inmiddels gelukkig wel alleen naar de Ritz. De eerstvolgende keer dat ik in Boston ben ga ik er drie martini’s drinken.
Three-Martini Afternoons at the Ritz: The Rebellion of Sylvia Plath & Anne Sexton
Gail Crowther
Simon & Schuster
ISBN 9781982138394
Verschenen in mei 2021
Bestelinformatie
Bestel als hardcover bij bol.com (€ 22,00)Bestel als ebook bij bol.com (€ 15,02)
Koop bij Athenaeum Boekhandel Bestel als hardcover bij Athenaeum Boekhandel (€ 26,00)