Historicus Bearn Bilker en acteur Freark Smink over het raadsel Zelle

De denkbeelden van de gereformeerde dominee Johannes Hendrikus Zelle (1907-1983) zouden in dit woke-tijdperk absoluut niet meer door de beugel kunnen. Hij was fel gekant tegen homoseksualiteit en zijn zwarte medemens zag hij als minderwaardig. Zelle was een man van uitersten, een wandelende paradox.

Privé leefde hij als een zonderling, zijn levensstijl was spartaans en hij was extreem zuinig. Door zijn opmerkelijke preken in combinatie met zijn charisma trok hij volle kerken. Hij wist met zijn bulderende stemgeluid vele gelovigen te raken. Historicus/auteur Bearn Bilker (Marrum, 1952) was één van hen. Als jongen zag hij Zelle preken in Wijnaldum en raakte diep onder de indruk van de excentrieke predikant. In de inleiding van zijn biografie Een tussenweg is er niet.Biografie dominee J.H. Zelle (1907-1983) beschrijft hij wat er toen door hem heen ging:  ‘Ik voelde mijn hartje extra bonzen, want nu begon het. Daar klonk al de zware luide stem van Zelle. Je voelde dat je niets meer in te brengen had; hier sprak een dominee, hier sprak dé dominee.’’

Acteur Freark Smink (Sondel, 1948) maakte in 2009 een succesvolle theatervoorstelling over de legendarische predikant. Hij liep al langer rond met het idee een theaterstuk over Zelle te maken, maar had hem nooit in levende lijve gezien. Toen Bilker, na afloop van een eerdere voorstelling waarin Smink speelde, had opgemerkt dat hij hem in een bepaalde scène sterk aan Zelle had doen denken, was een samenwerking onontkoombaar. Ze deden  twee jaar lang research, onder meer door mensen te interviewen die Zelle persoonlijk hadden gekend. Het stuk is 140 keer opgevoerd, ook buiten Friesland. Nu is er de biografie. Aanleiding tot een tweegesprek over dominee Zelle, die zo’n prominente rol heeft gespeeld in hun beider levens.

Bearn Bilker en Freark Smink © Angela van der Meulen (Noordboek)

Bilker en Smink weten waar ze over praten. Bilker is gereformeerd opgevoed, Smink komt uit een hervormd nest. ,,Maar dan wel orthodox. Dat betekende twee keer naar de kerk.’’ Smink hoorde zijn oom regelmatig vertellen over de dominee. Vader en ook pake Bilker daarentegen waren bepaald niet van Zelle gecharmeerd. Sterker nog, ze moesten niets van hem hebben. Zoon Bearn echter was vanaf het begin in de ban van Zelle. Dat roept bij Smink de vraag op of zijn visie op zijn hoofdpersoon ook is veranderd tijdens het schrijven van de biografie. Hij herinnert zich namelijk dat Bilker hem eens verteld had, dat hij Zelle vereerde. Bilker: ,,Die verering heb ik nog. Soms zet ik thuis een cd van hem op en wanneer ik zijn stem hoor, ontroert me dat iedere keer opnieuw. Het is hetzelfde gevoel dat ik als jongetje had, toen ik hem voor het eerst zag. Dan hoor ik hem zingen en dan denk ik: wat is het toch een fenomeen.’’

Smink heeft het idee dat er bij Bilker ook nostalgie doorschemert: ,,Als ik muziek hoor uit mijn jeugd, ontroert me dat soms ook, omdat het relateert aan je eigen bestaan.’’ Bilker staat er anders in. ,,Wellicht hebben die gevoelens te maken met mijn gereformeerde opvoeding waar ik trots op ben. De biografie gaat niet alleen over Zelle maar ook over vijftig jaar gereformeerde kerk. Ik ben geen theoloog maar ik behandel die geschiedenis in het boek. Er is veel gebeurd in die periode en daar had Zelle natuurlijk een mening over.’’

Zelle, afkomstig uit een arbeidersmilieu, deed maar liefst twaalf jaar over zijn studie voor predikant. Bilker: ,,Hij heeft het allemaal op haren en snaren gehaald. Ik ben er niet achter gekomen of de materie hem daadwerkelijk boven de pet ging. Ik hou het er op dat het ergens een gebrek aan doorzettingsvermogen was en voor een deel gemakzucht. Toen hij bijvoorbeeld de opdracht kreeg om een preek te maken, nam hij er één uit 1900 van één of andere dominee en schreef die over. Toen de examinator hem daar op wees, gaf Zelle toe dat hij die preek er wel op na had geslagen maar het overschrijven, dat ontkende hij glashard.’’Uiteindelijk lukte het Zelle in 1943 het examen met goed gevolg af te leggen. In 1946 diende zich zijn eerste beroep aan en wel in Beetsterzwaag. Om vage redenen zag Zelle hier vanaf. Een zeer ongebruikelijke actie, omdat van een kandidaat die maar één beroep had, werd verwacht dat hij deze zou aannemen. De kerkenraad liet het er dan ook niet bij zitten en legde de zaak voor aan de classis in Leeuwarden. De eerste rel was geboren. In die jaren daarna preekte hij overal in het land en langzamerhand kreeg Zelle bekendheid. Naarmate hij populairder werd, namen ook de klachten over zijn gedrag, zijn kleding en leefwijze toe. 

Het slagveld Rockanje

Op zondag 9 november 1949 deed Zelle zijn intrede als predikant van de  gereformeerde kerk van Rockanje. Daar stond al drie jaar een vacature open. Een regelrechte ramp, zo stelt Bilker. ,,Dat had nooit gemoeten. Het was een drama en al vrij snel hadden sommigen dat door. Anderen daarentegen adoreerden Zelle. Er ontstond een complete tweespalt in die gemeente, hele families kwamen tegenover elkaar te staan. Je was voor of tegen Zelle, daar draaide het om.’’ Smink refereert aan de avond van de 29e januari 2011, toen het stuk over Zelle in Rockanje werd opgevoerd. ,,Het was zo’n 50 jaar na zijn aanwezigheid in die gemeente. Toch waren er mensen die absoluut niet naar die voorstelling wilden komen kijken. Het raakte hen nog steeds. Ze wilden niks meer van Zelle weten.’’

Bilker voegt er aan toe, dat er wel al langer iets broeide in die gemeente. De dominee, die voor Zelle aan de gemeente verbonden was, verliet zijn vrouw en was ten slotte opgesloten in een gesticht. Pas met dominee Vesseur, die Zelle een jaar later opvolgde, kwam er een einde aan de rampspoed.’’ Diezelfde dominee en zijn vrouw raakten nog geëmotioneerd, toen zij aan Bilker vertelden over de zwijnenstal die ze aantroffen in de pastorie na het vertrek van Zelle. Ze hebben tijdelijk een ander onderkomen moeten zoeken voordat de pastorie weer bewoonbaar was.

Freark Smink, Bearn Bilker en en Marita de Jong © Angela van der Meulen (Noordboek)

Zelle en de vrouwen

Na dit debacle, hij was pas 49 jaar, vroeg Zelle zijn emeritaat aan en dat kreeg hij ook. Dat was het moment waarop voor de predikant de gelukkigste tijd aanbrak. Hij keerde terug naar zijn geboortestad en naar mem, met wie hij een symbiotische relatie had. Dat zou, volgens Bilker, één van de redenen kunnen zijn waarom het op het gebied van de liefde nooit wilde lukken. Zelle lag goed bij de vrouwen, had enkele relaties maar die liepen na verloop van tijd spaak. Smink heeft daar zo zijn eigen gedachten over. Hij wordt ook door Bilker geciteerd in de biografie. ,,Ik heb er geen bewijs voor maar in mijn hoofd heeft weleens de gedachte gespeeld dat hij homoseksueel was. Als je het er zo vaak over hebt, dan geeft dat te denken. Over homoseksuelen zei hij: ‘Dat is de ergste soort’. En dan die Spartaanse levensstijl, dat obsessieve sporten. Het was bijna zelfkastijding. Hij rolde door de sneeuw en hakte ‘s winters een wak in de Grote Wielen om te kunnen zwemmen.’’

Bilker reageert: ,,Dat sporten was een neurotische dwang, geheel in de geest van de filosofie van de Grieken: een gezonde geest in een gezond lichaam. Verder leefde hij ongezond, at elke dag een hamburger omdat die zo goedkoop waren.’’  Hier komen we volgens de auteur op een heikel punt. ,,Moet ik een psycholoog of een grafoloog raadplegen? Ik heb er lang over nagedacht maar heb er toch van afgezien omdat ik me dan als geschiedenisman op glad ijs begeef. Het oordeel is aan de lezer.’’

Toch was hij volgens Bilker dol op zijn verloofde Dicky Smink, die in 1946 uiteindelijk halsoverkop trouwde met Hendrik Kramer uit Leeuwarden,. Hij wijt de breukeerder aan het feit dat Zelle een Einzelgänger was en dat er maar één grote liefde in zijn leven kon bestaan: zijn moeder. ,,Moeke was hem alles. In een brief aan een dokter schreef hij eens: ‘Wij waren gelukkig samen.’ Die zin ontroerde mij. Toen dacht ik: dit is de kern. Samen in dat huisje in Leeuwarden. Moeder paste op hem, hij op zijn moeder.’’ Smink: ,,Hij was gelukkig op zijn manier. Als je hoorde wat zijn buurvrouw daarover zei, hoe hij met zijn moeder omging, hoe onverzorgd  en smerig ze eruit zag, dan geeft dat een heel ander beeld.’’ Bilker vertelt in dat kader nog een sterk staaltje. De buren hadden een bed aan de weg gezet voor de vuilnis. Even later was het weg. Zelle had het naar binnen gesleept zodat zijn oude moeder eindelijk in de kamer in een bed kon slapen, want ze kon niet meer naar boven.

Ziekelijke gierigheid

Het tekende ook de gierigheid van Zelle. Ziekelijk, zo stelt de biograaf. Een kachel stoken deed hij nauwelijks en er werd gekookt op petroleumstellen. Toen de tonnen werden vervangen door toiletten, weigerde Zelle er één te laten plaatsen: te duur. Hij preekte soms wel vijf keer op een zondag en als het een kerk in Friesland betrof, ging hij vaak op de fiets. Bilker kwam er achter dat hij miljonair was toen hij stierf. ,,Er stond 1,2 miljoen op de bank. Niet normaal.’’ Wat Smink de opmerking ontlokt: ,,En zo’n niet normale man, vind jij wel normaal preken?’’ Bilker: ,,Die preken waren geweldig, al moet je alles in zijn tijd zien. Hij zou nu worden uitgelachen, alhoewel – ook nu zijn we allemaal dolende. Hij was duidelijk. En mensen die vandaag de dag duidelijk zijn, die hebben aanhang. Wat dat betreft was hij ook een populist.’’ De vergelijking met Trump dringt zich op. Smink: ,,Hij relativeert niks hè?’’ Bilker is het met hem eens. ,,Ze kunnen niet relativeren. Het is net of er iets geblokkeerd is. Je kunt praten als brugman maar het komt niet binnen.’’ Smink voegt daar nog aan toe dat ze zich nergens voor schamen. En dan dat liegen. Bilker: ,,In hun eigen beleving liegen ze niet.’’ Smink vraagt zich af of Zelle oprecht was. Bilker antwoordt met een volmondig ja. ,,Daar ben ik achter gekomen door zijn preken te analyseren. Zelle was tegelijkertijd christologisch en bevindelijk. Dat christologisch is logisch, dat is onderdeel van het gereformeerde geloof – Christus in het centrum –  alles draait om de genade. Dat bevindelijke, hoe kom ik zo dicht mogelijk bij Jezus, dat is niet typisch gereformeerd. Dogmatiek staat centraal, het geloof van het hoofd. Bevindelijk is het geloof van het hart. Hij is dus beide. Dat vind ik heel bijzonder.’’

Zelle kende geen nuances. Bij vrienden aan tafel zei hij ooit: ‘Negers zijn geen mensen’. De vrouw des huizes gaf hem weerwoord. Bilker: ,,Je moet alles in zijn tijd zien, al valt deze kwalijke uitspraak absoluut niet goed te praten. Mijn beppe, die even oud was als Zelle had het over ‘de zwartjes’. Daar bedoelde ze niets verkeerds mee, het was de liefste beppe van de wereld.’’ Smink: ,,Dat zeiden wij thuis ook.’’

De affaire Maarten ’t Hart

Ondanks zijn Trumpiaanse trekken, stond Zelle ook een paar keer in zijn recht. Bilker heeft het over de affaire Maarten ‘t Hart. In zijn bundel ‘t Vrome volk uit 1975 staat een verhaal De neef van Mata Hari. Daarin was Zelle één van de twee hoofdpersonen. Hij diende een klacht in omdat hij ondermeer werd afgeschilderd als een notoire kroegloper en drinkebroer. Hij voelde zich aangetast in zijn goede naam. De controverse werd landelijk nieuws. Bilker heeft er geen goed woord voor over. ,,Je valt van de ene verbazing in de andere. ‘t Hart heeft er van alles bij bedacht, wat op zich in fictie niet ongebruikelijk is, ware het niet dat hij de naam Zelle noemt in het verhaal. ‘t Hart ontkende dat en dat vind ik slap. Zijn advocaat zei nota bene: ‘Zelle, bestaat die echt, leeft die dan?’ Nou vraag ik je, dat vind ik beschamend.’’ Bilker is er heilig van overtuigd dat ‘t Hart hem gekend heeft. Zelle stond namelijk regelmatig in Maassluis te evangeliseren. ,,Zijn advocaat zei: het is allemaal fantasie, hij heeft nog een andere dominee voor ogen gehad. Zo geeft hij dus eigenlijk toe, dat Zelle de andere was. In dit geval had Zelle helemaal gelijk.’’

Een andere affaire waarin Zelle terecht van zich afbeet, was de uithuisplaatsing van zijn moeder in Groot Lankum. een inrichting voor zwakzinnigen en geestelijk gestoorden in Franeker. Het was niet langer verantwoord de oude vrouw bij haar zoon te laten wonen en twee rechercheurs kwamen haar halen. Bilker: ,, Zelle ging dat juridisch uitzoeken, want hij vond dat het niet klopte. Ze was oud, misschien dement maar ze hoorde niet in een psychiatrische inrichting thuis. Volgens Zelle zaten de instanties fout en verwees in een van de vele brieven die hij schreef naar een wet uit 1881. Hij had natuurlijk gelijk. Zijn moeder was oud en dementerend en hoorde niet in een psychiatrische kliniek thuis.’’

Het schrijven van de biografie was voor Bilker één groot genoegen. ,,Ik heb er heel veel plezier aan beleefd, want er kwamen allerlei mensen op mijn pad. Boukje (Bontsje werd ze genoemd) heeft samengewoond met Zelle en ineens meldt zich een tantezegger van haar. Wat die mij niet verteld heeft! Het staat er allemaal in.’’ Bilker deed op de valreep, samen met een vriend, ook nog een ontdekking. Er bleek nog een andere Zelle te bestaan die spraakmakend was. ,,Het was Adriana Cornelia Zelle, ze noemde zich Jeanne Zelle, een achternicht van Mata Hari. Zij had een tijdlang een verhouding met de 16 jaar oudere kroonprins Wilhelm van Duitsland, toen deze in ballingschap in Nederland verbleef.’’

Bilker oordeelt mild over Zelle, ook al veranderde zijn beeld toen hij in Leeuwarden ging wonen en hem geregeld langs zijn huis zag fietsen. ,,Toen dacht ik: hè, is dit Zelle? Ik kende hem alleen maar van zondag’s op de preekstoel. Door de week was het een heel andere man. Hij fietste altijd in een bloesje met korte mouwen en als het regende een plastic dames regenkapje op. Hij verfde zijn haar namelijk met schoensmeer.’’  Smink vindt dat het Zelle totaal heeft ontbroken aan zelfreflectie.  ,,Als je het voortdurend over de zonde hebt, in de kerk een belangrijk item, dan had ik me kunnen voorstellen dat hij ook naar zijn eigen gedrag had gekeken. Waar zou hij zich over geschaamd hebben? De wijze waarop hij met zijn moeder omging? Zelle had, zo stelt Smink, ook financiële belangen, want zo kon hij zijn moeders AOW opstrijken. Toen Boukje met hem samenwoonde, betaalde zij de boodschappen. Was er ook een groeiend zondebesef?’’

Bilker wil hem niet veroordelen. ,,Hoe kun je iets toegeven als je zelf niet in de gaten hebt dat je zondig bent? Natuurlijk heb ik een oordeel want anders zou ik niet over die man schrijven. Hij fascineert mij. Zwart-wit in het leven staan, zoveel publiek trekken, daar komt ook sensatie bij kijken. Maar hij sprak op een wijze dat je dacht dat die woorden over jou gingen. Dat vind ik knap, heel knap.’’

Een tussenweg is er niet. Biografie dominee J.H. Zelle (1907-1983)
Bearn Bilker
Uitgeverij Noordboek
ISBN hardcover 9789464711394
De biografie ligt op 7 februari in de boekhandel


Marita de Jong
Marita de Jong
Marita de Jong is journaliste. Ze werkte jarenlang voor NDC Mediagroep en was als redacteur verbonden aan het cultureel opinieblad De Moanne. Tegenwoordig schrijft ze voor De Moanne, de website Fryslân1 en doet ze ondermeer pr werkzaamheden voor Museum Belvédère en Collegium Vocale Fryslân. In 2008 verscheen bij de Afûk haar boek: 14 schilders uit de Belvédère.

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

1 REACTIE

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in