Het eerste deel van de biografie die Marnix Krop over de oud vakbonds- en PvdA-leider schreef is als Wim Kok zelf: sober en degelijk. De persoon achter de politicus komt er wat bekaaid af. Wie weet verandert dat bij deel 2, nu Kok niet meer over de schouder van zijn biograaf meekijkt.
‘Koks overlijden stond niet in de planning,’ merkt zijn biograaf droog op in het voorwoord van Wim Kok. Krop had al achttien gesprekken met de ex-premier gehad, maar daar kwam met Koks overlijden op 20 oktober 2018 een abrupt einde aan. Hij maakte daarop de keuze om het boek in tweeën te delen. ‘U, lezer, zou het immers kunnen merken dat Wim Koks biograaf het opeens zonder diens stem moest stellen. Een splitsing zou dit minder problematisch maken.’ Het eerste deel, Voor zijn mensen 1938-1994, eindigt bij het begin van Koks premierschap in het eerste Paarse kabinet.
Er ging genoeg interessants vooraf aan Koks premierschap: als vakbondsleider ‘ontzuilde’ hij de vakbond en in 1982 sloot hij met de werkgevers het Akkoord van Wassenaar: loonmatiging in ruil voor arbeidstijdverkorting, het begin van het poldermodel. Enkele jaren later volgde Kok Joop den Uyl op als PvdA-leider. Hij werd vicepremier en minister van Financiën in Lubbers III (1989-1994). Ondanks de strijd tussen hun fracties probeerden Lubbers en Kok er samen wat van te maken. Al was er ook wantrouwen. Wat doet Lubbers achter mijn rug om? En waarom is Wim zo besluiteloos?
Lekkende paraplu
Die besluiteloosheid nekte Kok in de WAO-crisis, begin jaren negentig. Werkgevers misbruikten de arbeidsongeschiktheidsregeling om personeel te laten afvloeien. Het aantal ‘arbeidsongeschikten’ liep richting de miljoen. Kok durfde aanvankelijk niet kritisch naar deze ‘lekkende paraplu van vadertje staat’ te kijken. Zijn schrikbeeld was zijn voorganger Den Uyl die ingreep in de ziektewet en hierop veel kritiek kreeg. Kok had het lastig, hij droeg als minister van Financiën, vicepremier en partijleider drie petten die onmogelijk te verenigen waren. Het kabinet nam niettemin een vergaand besluit over de uitkleding van de regeling. Als gevolg van tijdsdruk en stress had Kok verzuimd voldoende door te vragen over de details en uitwerking. Grote beroering binnen zijn partij was het gevolg. Kok moest erop terugkomen in het kabinet waarop de plannen werden afgezwakt. Kok miste het vertrouwen van zijn partij, was uit het lood geslagen en overwoog aan de keukentafel bij zijn Rita, vechtend tegen de tranen, de handdoek in de ring te gooien. Zijn partijgenoten overtuigden hem om het bijltje er niet bij neer te gooien. Hij maakte een lange mars langs de partijafdelingen om het uit te leggen, haast als een soort boetedoening, en herwon zo langzaam het vertrouwen.
Sober en degelijk
Kok had een sober en degelijk imago. Hetzelfde kan gezegd worden van zijn biografie. De vakbondsleider en sociaaldemocratische voorman hield zich bezig met taaie kwesties rond het werkgelegenheidsbeleid. Krop kiest ervoor begrippen als de welvaartstaat en geleide loonpolitiek uitgebreid toe te lichten en daarmee de achtergrond te schetsen, waartegen Kok opereerde. Daar valt iets voor te zeggen, maar het maakt wel dat Wim Kok op momenten meer leest als een lesboek dan als een biografie.
Krop sprak talloze mensen – en niet de minsten – over Kok. Discretie lijkt hierbij voorop gestaan te hebben. Zelden lezen we met naam en toenaam hoe direct betrokkenen oordeelden over Koks optreden in precaire kwesties, zoals de genoemde WAO-herziening. Die discretie geldt zeker ook voor het persoonlijk leven van Kok. Waar de auteur voor technische uitleg flink de ruimte neemt, volstaat hij voor het persoonlijk leven van zijn hoofdpersoon met slechts enkele cursiefjes. Letterlijk: de weinige bladzijden over Koks persoonlijk leven zijn schuin gedrukt. Aan de eerste 23 jaar van Koks leven, een vormende periode, zijn nog geen twintig bladzijden gewijd. ‘Een gesloten, particulier persoon als Wim Kok liet niet meer van zichzelf zien dan hij strikt nodig achtte,’ verklaart Krop zijn keuze. Dat mag zo zijn, maar dat ontslaat de biograaf niet van de plicht hierover meer aan het licht te brengen. Juist een biografie leent zich ervoor om de wisselwerking tussen persoonlijk leven en (politieke) loopbaan onder de loep te nemen. Door het privéleven af te zonderen in cursiefjes bevestigt de auteur, bewust of onbewust, Koks zienswijze: werk en privé als gescheiden werelden.
Nu had Kok – zover we weten – een weinig flamboyante levensstijl, maar toch waren er ook in zijn privéleven zaken die impact hadden. Hun verstandelijk en lichamelijk beperkte zoon André bijvoorbeeld. In de verantwoording schrijft Krop hoe Kok aarzelde om mee te werken, juist om deze zoon te beschermen. Toen het tot Krop doordrong hoezeer Kok zijn oudste zoon wilde beschermen tegen ongewenst ongerief, beloofde hij: ‘Waar ik over André schrijf, schrijf jij met me mee.’ Daarop ging Kok akkoord. Maar ook bij andere thema’s hield Kok graag de regie, zelfs als zijn eigen vrouw aan het woord was.
Wim luisterde aandachtig naar haar, maar na enige tijd bemerkte ik enige onrust bij hem, onder andere vast te stellen aan zijn neiging om zijn grote handen met de vingertoppen tegen elkaar aan te tikken. Zodra hij de kans kreeg, nam hij het gesprek over, zeggende: ‘Ja, Marnix, dit is heel belangrijk wat Rita nu vertelt. Laat ik het voor jou nog eens samenvatten.’ Vervolgens sprak hij veel gestructureerder, maar in tijd ongeveer even lang als zijn vrouw. Aan het eind stelde ik vast dat Wims versie van het verhaal toch niet helemaal hetzelfde was als dat van Rita. Boeiend.
Benieuwd hoe Krop dat in deel 2 aanpakt, nu Kok niet meer over zijn schouder meekijkt.
Wim Kok, een leven op eigen kracht. Voor zijn mensen 1938-1994
Marnix Krop
Prometheus
ISBN 9789044632842
Verschenen in november 2019
Bestelinformatie
Bestel als hardcover bij bol.com (€ 34,99)Bestel als ebook bij bol.com (€ 20,99)
Koop bij Athenaeum Boekhandel Bestel als hardcover bij Athenaeum Boekhandel (€ 34,99)
Bestel als ebook bij Athenaeum Boekhandel (€ 20,99)