Volgens de “schilderweegschaal” (balance de peintres) van Roger de Piles (1635-1709) was Peter Paul Rubens “de beste schilder van de wereld”. Vooral met zijn compositie, coloriet en expressie gaf hij Rembrandt het nakijken. Nils Büttner citeert de pikorde geamuseerd in Rubens. De schilder van mythen en goden. Een boekje van nog geen 140 pagina’s, de index en literatuurlijst niet meegerekend.
Contrareformatie
Rubens was bepaald niet in de wieg gelegd voor het schildersvak. Als zoon van een Antwerps schepen was het ambacht, dat min of meer geassocieerd werd met handenarbeid, eigenlijk beneden zijn stand; een openbaar ambt lag eerder in de lijn der verwachting. Jan Rubens moest vanwege zijn calvinistische geloofsovertuiging echter in 1568 de stad verlaten; hij vluchtte met zijn vrouw Maria Pijpelinckx naar Keulen. Was het tekentalent van Peter Paul doorslaggevend in de beroepskeuze? In ieder geval bestond er een grote behoefte aan religieuze afbeeldingen, hoe beroerd de tijden economisch ook waren. Na de herovering van de stad door de hertog van Parma in 1585 werd de katholieke eredienst in al zijn glorie hersteld. Het nieuwe elan moest de kaalslag van de beeldenstorm, die bepaald niet onopgemerkt aan Antwerpen voorbij was gegaan, doen vergeten.
In 1600 werd Rubens door Vincenzo I Gonzago, de hertog van Mantua en Monferrato, als hofschilder aangesteld. De negen jaar die hij in Italië doorbracht waren een leerschool voor het leven. Hij bestudeerde er de antieken en de renaissance, ontleende aan de klassieken de dynamische lichamelijkheid, die zo kenmerkend voor zijn eigen werk zou worden, maar ook voor de uitbeelding van het uitzinnige lijden putte hij inspiratie uit de Oudgriekse beeldhouwkunst. In De oprichting van het kruis (1610) herken je de mimiek van de Laocoöngroep (40-20 v. Chr.). Het schetsboek van Rubens, waarvan slechts fragmenten bewaard zijn gebleven, is niet alleen een studie naar compositie, anatomie en architectuur, hij analyseerde ook nauwgezet de affecten en handelswijzen die in de oudheid een rol speelden, gelardeerd met citaten van klassieke auteurs als Seneca en Cicero. Rubens was een klassiek geschoolde homo universalis die, toen hij in 1609 terugkeerde naar Antwerpen, zijn kennis inzette voor de contrareformatie. Hij schilderde in de geest van het Concilie van Trente. In de biografie van Rubens door kunsthistoricus Willibald Sauerländer is eerder op dat belang gewezen.
Rubens, de diplomaat
Maar Rubens was niet alleen een dienaar van de geestelijke macht. Hij was de lieveling van Isabella en Albrecht, landvoogd van de Zuidelijke Nederlanden. In 1621 kreeg hij van Maria de’ Medici de opdracht haar “heroïsche daden” voor de eeuwigheid vast te leggen. De biografie op canvas van 24 doeken moest de gedeukte reputatie van de regentes aan het Franse hof herstellen. De opdracht betekende voor Rubens het begin van een politieke carrière. Voor verschillende Europese vorstenhoven trad hij op als gezant. Hij werd in de gelegenheid gesteld zijn “dolcissima professione” (“heerlijke beroep”) met zijn diplomatieke gaven te combineren. Zo trok hij in 1629 naar Engeland, om Karel I te paaien vrede te sluiten met het Spaanse hof. De vredesallegorie die in zijn atelier tot stand was gekomen moest de koning alvast goedgunstig stemmen. Die was zo verguld met het cadeau dat hij Rubens opdracht gaf de plafonschildering in de Palace of White Hall te verzorgen. En hij sloeg hem meteen tot ridder.
Rubens was een netwerker pur sang, die door Constantijn Huijgens geroemd werd als “een van de zeven wereldwonderen […] de Apelles onder de schilders”. Niettemin moest Rubens in 1631, na een vredesmissie in de Noordelijke Nederlanden, vanwege zijn “nederige afkomst” het veld ruimen, zijn verheffing tot de adelstand door de Spaanse kroon in 1631 ten spijt. De laatste jaren van zijn leven werd hij geplaagd door jichtaanvallen, die in intensiteit toenamen en hem het werken uiteindelijk onmogelijk maakten. Toen hij in 1640 op 63-jarige leeftijd overleed, werden er achthonderdzestig missen voor zijn zielenheil opgedragen. Het bed van zijn weduwe, de beeldschone Hélène Fourmet, die hem tien jaar lang de gages voor een naaktmodel had bespaard, was gespreid. Rubens was schatrijk toen hij overleed. Het handwerk had hem geen windeieren gelegd.
Nils Büttner bewees met zijn monografie van Jeroen Bosch al eerder dat hij weinig woorden nodig heeft voor de beschrijving van een schildersleven. Ook nu weet hij de lezer met zijn sobere maar aanschouwelijke proza in te wijden in de wereld van Peter Paul Rubens. De politieke context komt er zo nu en dan bekaaid vanaf – ik moest zo nu en dan het world wide web op om uit te zoeken hoe het ook alweer zat met die Maria de’ Medici – maar in de duiding van het kunstenaarschap van Rubens in zijn historische context floreert Nils Büttner als geen ander. Rubens. De schilder van mythen en goden is niet alleen een biografie van Peter Paul Rubens, maar ook een zeer toegankelijke inleiding in de esthetica van zijn tijd. Hoe keken tijdgenoten als Huijgens en Caravaggio naar zijn werk? Wat hadden de motieven en allegorieën te maken met de actualiteit van alledag? Büttner richt zich zonder meer op het grote publiek, maar wordt nergens populair-wetenschappelijk in de benadering van zijn materie. Hulde ook aan uitgeverij Meulenhoff, die het boekje met 25 ondersteunende afbeeldingen verzorgd heeft uitgegeven, het merendeel in meerkleurendruk.
Rubens. De schilder van mythen en goden
Nils Büttner
Uitgeverij Meulenhoff
ISBN 9789029092357
Verschenen in november 2017
Bestelinformatie
Koop bij Athenaeum Boekhandel
Bestel hier als hardcover bij Athenaeum Boekhandel (€ 17,99)
Bestel hier als hardcover bij bol.com (€ 17,99)
Bestel hier als ebook bij bol.com (€ 11,99)