‘Op zijn manier een geboren schrijver’. Wilhelm Leonard Ritter (1799-1862) 

De Werkgroep Indisch-Nederlandse Letterkunde organiseerde op 16 juni een lezingenmiddag in Leiden met als thema De Indische biografie. Hans Straver presenteerde daar zijn biografie van Wilhelm Leonard Ritter, met als ondertitelSchrijver in Indië’.

De negentiende-eeuwse bestuursambtenaar en publicist Wilhelm Ritter leidde een avontuurlijk en bijzonder leven in Nederlands-Indië. Toch heeft het heel lang geduurd voor zijn levensverhaal aandacht kreeg. Hans Straver portretteert hem nu als een veelzijdige schrijver in de context van zijn tijd en omgeving.

Chirurgijn

Ritter werd in 1799 geboren in Haarlem in een Luthers milieu. Als 16-jarige vertrok hij, als chirurgijn derde klasse bij de infanterie met het Oost-Indische Eskader, aan boord van het linieschip ‘Amsterdam’ naar Java. Drie jaar lang verveelde hij zich in een fortje in zijn standplaats Boelakomba, in het zuiden van Makassar. Hij kreeg de geneeskundige zorg voor 40 á 50 mannen, maar had zelf geen hoge dunk van zijn kundigheden en voelde zich ‘verbannen uit het maatschappelijk leven’. In Makassar en Pontianak werd het niet veel beter. In 1819 behaalde hij het examen chirurgijn der tweede klasse. Hoewel hij trots was op zijn epauletten, koos hij er toch voor om in 1823 het leger te verlaten. Biograaf Straver suggereert dat Ritter zich vaak onmachtig gevoeld moet hebben om jonge militairen te redden.  

Bestuursambtenaar

Ritter ging aan de slag als bestuursambtenaar. Hij begon als civiel gezaghebber in Landak in de residentie Pontianak op de westkust van Borneo. Daar moest hij onder meer zorgen voor de juiste betalingen rond de diamantwinnerij. Zijn carrière verliep aanvankelijk vrij gunstig en hij werd vaak overgeplaatst, onder andere naar Sambas. Zijn meerdere, resident Van den Dungen Gronovius, prees zijn betrouwbaarheid en doortastende stijl en vooral ‘zijn grondige bekendheid met de inlandsche zeden en instellingen’. In 1829 trouwde Ritter met Catharina Laurence de Brabant, wier familie afkomstig was uit Luik. Vanaf 1832 was hij waarnemend resident van de residentie van de Westkust van Borneo te Pontianak (1832). Hij begon te schrijven en leverde kopij aan het Borneo’s Nieuwsblad.

Problemen

In de loop van 1833 ontdekte het gouvernement dat de financiële administratie op West-Borneo ‘schandelijk verwaarloosd’ was. Er was een kastekort van bijna 20.000 gulden, maar Ritter bleek onwillig om zijn administratie over te dragen. Straver geeft aan dat Ritter en zijn meerderen een zware taak hadden:

‘Zij moesten een dunbevolkt gebied met een enorme omvang besturen en belastingen innen van een zeer armoedige bevolking zonder over voldoende gekwalificeerde ambtenaren te beschikken en zonder tijdens dienstreizen voldoende toezicht te kunnen houden op hun waarnemers.’

Het gouvernement had echter geen begrip voor deze omstandigheden: Ritter werd op non-actief gezet. In september 1834 overleden zijn vrouw en jongste dochtertje: berooid vertrok Ritter met twee jonge kinderen naar Batavia op Java. De Algemene Rekenkamer deed grondig onderzoek naar Ritters beheer van ’s Lands Gelden en ontsloeg hem uiteindelijk in december 1835.  

Ritter kreeg in 1837 nog wel een bijzondere opdracht in Padang op de westkust van Sumatra. Op een geheime missie moest hij ‘de toestand van land en volk langs de Atjehsche kust nagaan’, onder meer ten behoeve van de peperhandel. Nadat zijn ‘memorie’ was vrijgegeven voor publicatie, publiceerde hij het verslag in het Tijdschrift voor Nederlandsch-Indië. Hij kreeg ook een gratificatie van 400 gulden, maar die positieve wending was van korte duur. Zijn financiële wanbeleid bleef hem achtervolgen. Hij werd weliswaar niet strafrechtelijk vervolgd, maar wel civielrechtelijk. Waar Ritter In Batavia tussen 1837 en 1843 van leefde als ambteloos burger, is niet helemaal duidelijk. Biograaf Straver ontdekte dat hij (veel) geld over had voor een lidmaatschap van de vrijmetselaarsloge ‘De ster in het Oosten.’

Beginnend schrijver

Wellicht hielp het gezelschap van de vrijmetselaars Ritter aan contacten in de journalistieke kringen van Batavia. Hij begon volop te schrijven, zoals de verhalen ‘Herinneringen uit de vroegere jaren mijns levens’ (1839) en ‘De rekruut’. Daarna volgden meer verhalen over het leven in Indië in kranten als de Javasche Courant, tijdschriften zoals Van Hoëvells Tijdschrift voor Neêerlands’ Indië enjaarboekjes als Warnasari. Hij schreef doorgaans lichte kost met een losse toon. In het letterkundig jaarboekje Lakschmi publiceerde hij de bijzondere beschouwing ‘De slavenstand in Nederland’s Indië’. Ritters eerste verzamelbundel Indische herinneringen, aanteekeningen en tafereelen (1843) verscheen op het moment dat hij ruim drie maanden gevangengezet werd voor zijn resterende schulden. Bovendien moest hij maandelijks 50 gulden afdragen aan de schatkist. Hij verdiende in de jaren daarna zijn brood als zaakwaarnemer, maar was vooral actief als auteur. Straver becijfert dat het schrijven hem belangrijke bijverdiensten opleverde.

De enige foto die van W.L. Ritter bekend is. Op de foto staat vermeld: ‘Batavia le 6 mars 1856 Souvenir d’amitié de Van Kinsbergen’. Vermoedelijk heeft Ritter deze foto op zijn 57e verjaardag gekregen van de fotograaf I. van Kinsbergen.

Geromantiseerde memoires

Batavia veranderde en groeide sterk in de jaren dat Ritter er woonde en daar schreef hij veel over. Hij presenteerde zich ook als deskundige op het gebied van de land- en volkenkunde van Borneo’s westkust. Zo had in 1822 als chirurgijn deelgenomen aan de strafexpeditie onder leiding van Ridder de Stuers tegen de kongsi Lan-Fong op de Westkust van Borneo, waarover hij schreef in zijn verhaal ‘Eene chinesche regtspleging’. De verhalen waren niet autobiografisch, benadrukt de biograaf, maar geromantiseerde memoires over de mensen die hij had ontmoet. Langzaam steeg Ritters aanzien in de Indische pers. Samen met Tollens stond hij aan de wieg van de invloedrijke Java-Bode en hij werkte mee aan Biäng-lala, Indisch leeskabinet tot aangenaam en gezellig onderhoud waarvoor hij historisch-romantische verhalen schreef en verhalende zedenschetsen, waarvoor hij zich liet inspireren door de Camera Obscura van Nicolaas Beets. Ook publiceerde hij romans en hij vertaalde Uncle Tom’s Cabin van Harriet Beecher-Stowe in 1853.

In 1859 keerde Ritter terug naar Haarlem, als een van de weinigen die zich in Indië nìet verrijkt hadden. In 1861 publiceerde hij nog het lange gedicht ‘Uitboezeming ter gelegenheid mijn terugkomst in mijn vaderland, na een 45jarig verblijf in Nederlandsch Indië’, ten bate van slachtoffers van een watersnoodramp in de Bommelwaard. In 1862 overleed hij.

Geen Multatuli

Wilhelm Leonard Ritter was voor mij een volkomen onbekende schrijver. Hij heeft zelfs geen pagina op Wikipedia. In deze biografie is de persoon Ritter me niet naderbij gekomen, want er zijn amper bronnen overgeleverd die iets over zijn karakter onthullen. Ik heb evenmin de neiging om zijn verhalen nu eens zelf te gaan lezen. Wat het boek vooral de moeite waard maakt, is Stravers beschrijving van de maatschappelijke ontwikkelingen waarmee Europeanen in Indië te maken hadden. Ritter vertegenwoordigde een tussengeneratie van Indiëgangers, volgend op de generatie ambtenaren die geheel verindischt waren en vaak een Indische echtgenote hadden. Hij voelde evenwel ook niet thuis bij de meer Europees georiënteerde nieuwkomers. Zo plaatst Straver de activiteiten van Ritter in een bredere cultuurhistorische context. Net als andere bestuursambtenaren, ontwikkelde Ritter een kritische blik op het koloniale gedachtengoed van het vaderland. Straver hoedt er zich echter voor Ritter te beschrijven als een ‘tweede Multatuli’. Noch qua literaire kwaliteiten, noch qua visie op het gouvernementsbeleid kwamen ze overeen. Ritter signaleerde weliswaar misstanden in zijn verhalen, maar liet buiten beschouwing of die mede het gevolg waren van de ontwrichtende effecten van het koloniale beleid. Ook ging hij er bij alle kritiek vanuit dat de inheemse bevolking op de Europese kolonisator achterliep in wetenschappelijke kennis, beschaving en zedelijke ontwikkeling.

Hans Straver was van 1986 tot 2011 verbonden aan het Landelijk Steunpunt Educatie Molukkers. Hij publiceerde veel over Indo-Europese en Indonesische literatuur. Dat maakt zijn uitvoerige laatste hoofdstukken, over de receptie en het voortleven van Ritters werk in het postkoloniale Nederland en Indonesië, zo interessant. Zo klinken echo’s van Ritters verhalen door in nationalistische bewerkingen van zijn verhaalstof. Ook blijken Ritters verhalen te zijn bewerkt tot theatervoorstellingen. Mede daarom noemt Straver hem een schrijver van ‘prae-Indonesische’ literatuur.

Wilhelm Leonard Ritter 1799-1862. Schrijver in Indië
Hans Straver
Uitgeverij Verloren
ISBN paperback 9789464550528
Verschenen juni 2023

Bestelinformatie

Bestel als paperback bij bol.com (€ 35,00)

Petra Teunissen-Nijsse
Petra Teunissen-Nijsse
Petra Teunissen-Nijsse werkt als freelance redacteur, journalist en biografisch onderzoeker. Zij publiceerde over Louis Couperus, Carry van Bruggen en Clare Lennart. In juni 2017 promoveerde zij op het proefschrift Voor ’t gewone leven ongeschikt. Een biografie van Clare Lennart. Haar tekstbureau heet Leven in Woorden

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in