Het archief van de Joodse schrijver Siegfried van Praag in de Bijzondere Collecties van de UvA is zeer omvangrijk. Naast duizenden brieven over zijn literaire werk en persoonlijke leven, bevat het ook archivalia van zijn vrouw, de journaliste Hilda Sanders. Op basis van die correspondentie van en aan Hilda schreef Peter Manasse haar biografie: Een leven vol brieven. Ze blijkt minstens zo interessant als haar man en de onmisbare drijfveer achter zijn letterkundige carrière.
Bij haar geboorte in 1899 kreeg Hilda haar voornaam van Hilda van Suylenburg, de feministische protagoniste van de gelijknamige roman door Cécile de Jong van Beek en Donk. Haar ouders, de Joodse Jacob Sanders en Duitse Johanna Ruben, moeten een vooruitziende blik hebben gehad. Want ook Hilda van Praag was een eigenzinnige vrouw, die geen doorsnee vrouwenleven leidde. Al op lagere school in Amsterdam ‘wist ze alles beter’ en weigerde met haar rechterhand te schrijven, terwijl ze linkshandig was. Ze was geïnteresseerd in economie en haalde na haar eindexamen op de Openbare Handelsschool een graad Economie Middelbaar Onderwijs. Ze zocht een toekomst in de journalistiek en werkte onder andere tien jaar lang bij Keesings Financieel Archief, waar ze als ‘Chef van de redactie’ economische informatie verzamelde en rubriceerde ten behoeve van de abonnees.
Schrijvershuwelijk
In 1924 trouwde Hilda Sanders met de eveneens Joodse Siegfried van Praag, die ze op het achterbalkon van de tram had leren kennen. De hoofdredacteur van Elseviers Geïllustreerd Maandblad, Herman Robbers, was aanwezig op de bruiloft, want Siegfried had inmiddels zijn eerste literaire verhalen gepubliceerd. Hij werkte toen aan een van zijn bekendste werken: De West-Joden hun letterkunde. Het echtpaar deelde de liefde voor literatuur en de Franse taal. Siegfried combineerde het schrijverschap met zijn baan als docent Frans op een HBS in Purmerend, waar hij doordeweeks verbleef. Die combinatie kostte hem (te) veel energie en al een half jaar na hun huwelijk had hij zijn eerste inzinking. Hilda sleepte hem vanuit hun Amsterdamse tweekamerwoning niet alleen mentaal door deze crisissen heen, maar ontwikkelde zich ook tot ‘secretaresse van haar echtgenoot’: typte zijn manuscripten, deed veel correspondentie met uitgevers af en was onvermoeibaar op zoek naar publicatiemogelijkheden. Ook plande zij hun reizen samen, want zij wilden veel van de wereld zien. Na de huwelijksreis naar Parijs maakten zij een ‘Mediterranen’ cruise en gingen naar Polen, Tsjechië (waar ze Max Brod bezochten in Praag), Slowakije en Duitsland. Hun zoon Jonas, geboren in 1929, bleef dan bij zijn grootouders.
Allert de Lange Verlag
Na de eerste boekverbrandingen in Duitsland, in 1933, konden veel Duitse en Oostenrijkse schrijvers, onder wie sociaal-democraten, communisten en vooral Joden, niet meer publiceren. Siegfried en Hilda correspondeerden met veel auteurs. Na een gesprek met Georg Hermann nam Hilda contact op met Gerard de Lange van uitgeverij Allert de Lange om te pleiten voor Hermanns oeuvre. De Lange zag méér mogelijkheden en stelde voor dat Hilda andere getroffen schrijvers zou gaan benaderen voor publicatie in zijn op te zetten exil-uitgeverij Allert de Lange Verlag. In het voorjaar van 1933 bezochten Hilda en Siegfried onder andere Arnold Zweig, Max Brod, Bertolt Brecht en Alfred Döblin. In Parijs hadden ze een vluchtige ontmoeting met Joseph Roth. Haar voortvarendheid en inspanningen waren een belangrijke aanzet voor het succes van Allert de Lange Verlag, maar aan haar samenwerking met Gerard de Lange en zijn inmiddels aangetrokken redacteur Hermann Kesten kwam al na enkele maanden een eind. De biograaf vermoedt dat de heren weinig op hadden met ondernemende vrouwen en dat ze Hilda’s naam daarom weglieten uit hun herinneringen aan de begintijd van de Allert de Lange Verlag.
Hilde zocht ander (vertaal)werk bij uitgeverijen, maar had weinig succes. Ook Siegfrieds literaire carrière verkeerde in een impasse. Na de geboorte van hun dochter Ganna in 1935 verhuisden de Van Praags naar Brussel, waar het leven goedkoper was. In België vond Hilda al snel werk als economisch journalist. Siegfried reisde veel en in ‘huismoederlijke’ brieven regelde Hilda tot in de details zijn uitstapjes en gaf suggesties voor nuttige contacten. Dat hij ook amoureuze contacten had in Nederland, wist ze wel, maar liet ze rusten.
Finest hour
Op 9 mei 1940, de dag waarop België overvallen werd door de Duitse Wehrmacht, vluchtten de Van Praags halsoverkop naar Parijs. Op 22 juni bereikte het hele gezin het veilige Engeland. Weer was het Hilda die het hoofd koel hield en na eindeloze bezoeken aan de Nederlandse regering in Stratton House een baan vond. Ze klom in de loop van de jaren op tot secretaris van de ministers Jaap Burger en Louis Beel. Siegfried was aanvankelijk ‘door alle gebeurtenissen zodanig psychisch in de war dat hij geen beslissingen meer kon nemen’, maar vond toch een baan bij de Nederlandse sectie van de BBC en later bij de Belgische Nationale Radio. Hilda ging ook economische artikelen schrijven voor de Londense editie van Vrij Nederland. Met haar talent voor netwerken speelde ze al gauw een rol als ideoloog en spreekbuis van de Bond van Nederlandse Vrouwen in Groot-Brittannië, waarvoor ze samen met Rien Marsman, de weduwe van dichter Hendrik Marsman, in 1942 het initiatief nam. Hun hulpkorps zou een naoorlogse hulpverlenende rol in het bevrijde Nederland kunnen spelen. De vrouwen leerden onder andere ambulances te besturen. Hilda was teleurgesteld over het gebrek aan enthousiasme van de regering, hoewel koningin Wilhelmina zich in een persoonlijk onderhoud wel constructief opstelde. Er moest samen gewerkt worden met het Rode Kruis. Uiteindelijk werd in 1944 een Vrijwillig Vrouwenhulpkorps opgericht, erkend door de Nederlandse en Engelse regering. Hoewel Hilda pijnlijk getroffen werd door het anti-Joodse sentiment in Londen en vaak angstig was om de bombardementen op Londen en haar kinderen, heeft zij zich tijdens haar ballingschap wel goed kunnen ontplooien.
Twee eenzame mensen
Na de bevrijding keerde het gezin terug in Brussel, hoewel Hilda eigenlijk liever in Londen was gebleven. Ze sprak nauwelijks over het verlies van haar ouders en zusje, die in Auschwitz en Sobibór waren vermoord en vond geen steun bij Siegfried, wiens Joodse familie wel grotendeels was gespaard. Hij was weer vaak in Nederland, had affaires en vond in 1950 een onderwijsbaan in Overveen. Hun huwelijk wankelde. Bitter schreef Hilda aan haar man:
‘Helaas heb ik nu en dan het gevoel verloren dat jij bij mij die innerlijke vertrouwdheid vindt die de menselijke eenzaamheid kan opheffen.’
Ondanks Siegfrieds ontrouw bleven ze bij elkaar. Zoals altijd was Hilda intensief betrokken bij zijn moeizame literaire carrière; in het naoorlogse Nederland vond zijn werk nauwelijks meer weerklank. Haar eigen werkzaamheden, als Brussels correspondent voor het Economisch Dagblad en als journalist voor Handel en Het Vaderland bleven een belangrijke bron van inkomsten voor het paar. Hilda schreef onder andere veel over de Benelux en de handelsrelaties in Europa. In 1959 werd ze tot Ridder in de Kroonorde van België benoemd. Nadat haar kinderen waren gaan studeren, was ze echter tamelijk eenzaam in de Belgische hoofdstad. Pas na zijn pensionering, in 1960 keerde Siegfrieds voorgoed terug naar Brussel en werd hun huwelijksleven beter. Hoogtepunten waren het kortstondige succes van zijn roman Jeruzalem van het westen en hun reizen naar Israël in 1962 en de VS in 1966, die Hilda weer grondig voorbereidde en waar ze allerlei kennissen bezochten. Toen haar conditie achteruitging, zette ze zich aan het schrijven van haar levensverhaal, maar het manuscript Leven in de twintigste eeuw was nog niet voltooid toen ze op 22 februari 1974 plotseling aan een embolie overleed.
Wegbereider
Siegfried van Praag werd 102 jaar oud. In totaal zou hij zestig boeken en essaybundels schrijven. De laatste twintig jaar van zijn leven publiceerde hij niet meer. Misschien had hij alles gezegd wat er te zeggen viel, misschien kon hij niet schrijven zonder de praktische steun van Hilda. Bij Siegfrieds 70e verjaardag in 1969 wijdde Rico van Bulthuis ook enkele woorden aan Hilda:
‘Ze is een vrouw die alle aspecten van een artistiek bestaan eerder aanvaardt dan de betrekkelijke rust van een veiliger burgerleven en die voor haar man de weg baant naar het schrijverschap.’
Terecht schrijft de biograaf dat dit artistieke bestaan voor Hilda vooral veel geldzorgen en hard werken had betekend. Uit Een leven vol brieven rijst het beeld van een krachtdadige, energieke vrouw met een heel positieve instelling die vooral de aanzet heeft gegeven tot waardevolle initiatieven, maar vaak werd teleurgesteld door de uitvoering en de uitvoerenden. Meedoen heten haar postuum uitgegeven herinneringen treffend bescheiden. Hilda werd ‘betrouwbaar, onkreukbaar en nauwgezet’ genoemd. Ze had volop eigen contacten met auteurs en politici, zoals blijkt uit de bewaard gebleven correspondentie. Kortom: Hilda Sanders is een uitvoerige levensbeschrijving meer dan waard. Toch stelt de biografie me teleur. Peter Manasse heeft uit die duizenden brieven die hij ter beschikking had, behalve in het hoofdstuk over de huwelijksproblemen, nauwelijks citaten gekozen die me dichter bij de persoon Hilda brengen. Over haar mogelijke inhoudelijke invloed op Siegfrieds oeuvre lees ik ook niets. Daarentegen wijdt hij wel erg uit over bijfiguren in hun kennissenkring, die de Van Praags soms slechts een enkele keer ontmoet hebben. Ook is het boek, hoe netjes uiterlijk ook verzorgd, nogal slordig geschreven en geredigeerd. De (brief)citaten zijn niet verantwoord en zelden gedateerd. Een leven in brieven roept vooral een groot verlangen in mij op om Meedoen te gaan lezen en zélf in het archief Van Praag in de Bijzondere Collecties van de UvA te gaan grasduinen om dichterbij deze bijzondere, dappere vrouw te komen.
Een leven vol brieven. Het bewogen leven van Hilda van Praag-Sanders (1899-1974) journaliste
Peter Manasse
www.champlemypers.nl
Bestelinformatie
Te bestellen via: pm.manasse[at]quicknet.nl