Vier maanden na haar arrestatie schrijft ze aan kapitein Pierre Bouchardon, haar ondervrager: “Wat Mata-Hari – de danseres – zich kan veroorloven, is aan mevrouw Zelle Mac Leod beslist niet geoorloofd. Wat Mata-Hari meemaakt, overkomt niet Madame Zelle. Wie zich richt tot de een, richt zich niet tot de ander. In hun handelswijze en manier van leven kunnen Mata-Hari en Madame Zelle niet dezelfden zijn.” Is het de noodkreet van een vrouw die langzaam gek wordt in haar bedompte cel vol wandluizen van het Saint-Lazare, een voormalig leprozenhospitaal? Of getuigt deze hint van een gespleten persoonlijkheid op diep zelfinzicht? Margaretha Geertruida Zelle, de dochter van een hoedenmaker, geboren op 7 augustus 1876 in Leeuwarden, had een persona geschapen waarin ze haar Friese afkomst volledig had afgelegd. Ze was een vrouw van de wereld geworden, een demi mondaine. Toen ze op 15 oktober 1917 in Vincennes werd gefusilleerd, imponeerde ze vriend en vijand met de kalmte en elegantie waarmee ze haar lot onderging. Het executiepeloton mocht zich op een kushandje verheugen, de non die haar begeleidde werd uitgebreid door haar getroost, de blinddoek weigerde ze. Ze wilde zien, tot op het laatst. De fussilards waren kennelijk zo onder de indruk van haar verschijning dat slechts drie van hen raak schoten. Ze doorboorden het hart van Mata-Hari, niet dat van Margaretha Zelle.
Het verhaal van de onfortuinlijke spionne is al zo vaak verteld dat de vraag gerechtvaardigd is wat Jessica Voeten en Angela Dekker met Moed en overmoed. Leven en tijd van Mata-Hari nog toe te voegen hebben aan die rijke Mata-Hari-bibliotheek. Op de eerste plaats een goed verteld verhaal, waarin de auteurs erin slagen Margaretha Zelle van een historische context te voorzien. Moed en overmoed is ook een boek over de hoogtijdagen van de Hollandse kolonisten in Nederlands-Indië, de belle epoque, en de benepen sfeer in Frankrijk tijdens het laatste jaar van de Eerste Wereldoorlog; het moreel der troepen was vanwege de zware verliezen aan het westelijke front zo laag dat de openbare terechtstelling van een spionne met sterallures als een verzetje werd gezien voor Jan Soldaat. Maar een hervertelling van leven en dood van Mata-Hari is vooral opportuun door het nieuwe bronnenmateriaal dat de afgelopen jaren boven water is gekomen. Vorig jaar kondigde de Archives Nationales met het nodige aplomb aan dat honderd jaar na haar dood het volledige dossier werd vrijgegeven. Onzin, zeggen de auteurs. Dat was met de digitale ontsluiting al in 2014 het geval, terwijl de transcripties van Jean-Pierre Turbergue en Léon Schirmann al vrij compleet waren. Nee, het nieuwe materiaal komt vooral van de nazaten van de familie MacLeod vandaan. Drie generaties lang weigerden ze iedere medewerking aan wetenschappelijk onderzoek naar het zwarte schaap onder hun gelederen, in de hoop dat de schande van de familie geleidelijk in de vergetelheid zou raken, maar in 2017 gaf de enige kleindochter van MacLeod het materiaal alsnog vrij. Daarmee krijgen we een veel duidelijk beeld van het huwelijksdrama dat voorafging aan de loopbaan van Mata-Hari dan we tot nu toe gelezen hebben.
Margaretha Zelle trouwt in 1895 met de ruim twintig jaar oudere KNIL-militair Rudolf ‘John’ MacLeod. Een bruut van een kerel met een gat in zijn hand. Eén van zijn schuldeisers stelt hij tevreden door zijn jonge bruid op hem af te sturen, om er een ‘zoen’ à zestienhonderdvijftig gulden te halen. Regelrechte prostitutie dus. Bovendien is MacLeod een syfilislijder, die zijn vrouw en kinderen besmet met de “vlekkenziekte”. Zoontje Norman overlijdt in 1899, waarschijnlijk aan de gevolgen van zijn erfelijke belasting; dochter Non overleeft dat jaar ternauwernood. Het decor van deze verrotte levens is Nederlands-Indië, waar Margaretha Zelle haar tijd verbeidt met amateurtoneel en een fotografisch geheugen ontwikkelt voor de Javaanse dansen die ze bezoekt. De auteurs schetsen het portret van een rampzalig huwelijk waarin jaloezie, verwaarlozing, en geestelijke en lichamelijke mishandeling aan de orde van de dag zijn, gevolgd door een vechtscheiding.
Gewapend met een personage, dat van de Javaanse danseres Mata-Hari, vertrekt Margaretha Zelle in oktober 1903 naar Parijs. Aan haar zwager schrijft ze:
‘Er komt een oogenblik in een vrouwenleven dat ze zegt: ‘ziezoo, het is genoeg en dan komt ook de moed om zich te redden”.’
Via de Parijse salons weet ze haar act te verkopen als een eerbetoon aan de god Shiva – een alibi voor de striptease die ze voor de heren van de gegoede burgerij opvoert, met wie ze na de voorstelling het bed deelt. ‘Er is meer moed voor nodig om te leven dan om te sterven en zoo ik hier op het ogenblik sta, ik verzeker u dat men daarvoor een wil en een karakter moet hebben,’ laat ze haar zwager weten.
Daar gaat Moed en Overmoed uiteindelijk over, hoe een gescheiden vrouw in de eerste helft van de twintigste eeuw nog iets van haar leven probeert te maken – niet als suffragette, want politiek interesseerde Margaretha Zelle nauwelijks, maar als courtisane. Haar spionageactiviteiten moeten ook in dat licht worden bezien. Ze nam geld aan van de Duitsers, maar die stonden nog bij haar in het krijt, zo verzekerde ze Bouchardon, vanwege de bontjassen die ze in 1914 door het uitbreken van de oorlog in Berlijn moest achterlaten. In mei 1916 reisde ze met haar huishoudster naar Duitsland af, voor een “stoomcursus spionage”, aldus de auteurs. De techniek van het schrijven met onzichtbare inkt kreeg ze weliswaar onder de knie, maar ze verdomde het om daarvan gebruik te maken. Mata-Hari was een spionne, maar een hele slechte.
Moed en overmoed. Leven en tijd van Mata-Hari moet het niet hebben van een nieuw feitenrelaas, Jessica Voeten en Angela Dekker voegen niet zoveel toe aan eerdere biografen als Sam Wagenaar, Jan Brokken of Pat Shipman. De ontsluiting van het bronnenmateriaal uit het archief MacLeod stelt de auteurs wel in staat leven en dood van Margaretha Zelle MacLeod veel meer diepgang te verlenen, en daarin slagen de auteurs wonderwel. Ik heb Moed en overmoed. Leven en tijd van Mata-Hari met veel plezier gelezen.
Moed en overmoed. Leven en tijd van Mata-Hari
Jessica Voeten en Angela Dekker
Atlas Contact
ISBN 9789045035123
Verschenen in februari 2018
Bestelinformatie
Bestel als hardcover bij Athenaeum Boekhandel (€ 34,99)
Bestel als ebook bij Athenaeum Boekhandel (€ 12,99)
Bestel als hardcover bij bol.com (€ 34,99)
Bestel als ebook bij bol.com (€ 12,99)
Ik ben het helemaal eens met de positieve beoordeling van het boek Moed en overmoed. Leven en tijd van Mata-Hari van Angela Dekker en Jessica Voeten, maar ik struikelde over één, cruciale, zin. Eric Palmen schrijft dat het boek ‘het niet [moet] hebben van een nieuw feitenrelaas, Jessica Voeten en Angela Dekker voegen niet zoveel toe aan eerdere biografen als Sam Waagenaar, Jan Brokken of Pat Shipman’. Vond ik een beetje een wonderlijke conclusie. Om te beginnen hadden de auteurs inzage in de brieven uit Indië van MacLeod aan zijn echtgenote waardoor ze inzicht kregen in de huwelijksproblematiek, de grote verschillen tussen Margaretha en haar twintig jaar oudere echtgenoot. Ze hebben ook het verloren geachte gratieverzoek van Mata-Hari weten te vinden (ze ontdekten een afschrift in het archief van de Franse premier, dat op hun verzoek zelfs werd ontsloten). Misschien hebben de auteurs het al te bescheiden voorgesteld, maar ik vind het nogal wat. Bijzonder is ook dat ze het volledige dossier over Mata Hari uit de archieven van de Franse geheime dienst als eerste Nederlandse onderzoekers hebben kunnen inzien. Ook dat geeft veel nieuw feitenmateriaal. Op basis van dit – bewust achtergehouden -materiaal zou je het proces opnieuw kunnen voeren en dan zou het resultaat wel eens heel anders kunnen zijn. Zelf sommen de schrijvers in hun verantwoording nog een reeks ontdekkingen op, gevonden in de archieven van verschillende personen die in het leven van Margaretha Geertuida Zelle een rol hebben gespeeld.
Met vriendelijke groet,
Geke van der Wal
Amsterdam
(Journalist en biograaf van uitgever Rob van Gennep)