Wat maakt Het souterrain van Mance Post, geschreven door Truska Bast, tot zo’n prettig boek? Zo’n boek waar je op een zondagmiddag in begint en waar je in doorleest tot je ineens merkt dat het donker is geworden? Misschien zijn het Mances bijzondere illustraties die letterlijk over de kaft en de pagina’s zijn ‘gestrooid’. Of misschien is het vanwege dat legendarische sprookjesachtige souterrain waar ze het grootste deel van haar leven woont en dat haar handelsmerk is geworden. Dat souterrain waar je door het raam naar binnen moet klimmen omdat er geen deur is en waar tegen één van de wanden een muizenhuis staat dat de kinderen die haar bezoeken heel voorzichtig mogen schoonmaken. Het kan ook zijn dat het is omdat je als lezer een deel van de kinderboekenwereld van de tweede helft van de twintigste eeuw aan je voorbij ziet trekken met helden als Han Hoekstra, Guus Kuijer of Toon Tellegen en dat je en passant ook leest over Jan en Annie Romein-Verschoor, Simon Carmiggelt of Anton Koolhaas. Maar waarschijnlijk is het toch vooral vanwege Mance zelf die, naarmate het boek vordert, voor je gaat leven maar toch raadselachtig blijft. Ze was nu eenmaal secuur met wie ze haar binnenste wilde delen en dat neemt je als lezer voor haar in.
Josephine Beker
Ik ken de naam van Mance Post (1925-2013) uit de jaren zeventig. We kenden haar allemaal, van de Madelief-boeken van Guus Kuijer. Maar ik moet eerlijk zeggen dat ik destijds dacht dat ze een man was en dat ze leek op de meester van Madelief: die geweldige meester met zijn grote neus, zijn enorme oren, slordige kleren, afgetrapte schoenen en piekhaar. Geen rare gedachte, Mance is als vierde dochter in het gezin Post genoemd naar haar vader Herman. Tot ieders verrassing wordt er na vier jaar, in 1929, nog een zoon geboren die alsnog Herman genoemd wordt. Bovendien is Mance een ongewone naam, dat vindt ze zelf ook. Als ze als klassenleidster in het Montessori-onderwijs gaat werken, wordt ze als enige van de docenten met haar voornaam aangesproken ‘want wat ik had, was eigenlijk geen naam’. Ze vindt het eerder een aanduiding, zoals akela.
Mance is dus geen man. Uit het boek van Bast komt ze naar voren als een beetje een onhandig, bonkig meisje dat erg op zichzelf is. Ze lijdt aan chronische bronchitis en heeft een denkbeeldig vriendinnetje: Josephine Beker. Datzelfde beeld spreekt uit het autobiografische prentenboek dat ze samen met Guus Kuijer maakt: Ik woonde in een leunstoel. Ze voelt zich thuis bij haar vader die een schildersbedrijf heeft, maar ook prachtig kan tekenen en ze bewondert haar moeder. ‘Het was geen knuffelgezin waar ik uit kom, maar wel een veilig gezin.’ Omdat ze niet kan aarden op het Hervormd Lyceum in Amsterdam-Zuid komt ze terecht in het voortgezet Montessori-onderwijs. Daar ontmoet ze haar levenslange vriendin Annelies Romein met wie ze in de oorlog verzetswerk doet. Samen worden ze in 1944 een aantal weken vastgezet in de gevangenis aan de Amstelveense weg, een tijd die een grote impact op haar moet hebben gehad, maar waar ze weinig over loslaat. Na de oorlog gaat ze -onbevoegd- werken op haar oude school. Op de Montessori-school komt dan een groot aantal ‘gehavende’ kinderen, zoals ze het noemt, kinderen uit de onderduik of uit vernietigingskampen. Mance is iemand die ieder kind ‘ziet’ en zo van veel betekenis voor haar leerlingen heeft kunnen zijn.
Liefdes
Mance Post is nooit getrouwd. Aanvankelijk woont ze -zoals gebruikelijk in de jaren vijftig en zestig als je niet gehuwd was- bij hospita’s en in 1968 verhuist ze naar haar souterrain aan de Prinsengracht. Er is veel gespeculeerd over de liefdes in haar leven. Zelf heeft ze zich daar nauwelijks over uitgelaten, maar het is duidelijk dat een aantal mannen haar zeer na stonden: allereerst haar vader die in 1939 overlijdt; ze is dan veertien jaar, dan haar tekenleraar Piet Klaasse wiens spotprenten ze in de oorlog naar de redactie van Vrij Nederland smokkelt en Simon Carmiggelt die haar aan haar eerste illustratie-opdracht helpt. Ze woont een tijd bij het gezin Carmiggelt in huis. Dan is er nog Anton Koolhaas over wie ze in een brief schrijft als ‘mijn vriend’. Doordat ze zo betrokken was bij de gezinnen van vrienden en bekenden, heeft Mance Post een groot aantal kinderen mede kunnen opvoeden, bijvoorbeeld de kinderen en kleinkinderen van Simon Carmiggelt, de kinderen van haar vriendin Annelies of die van Else-Marie van den Eerenbeemt. Vanuit haar souterrain heeft ze contact met de vele bekenden die over de gracht komen. Volwassenen worden uitgenodigd voor thee of koffie met een speculaasje en voor kinderen staan er altijd potloden en knutselspullen klaar.
Veelzijdig, persoonlijk kunstenaar
Mance houdt van jongs af van tekenen. Ze probeert het op de Kunstnijverheidsschool en op de Haagse Academie, maar het lukt haar niet een vakdiploma te halen. Bast denkt dat dat is omdat ze er ‘gedwongen werd om buiten het vertrouwde tekenterrein te treden. En daar speelde haar onzekerheid op.’ Dan besluit ze dat ze ook zonder opleiding wel illustrator kan worden. Nadat ze een tekenmethode voor de lagere school heeft geïllustreerd en een kinderboek van de rector van het Montessori Lyceum, verschijnt in 1955 Het schoentje van Roosmarijn van Han Hoekstra dat ze in interviews steeds haar eerste echte opdracht noemt. Ze werkt in het boekje heel grafisch, met knipsels. Echt bekend wordt ze als ze de Madelief-boeken van Guus Kuijer gaat illustreren met haar bekende zachte potloodtekeningen. Wanneer ze later illustraties gaat maken bij de verhalen van Toon Tellegen, gaat ze heel anders werken. Ze maakt onder andere linosnedes die veel krachtiger van lijn en kleur zijn dan haar eerdere werk. Als haar zicht minder wordt naarmate ze ouder wordt, komt ze weer uit bij de knipsels en het scheurwerk waarmee ze ooit begon. Mance Post heeft als illustrator niet veel prijzen gewonnen, iets waar ze zelf altijd de spot mee drijft. Juist daarom gunnen haar collega’s haar de Max-Velthuijs-oeuvreprijs zo die haar in 2007 wordt toegekend. De jury prijst haar als een ‘veelzijdig, persoonlijk kunstenaar’ die zichzelf op gevorderde leeftijd vernieuwd heeft. De trofee zelf verdwijnt in haar badkamertje ‘omdat ze nu eenmaal niet zo van Kikker houdt.’
Luchtpark
Een licht boek is de biografie van Mance Post geworden. Een boek over een onverstoorbare vrouw die al vroeg op zichzelf aangewezen is, die als kind haar eigen ‘luchtpark’ bouwde, hoog boven de wolken: ‘Als er verdriet is, ben ik altijd dubbel blij met mijn werk.’ Werk dat ze een ambacht noemde, geen kunst. Een vrouw die niet altijd aardig was, waar soms meewarig over werd gesproken, maar die tegelijk door velen werd gewaardeerd. Over Mance Post bestaan niet zoveel geschreven bronnen. Bast is afhankelijk van gesprekken en opnames van interviews en radio-optredens. Gelukkig heeft ze voor haar biografie een groot aantal mensen kunnen spreken die, in de vele citaten die in het boek zijn opgenomen, allemaal een eigen beeld van Mance schetsen. Mooi dat Bast in haar tekst al die -soms tegengestelde- beelden laat bestaan en niet teveel haar best doet om ze samen te brengen. En jammer dat ze in het laatste hoofdstuk alsnog gaat uitleggen hoe Mance in elkaar steekt. Niet nodig, dat hebben we als lezers van dit veelzijdige boek zelf al bedacht.
Het souterrain van Mance Post
Truska Bast
Querido Facto
ISBN 9789021460277
Verschenen in oktober 2022
Bestelinformatie
Bestel als paperback bij bol.com (€ 24,99)