Klassieke Meesters – beïnvloeding en controverse in de 18de- en 19de-eeuwse muziek

Gedurende de jaren tachtig van de vorige eeuw verscheen bij uitgeverij Gottmer de zo genoemde componistenreeks. Vierentwintig mooi vormgegeven bandjes met stofomslagen in pastelkleuren blauw, groen, geel en roze. Het is interessant om veertig jaar na dato de namen van de indertijd uitverkoren componisten te vergelijken met de keuze die Yves Knockaert maakte voor zijn vuistdikke bundel Klassieke Meesters, net verschenen bij uitgeverij Pelckmans. ‘Natuurlijk is de keuze van componisten subjectief te noemen’, schrijft Knockaert, maar in veertig jaar is er blijkbaar niet veel veranderd. Achttien componisten zijn – subjectief of niet – nog steeds van de partij.

Knockaert beperkt zich tot de achttiende en de negentiende eeuw, waardoor Bartók, Debussy, Sjostakovitsj en Stravinsky uit de Gottmer-reeks automatisch afvallen. Niet in Gottmer, maar wel in Klassieke Meesters vinden we Gluck, Paganini, Weber, Rossini, Bellini en Grieg. Richard Strauss en Sibelius, ook niet vertegenwoordigd in de Gottmer-reeks en ruimschoots doorwerkend in de twintigste eeuw, zijn er weer wel bij, omdat zij ‘de romantiek trouw gebleven zijn’. Daarmee is al meteen in de inleiding van het boek een helder criterium geformuleerd.

Periodisering

Een van de opvallende aspecten van Klassieke Meesters is de periodisering: waar veel (muziek)geschiedenissen worstelen met het kaderen van tijdperken als barok, rococo en romantiek, brengt Knockaert de besproken componisten onbevangen onder in laatbarok, classicisme, vroegromantiek, hoogromatiek, nationale scholen en postromantiek alsof het hier gaat om de wetmatigheid van het periodiek systeem.

Dat er overgangsperiodes zijn, weten we immers wel, en het is even wél zo handig om deze indeling te hanteren. Want paradoxaal genoeg gaat dit boek juist over de grensoverschrijdende kenmerken van de besproken componisten. Knockaert:

‘Dit is geen geschiedenis van de muziek: je krijgt geen volledig beeld van biografie, werkoverzicht, evolutie en stijl van elke componist. Als feiten uit de biografie worden aangehaald, gebeurt dat in functie van het opzet, in functie van invloeden en inspiratie die met dat biografisch feit kunnen worden verbonden.’

Wel degelijk een muziekgeschiedenis

Yvers Knockaert heeft zich in Klassieke Meesters geconcentreerd op de invloeden die hebben gewerkt op de besproken componisten, en op de invloed die deze toonkunstenaars op hun beurt hebben uitgeoefend op het nageslacht. Om die reden komen in het register talloze componisten voor die niet tot de 27 uitverkoren klassieke meesters horen.

Maar natuurlijk gaat het hier wel degelijk om een ‘muziekgeschiedenis’, juist door de doorlopende lijn van beïnvloeding en controverse. Een objectieve muziekgeschiedenis bestaat niet, ieder kiest een perspectief en dat van Knockaert is een voor de hand liggende, maar naar mijn weten niet eerder beproefde. De gekozen opzet levert twee leesmogelijkheden op. Je kunt probleemloos de hoofdstukken afzonderlijk lezen. Voorafgaand aan een concert waarop de Symphonie Fantastique wordt uitgevoerd, lees je het hoofdstuk ‘Hector Berlioz: eigen gevoelsleven’. Maar wanneer je het hele boek leest, tot en met de mededeling op pagina 640 dat Sibelius volgens René Leibowitz ‘de slechtste componist ter wereld’ is, dan heb je toch echt een muziekgeschiedenis tot je genomen.

Schoolmeesterachtig

Het schematische denken van Knockaert levert soms geforceerde analyses op die weerstand kunnen oproepen. Als hij in de inleiding vier types ontwikkelingsgang onderscheid: vooruitgang, reactie, het ‘slingertype’ (van behoudsgezind naar vernieuwend en terug’) en het ‘cirkeltype, waarbij de geschiedenis zich herhaalt zonder meer’, dan voel je je als een leerling in de schoolbanken, met een sterke neiging om in de contramine te gaan. Er zit hier en daar iets schoolmeesterachtigs in het boek, maar dat houdt de lezer kritisch en scherp, het houdt je ‘bij de les’.

De hoofdstuktitels doen vermoeden dat de informatie in het boek in grote lijnen wel bekend is bij de doorgewinterde muziekliefhebber: ‘Händel: export naar Engeland’, ‘Bach: barok tegen elke prijs’, ‘Schubert: groots in het lied’, ‘Beethoven: de reus’, ‘Paganini: de vioolvirtuoos’, ‘Chopin: Pool in Frankrijk’ en ‘Bruckner: bang voor kritiek’. En inderdaad, de grote lijnen zijn bekend. Maar de aardigheid zit in de vele details die worden genoemd. Bovendien is het handig om de receptiegeschiedenis van de besproken componisten en de vele vetes en controverses op een rij te hebben. Zoals in het hoofdstuk over Bruckner, die bijna verpletterd wordt in de strijd die contemporaine critici voeren over Wagner en Brahms. Of de permanente discussie in de negentiende eeuw tussen voor- en tegenstanders van abstracte en programmamuziek.

Het muziekboek in Vlaanderen

Nergens heeft Knockaert geprobeerd om het leuker te maken dan het al is, of om de stof aantrekkelijk te maken voor een ‘groot publiek’. Het is opvallend dat degelijke, ‘ouderwetse’ muziekboeken tegenwoordig vooral in Vlaanderen verschijnen. Onlangs besprak ik Georg Friedrich Haendel – de jonge jaren van Ignace Bossuyt en vorig jaar de schitterende Beethoven-biografie door Jan Caeyers. Klassieke Meesters van Yves Knockaert is opnieuw een mooi voorbeeld van deze constatering.

Klassieke meesters
Yves Knockaert
Uitgeverij Pelckmans
ISBN 9789464015683
Verschenen in november 2022

Bestelinformatie

Bestel als hardcover bij bol.com (€ 45,00) Bestel als hardcover bij bol.com (€ 45,00)
Bestel als ebook bij bol.com (€ 13,99)
Arthur van Dijk
Arthur van Dijk
Arthur van Dijk studeerde letteren, muziekwetenschap en geschiedenis, is voormalig orkestdirecteur en werkt nu als adviseur in de culturele sector. Hij is publicist en werkt aan de biografie van de componist Willem Pijper. Daarnaast heeft hij een boek over de 19de-eeuwse kermis in voorbereiding.

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in