Jimi Hendrix 1942-1970. Sisyfus in Seattle

Jimi Hendrix overleed in 1970, kort voor zijn 28e verjaardag. Even voor de jongste lezers van Biografieportaal: het was een tijd zonder videobanden en videotheken, zonder tientallen commerciële televisie- en radiozenders, een tijd van brave popmuziek op de Nederlandse zenders. Nieuwe musici kon je alleen ontdekken door vrienden en tijdschriften en door in fysieke winkels in grote steden voorbespeelde cassettebandjes, singles en elpees te kopen – of dankzij uitzendingen van het piratenschip van Radio Veronica (1960-1974). En toch wisten in 1970 heel veel Nederlanders die ouder dan een jaar of tien waren, wie die zwarte Amerikaanse zanger en gitarist Jimi Hendrix was.

Hoe was hem dat gelukt, ook nog eens zonder Youtube en de uitgekiende marketing- en studiogeluidstechnieken van tegenwoordig? Aan Jimi’s carrière ging een moeizame tocht langs kroegen, nachtclubs en muziektheaters vooraf in onderandere Seattle, Memphis en New York. In het stripalbum Kiss the Sky van de Franse tekenaar Mezzo en scenarist Jean-Michel Dupont, nu vertaald in het Nederlands, blijft geen probleem onbenoemd.

Knipperlicht-relatie

Allereerst is daar het gebrek aan geborgenheid als gevolg van de knipperlicht-relatie tussen zijn vader Al Hendrix en zijn alcoholische moeder Lucille Jeter. Vader Hendrix was militair toen Jimi geboren werd, maar het zou drie jaar duren voordat hij zijn zoontje voor het eerst te zien kreeg. Als zwarte kreeg hij geen verlof na de geboorte en hij werd zelfs even opgesloten om te voorkomen dat hij de benen zou nemen. De 18-jarige mama van Jimi moest het jarenlang financieel maar zelf zien te rooien, onderandere als barmeid. De zoon was later geregeld getuige van ruzies tussen zijn ouders waarin Al Lucille voor hoer uitmaakte.

Het racisme in de VS blijft vanaf zijn geboorte een factor van belang in zijn leven. Zijn vader Al kon na zijn diensttijd geen goedbetaald werk krijgen. Als Jimi met een van zijn eerste bands onderweg is in de VS, moeten ze van te voren plannen waar ze benzine en eten kunnen kopen, want er zijn overal pompstations en restaurants die geen zwarten bedienen.

Jimi woont af en toe in een fijn gastgezin of bij zijn spirituele grootmoeder, die door haar verhalen over ‘onzichtbare werelden’ blijkbaar de kiem bij Jimi heeft gelegd voor zijn fascinatie met science-fiction én zijn poëtische songteksten. Mezzo wijdt aan oma één van zijn indrukwekkendste tekeningen (p. 15). Jimi vindt tijdelijk ook wat vastigheid in het leger, wordt gewaardeerd als  parachutist.

De nog verborgen meester-gitarist beleeft ook de nodige teleurstellingen met vrouwen, heeft last van zijn onhebbelijkheid te laat te komen bij sollicitaties en andere afspraken, hij lijdt honger, is af en toe dakloos, wordt belazerd door impresario’s, krijgt soms zijn gage niet uitbetaald en is slachtoffer van jaloezie bij andere musici en onbegrip voor zijn vernieuwingen in de muziek. Een paar keer wordt hij uit een band gezet omdat hij dankzij een nieuw type versterker naar de smaak van de clubmanager te veel lawaai maakt.

Gitaren en beroemdheden

Een recensent vatte het stripalbum samen als ’twaalf gitaren, dertien ongelukken’. Hij bedoelde dit als kritiek op de scenarist die het zich gemakkelijk heeft gemaakt door chronologisch de belangrijkste gebeurtenissen aan elkaar te knopen. Maar ja, wat kun je anders doen in een realistische biografie in stripvorm? Verder klopt de typering van het verhaal heel aardig want in Jimi’s leven moeten ook eerst met veel moeite gekochte gitaren weer bij een pandjesbaas ingeruild worden tegen cash om te eten, ze worden gestolen of afgepakt en uit een rijdende bus gegooid, hij slaat er zelfs eentje kapot. Gelukkig zijn er lieve vriendinnen, eentje die een nieuwe voor hem koopt en een andere die hem de gitaar van haar broer leent. De eerste gitaar kreeg hij als elfjarige van zijn vader.

Wat elke keer hoop geeft dat het goed gaat komen met Jimi zijn al die ontmoetingen met meestal zwarte musici, bands, zangers en zangeressen, die toen al bekend of zelfs internationaal beroemd waren. In het stripalbum is, heel verrassend, een lijst van de 53 soundtracks opgenomen die bij de tekeningen horen, van onder anderen Elvis Presley, Little Richard, Chubby Checker, Sam Cooke, Ike & Tina Turner, Percy Sledge, The Beatles, Bob Dylan.

Mensbeeld

Dit stripalbum loopt tot 1967, het jaar dat Jimi in Engeland doorbrak. Pas daarna werd hij in de VS en de wereld de superstar die hij altijd wilde zijn, waarvoor hij urenlang oefende, al of niet thuis voor de spiegel. Er komt nog een tweede deel, over een jaar of twee. Ondertussen zou je de degelijke, vlot geschreven biografie Room Full of Mirrors van Charles R. Cross kunnen lezen, die van de mythe weer een mens maakt. Cross is ook de biograaf van Kurt Cobain en Nirvana.

Op de vraag waarom Jimi Hendrix zo jong stierf, zijn zorgwekkende antwoorden gegeven: zijn manager dan wel de CIA zou hem vermoord hebben; omdat hij zwart was en niemand hem herkende zou hij niet meteen effectief behandeld zijn in het ziekenhuis in Londen; hij zou overleden zijn aan een overdosis slaappillen. Fans en vijanden van Hendrix kozen blijkbaar een dood die hén paste, want bewijzen ontbreken voor welk verhaal dan ook.

Van de zwart-wit stijl van tekenaar Mezzo moet je houden, hoewel: hij heeft in het verleden heel originele, krachtige tekeningen op groter formaat gemaakt die zo naar een museum kunnen en algemeen waardering zouden oogsten. In deze strip is elk vierkantje volgepakt met details – die soms overbodig lijken maar wellicht fundamenteel zijn voor Mezzo’s kijk op de mens: die bestaat in zijn optiek blijkbaar altijd in een concrete omgeving van dingen, kleding, huizen, kamers, straten (en wat minder de hemel boven ons), voorbijgangers en significant others. Hij legt uit waarom hij het zo moeilijk vond Jimi’s gezicht te tekenen. Had hij met kleur gewerkt, had hij ook die merkwaardige indruk kunnen verwerken dat Jimi’s twintigers-gezicht al iets van een doffe, oude man had. Al na dit eerste deel hoeft niemand te vragen why.

Kiss the sky – Jimi Hendrix 1942-1970
Mezzo en Jean-Michel Dupont
Uitgeverij Sherpa
ISBN 9789089882752
Verschenen op 1 december 2022

Bestelinformatie

Anneke van Ammelrooy
Anneke van Ammelrooy
Anneke van Ammelrooy (1955) is journalist en vertaalster. Ze schreef onder andere Alles is er niet, een persoonlijk verslag van haar eerste jaar in Irak. Ze was hoofdredactrice van het Leids universiteitsweekblad Mare, Publiek Domein, Keesings Historisch Archief en OR-informatie. Voor de Volkskrant schreef ze over cultuur en politiek. Bij het ANP was ze redacteur Arabische landen. Ze werkt aan een boek over de toekomst van politieke partijen (2003-2010).

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in