Ik zeg het. Imponerende biografie van Sylvia Plath

In december 1962 betrok de dichteres Sylvia Plath het voormalige woonhuis van William Butler Yeats, een van haar grootste literaire helden. In dit huis zou ze ‘enkele van de beste gedichten van de twintigste eeuw’ schrijven. Ze zou er ook een eind aan haar leven maken. Vanaf dat moment, 11 februari 1963, waren haar literaire en persoonlijke nalatenschap inzet van grote controverses. Over haar leven en vooral haar dood haar verschenen inmiddels vele biografieën, documentaires en films. Plath kreeg in 2015 in Nederland (opnieuw) bekendheid door de roman Jij zegt het, waarin Connie Palmen haar weduwnaar Ted Hughes aan het woord laat. Nu is voor het eerst een biografie in het Nederlands vertaald: Rode komeet. Het korte leven en de vlammende kunst van Sylvia Plath. Biografe Heather Clark kreeg toestemming en de vrijheid van dochter Frieda Hughes om een imponerende hoeveelheid bronnen te gebruiken voor haar magnum opus.

Heather Clark bouwt haar biografie op rondom het enige thema dat er echt toe doet: Plaths schrijverschap. Het motto luidt ‘…everyday, one has to earn the name of ‘writer’ over again, with much wrestling’. Sylvia Plath schreef dit op 2 oktober 1956 aan het haar moeder Aurelia. Nauwgezet en op basis van al Plaths bewaarde (jeugd)gedichten en verhalen, reconstrueert Clark de ambitie van de zeer begaafde dochter van een Duitse Harvard-professor en zijn goed opgeleide, eveneens Duitstalige vrouw Aurelia Schober. Ook als lezer raak je onder de indruk van Plaths spectaculaire intelligentie, geheugen, gevoel voor taalnuances en vooral van haar brandende verlangen om haar werk gedrukt te zien. Ze stuurt haar verhalen en gedichten naar allerlei bladen zoals Seventeen, vaak met succes. Ze is doortastend en dapper. Na een afwijzing, stuurt ze een verhaal de volgende dag naar een ander magazine. Clark besteedt veel bladzijden aan het analyseren van dit vroege werk, zoals ‘Sunday at the Mintons’:

‘Plaths verhalen over vergeten vrouwen waren voorbestemd om zelf vergeten te blijven – net als haar vroege poëzie hebben ze vrijwel geen aandacht gekregen van wetenschappers of biografen. Toch behoren die vroege verhalen tot het boeiendste van Plaths jeugdwerken, want zij geven blijk van haar intense belangstelling voor eenzame vrouwen die aan de rand van de maatschappij leven.’

Dankzij haar buitengewone begaafdheid blinkt Sylvia Plath uit op school. Haar literaire talent wordt onderkend door haar docent Engels Wilbury Crockett, die haar begeleidt en stimuleert verder te schrijven. In 1950 wordt ze met een beurs, betaald door Olive Prouty, toegelaten tot Smith College, een prestigieuze onderwijsinstelling voor vrouwen, en verdiept zich daar verder in literatuur. Ondertussen publiceert ze talloze gedichten en verhalen die ze soms als studieopdracht schrijft. Plath is een opmerkelijke goede netwerker en knoopt relaties aan met iedereen die haar verder kan helpen in de literatuur. Ze wint prijzen en is de trots van Smith. In 1955 studeert ze cum laude af op een eindscriptie over dubbelgangers en krankzinnigheid bij Dostojeveski, die meerdere prijzen wint. De wereld ligt voor haar open. Met een Fulbrightbeurs kan ze aan Newnham College aan de universiteit van het Britse Cambridge verder studeren. Clark beschrijft haar als een pionier, een ‘academische superster’, die met haar kennis van de Engelse literatuur haar mededichters in Cambridge imponeerde.

Newnham College, Cambridge

Ontwaken in blauw

Plaths keuze om over krankzinnigheid te schrijven, was niet toevallig. In het derde jaar van haar studie, in juni 1953, krijgt Plath de kans een maand lang in New York als gastredacteur te werken bij het magazine Mademoiselle. Het was een hele eer om deze stage te krijgen en Plath had er erg naar uitgekeken, maar het wordt een grote teleurstelling. Ze had verondersteld dat ze redacteur fictie zou worden en dat daar de literaire deuren voor haar zouden opengaan, maar ze komt niet verder dan de moderedactie. In haar beroemde, grotendeels autobiografische roman The bell jar (De glazen stolp) beschrijft ze de leegheid van de modewereld. Als het augustusnummer 1953 van Mademoiselle verschijnt, met een glamourfoto van de beeldschone Plath met een ‘aanbidder’ aan haar zijde, is ze ontzet over de onechtheid ervan. Weer thuis bij haar moeder in Wellesley, als ze eindelijk tijd heeft om te schrijven, krijgt ze niets uit haar pen. Ze leest Ulysses van James Joyce waar ze haar scriptie over wil schrijven, maar het lukt haar niet de razend ingewikkelde roman te doorgronden en krijgt een zenuwinzinking. Clark ziet dit onvermogen niet als de oorzaak van haar depressie, maar een symptoom ervan:

‘Ze was de beste studente Engels op Smith en volkomen capabel om Ulysses te analyseren. Haar problemen met Joyce lijken gepaard te gaan met een grotere zorg, namelijk hoe ze haar literaire ambities kon combineren met een traditioneel vrouwelijke rol. De moeilijkste roman van de twintigste eeuw verklaren was in 1953 alleen weggelegd voor mannen.’

Plath komt onder behandeling voor haar depressie en krijgt elektroshocktherapie. Tegenwoordig wordt dit vaak – onder anesthesie – met succes toegepast, maar indertijd waren er nog geen goede richtlijnen voor de behandeling en waren de stroomstoten veel krachtiger. Ze ervaart de shocks als een ‘elektrocutie’ en op 24 augustus 1953 doet ze een zelfmoordpoging. Drie dagen lang ligt ze in de kruipruimte van hun woning, bedwelmd door vijftig slaappillen. Een blaffende hond brengt haar radeloze familie naar de kelder waar ze Sylvia aantreffen. Ze zegt: ‘Het was mijn laatste daad van liefde.’ Ze is namelijk doodsbang dat de kosten van haar medische verzorging haar familie zullen ruïneren. Haar weldoenster Prouty neemt de kosten van Plaths verblijf in de luxe psychiatrische instelling McLean Hospital op zich. Ook daar krijgt ze elektroshocks en ze leert psychiater Ruth Beuscher kennen, die voor haar heel belangrijk wordt. Dankzij of ondanks de shocks knapt ze op en kan in januari 1954 haar studie aan Smith voortzetten.

Treur niet

In Sylvia’s familie kwamen depressie en manische depressieve stoornissen vaker voor. Haar vader Otto was mentaal niet stabiel. Als Plath acht jaar is, in 1940, sterft haar vader Otto aan een – door hem moedwillig niet onderkende – diabetes. Aurelia hertrouwt nooit en werkt heel hard om Sylvia en haar jongere broer Warren zelf te onderhouden. Ze neemt haar ouders in huis, die bijdragen aan het gezinsinkomen. Ze hebben minder geld dan de gezinnen uit hun sociale klasse om hen heen en geld zal voor Sylvia Plath altijd heel belangrijk worden. Clark denkt: ‘Otto’s dood heeft Sylvia niet op het pad van de poëzie gebracht, maar heeft misschien wel haar kansen op zelfmoord vergroot.’ Dat komt ook door de relatie met haar moeder. Zij voelde een ‘last van verantwoordelijkheid voor het welbevinden’ van Aurelia, haar moeders verdriet verzachten door een brave dochter te zijn met goede studieresultaten en prijswinnend literair werk. Maar Plath was in haar hart een ‘iconoclast met een hang naar persoonlijke en politieke vrijheid,’ schrijft Clark. ‘Haar schuld aan haar moeder botste met haar behoefte aan zelfontplooiing. Sylvia zou er haar hele leven mee worstelen om deze strijdige instincten met elkaar te verzoenen en soms gaf dat haar […] een schizofreen gevoel.’ Ze kreeg vanaf haar jeugd een dubbele boodschap mee: blink uit, maar pas je aan. Als haar moeder haar, vlak voor haar afstuderen, adviseert om steno te gaan leren om zo een baan te bemachtigen, stuurt Sylvia echter een non serviam:

‘Schrijven is voor mij de grootste bron van genot in mijn leven. Ik wil tijd en geld om te schrijven, allebei erg noodzakelijk. […] Ik wil niet andermans brieven typen en hun manuscripten lezen. Ik wil zelf typen en zelf schrijven. […] Ik besef dat mijn levensdoelen in jouw ogen misschien vreemd lijken. […] Neem wat ik schrijf vooral serieus.’

Ook Aurelia’s grootste wens ging niet in vervulling: Plath trouwde niet met een ‘nette’ Amerikaanse jongen met een goede baan die haar dochter een ‘veilige’ toekomst zou bieden. Plath had als scholiere en studente wel een eindeloze schare vriendjes, die Clark allemaal met naam en toenaam noemt. Daarnaast is ze twee keer min of meer verloofd. Ook voor de duizelende lezer is het een opluchting als Plath in het voorjaar van 1956 trouwt met de Britse dichter Ted Hughes, als ze hem amper vier maanden kent. Ze valt voor zijn grote poëtische talent en zijn knappe, ruige mannelijkheid. Hij herkent in haar een verwante dichtersziel en wil met haar een onconventioneel schrijversleven leiden. Het ‘beroemdste liefdespaar uit de moderne westerse literatuur’ vuurt elkaar aan. Plath ontpopt zich als een gedreven agent en stuurt Hughes’ gedichten naar toonaangevende kranten en tijdschriften. Al snel is hij beroemd als de ‘beste jonge Britse dichter’ en in 1957 verschijnt zijn eerste bundel The Hawk in the Rain. Hoewel ze, naar de huidige maatstaven, erg veel geld kunnen verdienen met hun gedichten, is het ook voor de Hughes lastig om rond te komen van hun schrijfwerk en optredens bij de BBC. Plath krijgt het aanbod om les te geven aan haar alma mater Smith College en in juli 1957 vertrekken ze naar de Verenigde Staten. In Boston woont Plath lezingen van de dichter Robert Lowell bij, die van grote invloed op haar werk wordt. Plath worstelt echter met de colleges en Hughes kan niet aarden in Amerika en als ‘man-van’. Na een verblijf als gast in de kunstenaarsresidentie Yaddo, waar Plath, net zwanger, veel gedichten in een nieuwe stijl schrijft, steken ze in oktober 1959 de Atlantische Oceaan weer over. Ze betrekken een appartement in Londen en omringen zich met literaire vrienden.In 1960 verschijnt Plaths eerste bundel The Colossus, maar met minder succes dan ze had gehoopt en verwacht.

Valse voorstelling

Als dochter Frieda wordt geboren neemt Hughes een, voor die tijd, groot deel van de zorg voor zijn dochter op zich. ’s Ochtends kan Sylvia een paar uur ongestoord schrijven. Het huishouden komt echter geheel op haar schouders neer. Mede daardoor, en omdat Hughes dan meer succes heeft dan Plath, ontstaan er scheuren in hun relatie. De Amerikaanse dichteres Ruth Fainlight, ook getrouwd met en dichter, beschrijft Sylvia als een ‘intens ambitieuze en intelligente jonge vrouw die probeerde te lijken op een conventionele, toegewijde echtgenote, maar daar niet echt in slaagde. Die valse voorstelling had haast iets abnormaals.’ Als ze besluiten een huis te kopen op het platteland, Court Green in Devon, wordt de kloof tussen het echtpaar groter. Sylvia wil alles doen: zelf bijen houden, de tuin opnieuw beplanten, meubels schilderen, grote maaltijden koken en moeder zijn. En gedichten schrijven. Hun buurvrouw Winifred schrijft dat Sylvia de ‘praktische kant van het partnerschap noodzakelijkerwijs had overgenomen en geen enkele man vindt dat echt leuk. Hij wil vrij zijn voor feestjes, reizen etc.’ Hughes voelt zich beknot. Enkele maanden na de geboorte van hun zoon Nicolas betrapt Plath haar man met hun gast Assia Wevill in de keuken. Ze is kapot van zijn ontrouw. Op een ‘verzoeningsreis’ naar Ierland laat Hughes haar wreed achter. Clark vat samen:

‘Misschien was wat uiteindelijk het huwelijk tot mislukking doemde noch Plaths bezitsinstinct of Hughes’ overspeligheid, maar roem met zijn befaamde verleidingen. Er waren duidelijk ook andere factoren: depressie, rivaliteit, desillusie, geweld, afkomst, om er maar een paar te noemen. Maar roem bood Hughes seksuele en professionele gelegenheden om los te komen, op precies hetzelfde moment dat Sylvia wilde dat hij zich, zoals hij het zag, vast zou leggen – zou schikken in een voorspelbaar, huiselijk leven.’

Naar het licht toe

Clark toont zich op iedere bladzijde van haar biografie geïmponeerd door Plaths werkkracht en enorme levenslust. Hoewel Plath dikwijls ziek was en geplaagd door voorhoofdsholteontstekingen het bed moest houden, ook in de nare zomer van 1962, blijft ze doorwerken. Na Hughes’ vertrek schrijft zij in Devon het ene geweldige gedicht na het andere, die voor een groot deel in haar postume bundel Ariel terecht zullen komen. Ze maakt plannen om een zelfstandig leven als schrijfster op te bouwen. Het hád haar kunnen lukken: ‘De ambitieuze, vastberaden, optimistische persoonlijkheid uit haar brieven aan Aurelia was niet noodzakelijkerwijs ingebeeld, niet alleen maar een masker. Plath worstelde zich altijd eerder naar het licht toe dan naar de duisternis.’

Deze worsteling maakt de meer dan honderd pagina’s lange beschrijving van de laatste maanden van Plaths leven zo aangrijpend. In januari 1963, geteisterd door the Big Freeze, de koudste winter die Londen in decennia trof, alleen met twee zieke kinderen, gekwetst door het geroddel over Hughes knipperlichtrelatie met Wevill, gaat Plaths mentale weerbaarheid achteruit. De goede recensies van The bell jar wegen niet op tegen de afwijzing van de Amerikaanse uitgevers van de roman. De westerse wereld zucht onder het dieptepunt van de Koude Oorlog, de politiek zeer bewuste Plath angstig makend voor de toekomst. Hoewel vriendinnen haar proberen te helpen, zinkt Plath weg in de duisternis. De plaatselijke huisarts schrijft haar waarschijnlijk een verkeerde medicijnencombinatie voor waardoor de depressie juist verergert. Doodsbang voor nieuwe elektroshocks vergast Plath zich op 11 februari 1963, de morgen dat ze zal worden opgenomen in een psychiatrische inrichting. Ze is dertig jaar geworden.

Een woedende aanklacht

Heather Clark lijkt de ideale biograaf voor Plath. Zij is hoogleraar hedendaagse poëzie aan de Britse University of Huddersfield, maar net als Plath is zij Amerikaanse en woont aan de oostkust. Zij maakt heel inzichtelijk hoe groot de verschillen waren tussen beide landen. Wat voor de Amerikaanse Plath een normale levensstijl was, centrale verwarming en huishoudelijke apparatuur, was in het straatarme Groot-Brittannië van eind jaren vijftig extravagant en luxe. Plath werd bekritiseerd om haar nieuwe wasmachine en koelkast, betaald met Amerikaanse cheques van Aurelia en Olive Prouty. Zelfs haar kleding was (te) kleurig, vergeleken bij de Britse vrouwen in hun grauwe tweeds. Zo bleef zij altijd de vrouw ‘aan de rand van de maatschappij’ uit haar jeugdverhalen.

Knap manoeuvreert Clark langs alle, zeer uiteenlopende meningen over Plath. Ze schrijft heel genuanceerd, neemt zelden stelling en laat vaak meerdere tijdgenoten of ooggetuigen aan het woord over controversiële situaties. Zo kun je als lezer je eigen conclusies trekken. Alleen voor Plaths mecenas maakt ze een uitzondering als ze schrijft: ‘Als er één miskende held is in het leven van Sylvia Plath, is het Olive Prouty wel.’ Het nadeel van deze gedetailleerde genuanceerdheid is dat het boek wel erg dik is geworden. Hoewel Clark zeer toegankelijk schrijft, vormen de 1145 bladzijden een imponerende taak voor de lezer.

Bovendien gaat Clark geregeld in discussie met eerdere biografen. Dat is wellicht de reden dat Jann Ruyters in Trouw schreef dat het vuistdikke Rode komeet gek genoeg uitdaagt om nóg meer te lezen over Sylvia Plath. Ook Clarks zeer uitvoerige analyses van Plaths poëzie roepen dat verlangen op. Het is wel evident dat Clark haar biografeling ziet als een ‘slachtoffer’ van de maatschappelijke conventies van de jaren vijftig en zestig, die vrouwen veel minder mogelijkheden boden dan nu. Waar generaties feministen Ted Hughes beschuldigd hebben van Plaths zelfdoding, kijkt Clark terecht breder. Zij leest Plaths laatst gedicht, ‘Edge’, als een woedende aanklacht tegen een seksistische cultuur en seksistische literaire traditie die perfecte vrouwelijkheid gelijkstelden aan passiviteit en volgzaamheid: ‘Het was alsof Plath eindelijk had besloten dat moederschap en poëzie, vrouwelijkheid en ambitie, niet in overeenstemming konden worden gebracht.’

De grootste verdienste van Rode komeet is dat Clark Plaths werk centraal zet en niet haar tragische einde. Ze citeert een van haar sprekendste strofes, die staat op een aan Plath gewijde plaquette bij de Wilbury Crockett Library op Wellesley High School:

Ik schrijf enkel en alleen omdat
Diep in mij een stem huist
Die niet zwijgen wil.

‘Een passend eerbetoon aan de jonge vrouw aan wie haar klasgenoten niet terugdenken vanwege haar zelfmoord, maar omdat ze een toonbeeld was van een hoge literaire ambitie.’

Rode komeet. Het korte leven en de vlammende kunst van Sylvia Plath
Heather Clark
De Arbeiderspers
ISBN 9789029542180
Verschenen in november 2020

Bestelinformatie

Bestel als hardcover bij bol.com (€ 59,99)
Bestel als ebook bij bol.com (€ 19,99)

Koop bij Athenaeum Boekhandel

Bestel als hardcover bij Athenaeum Boekhandel (€ 59,99)
Bestel als ebook bij Athenaeum Boekhandel (€ 19,99)
Petra Teunissen-Nijsse
Petra Teunissen-Nijsse
Petra Teunissen-Nijsse werkt als freelance redacteur, journalist en biografisch onderzoeker. Zij publiceerde over Louis Couperus, Carry van Bruggen en Clare Lennart. In juni 2017 promoveerde zij op het proefschrift Voor ’t gewone leven ongeschikt. Een biografie van Clare Lennart. Haar tekstbureau heet Leven in Woorden

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in