NRC-journalist Hubert Smeets dook in het leven, de politiek en de liefdes van een charmante twijfelaar die sprak ‘in vraagtekens’. Zonder D66-leider Hans van Mierlo (1931-2010) waren het progressieve kabinet-Den Uyl in de jaren 70 en de Paarse kabinetten in de jaren 90 er niet gekomen. Maar toen ze er eenmaal waren, verzuimde hij door te pakken waardoor een democratische revolutie uitbleef.
In zijn jonge jaren wijst weinig erop dat Hans Van Mierlo, telg uit een gegoede Brabantse familie, uit zal groeien tot een markant politicus. Na een moeizaam verlopen rechtenstudie en een zwerftocht door Frankrijk strijkt hij neer in Amsterdam waar de veranderende tijdgeest vat op hem krijgt. Met een aantal gelijkgestemden richt hij een partij op, die wil afrekenen met het bestaande politieke stelsel door democratische vernieuwingen door te voeren. In 1967 stormt D66 met zeven zetels de Kamer binnen, nieuws dat zelfs de New York Times haalt. De charmante voorman Van Mierlo wordt vergeleken met president John F. Kennedy. Al was het maar omdat ze beiden weten hoe ze het medium televisie kunnen benutten, zoals blijkt uit het iconische verkiezingsfilmpje waarin Van Mierlo peinzend langs een Amsterdamse gracht loopt.
Bom of bijwagen?
Van Mierlo ziet zijn geesteskind D66 als een middel: wat hem betreft blazen ze ook zichzelf op zodra ze het politieke bestel opgeblazen hebben. Veel partijgenoten denken daar anders over en beschouwen D66 als een min of meer gewone sociaalliberale partij. Van Mierlo helpt in 1973 met het progressieve kabinet-Den Uyl de ‘verbeelding aan de macht’. Hij kan het goed vinden met PvdA-leider Den Uyl, maar dit heeft een keerzijde: D66 wordt smalend ‘de bijwagen’ van de PvdA genoemd. Nadat hij het kabinet in het zadel heeft geholpen, neemt zijn gezag binnen de eigen fractie dan ook zienderogen af. Hij wil het kabinet steunen vanuit de Kamer, de rest van de fractie wil een onafhankelijker koers varen. Van Mierlo trekt zijn conclusies en draagt het stokje over aan Jan Terlouw. Maar in plaats van uit de politiek te stappen, blijft hij in de fractie. Voor de nieuwe leider is het ongemakkelijk dat ‘Big Brother’ er nog zit, aanvankelijk zelfs aan het hoofd van de tafel. De verhouding tussen de dromerige, chaotische, weifelende Van Mierlo en de meer praktisch ingestelde natuurkundige Terlouw is sowieso moeizaam.
In de Herenclub, een vriendenclub met markante persoonlijkheden als politicus Marcel van Dam en schrijvers Cees Nooteboom en Harry Mulisch, is Van Mierlo de bemiddelaar. Hij bewondert Mulisch, die beschikt over een grote eigendunk en praat ‘in uitroeptekens’ terwijl hij zelf vooral spreekt ‘in vraagtekens’. Dat Van Mierlo vaak twijfelt en kritisch op zichzelf is, wil overigens niet zeggen dat hij geen groot ego heeft. Hij kan bovendien slecht tegen kritiek. Zijn twijfel leidt tot onzekerheid en dat maakt hem lichtgeraakt. Niet erg, vindt hij zelf, want te veel eelt op de ziel is ook niet goed. Naast zijn vriendschappen komt ook zijn turbulente liefdesleven aan bod. Hij heeft verschillende relaties en affaires en is zelfs als vijftiger nog steeds romantisch op zoek naar onvervuld verlangen. Hij plaatst de vrouw op een voetstuk ‘maar wordt boos als ze de verheven Mariaplek niet waarmaakt’. De opvoeding van zijn kinderen wordt door een van hen gekarakteriseerd als ‘liefdevolle verwaarlozing’.
Paars
Politiek gezien is Van Mierlo’s grootste wapenfeit de totstandkoming van de twee Paarse kabinetten in de jaren 90. Voor het eerst een regering zonder de confessionelen. Smeets reconstrueert in detail hoe Van Mierlo – karakterologisch geen harde machtspoliticus – doorzet en ondanks alle weerstand zijn droom realiseert. Nu D66 in het centrum van de macht zit, ligt bij de verdeling van de ministersposten het kroonjuweel voor het grijpen. Maar tot ieders verbazing laat Van Mierlo Binnenlandse Zaken – hét ministerie om democratische idealen handen en voeten te geven – schieten. Het gaat niet eens naar een D66’er. Hij taxeert dat het slimmer is als hij zijn coalitiepartners verantwoordelijk maakt om staatsrechtelijke hervormingen te realiseren. Zijn biograaf betitelt dit als een ‘wat al te gracieuze verklaring’. Ofwel: een taxatiefout.
Hetzelfde geldt voor Van Mierlo’s keuze om zelf minister van Buitenlandse Zaken te worden. Kwesties als de (mislukte) vredesmissie in Srebrenica en een affaire rond het (niet) oppakken van Desi Bouterse eisen zijn aandacht. Van Mierlo is geen dossiervreter. Hij laat zich bijpraten en komt dan met een ‘minimale voorbereiding en een maximaal charisma’ een heel eind. Maar doordat hij veel in het buitenland is, doen ze in Den Haag zaken zonder hem. Ook zijn rol van partijleider schiet er bij in. En die rol is niet onbelangrijk in een periode waarin D66 een hoge prijs betaalt voor zijn verbindende rol in het kabinet. Van Mierlo haalt er zijn schouders over op. ‘Als je een brug slaat, moet je niet verbaasd zijn dat er over je gelopen wordt.’ Maar de fractie wil dat D66 zich meer profileert. Een tikje chagrijnig draagt hij daarop in 1998 de rol van partijleider over aan Els Borst.
Tijdgeest
Hubert Smeets schetst én analyseert uitvoerig de tijdgeest en maatschappelijke ontwikkelingen van de jaren 60 en 70, waarin D66 opkwam en gedijde, en van de jaren 90 (een tijd van depolitisering) waarin Van Mierlo Paars voor elkaar bokste. In deze uitvoerige analyses valt de naam Van Mierlo bladzijdenlang nauwelijks, maar de auteur maakt er wel op overtuigende wijze mee duidelijk binnen welke context Van Mierlo opereerde en dat de pieken en dalen van D66 en Paars niet uit de lucht kwamen vallen.
Over Van Mierlo’s politieke erfenis oordeelt zijn biograaf betrekkelijk zuinig. Zonder hem waren het kabinet-Den Uyl en de Paarse kabinetten er niet gekomen. Maar een revolutie in democratisering bleef uit. Het lot van Paars noemt Smeets zelfs tragisch:
Paars was de climax van zijn politieke leven. Het tragische lot van Paars was daarom ook tragisch voor Van Mierlo. Hij dacht dat Paars het begin zou zijn van een nieuw tijdperk in de Nederlandse democratie. Paars bleek juist de afsluiting van de oude parlementaire geschiedenis en de opmaat tot een verbitterd populisme dat hem een gruwel was. Wat Den Uyl ooit over zichzelf had gezegd, gold uiteindelijk ook voor Van Mierlo. Zoals Den Uyl met zijn kabinet net iets te laat was geweest, omdat de progressieve stemming midden jaren zeventig al over haar hoogtepunt heen was, zo was Van Mierlo in de jaren negentig niet meer in staat om als drijvende kracht achter Paars de autoritaire tijdgeest te weerstaan.
De ‘manische meningen machine’ van vandaag de dag doet terugverlangen naar het bedachtzame van de oude D66-leider. Een snufje Van Mierlo zou de politiek geen kwaad doen.
Een wonderbaarlijk politicus. Hans van Mierlo 1931-2010
Hubert Smeets
Uitgeverij De Bezige Bij
ISBN 9789403114217
Verschenen in januari 2021
Bestelinformatie
Bestel als hardcover bij bol.com (€ 39,99)Bestel als ebook bij bol.com (€ 13,99)
Koop bij Athenaeum Boekhandel Bestel als hardcover bij Athenaeum Boekhandel (€ 34,99)
Bestel als ebook bij Athenaeum Boekhandel (€ 13,99)
Vraagje: doet deze biografie verslag van het verwateren? opgeven? van de democratisering die D66 voorstond en van hoe Van Mierlo dat zag? misschien wel van de nederlaag van democratisering in NL op nationaal niveau? Kijk, sinds Pechtold van D66 een bedrijf maakte, sinds de partij vóór afschaffing van het raadgevend referendum stemde, sinds de partij zijn 50-jarig bestaan ‘vierde’ (ik dacht: tragisch dat je nog steeds niets hebt bereikt) en sinds de partij voor een btw-verhoging van 6 naar 9% stemde die in een geen enkel programma van de regeringspartijen was voorgesteld, zitten wat mij betreft in D66 alleen nog plucheplakkers.