Zangeres, actrice, danseres, revuester, schrijfster: wat is Josephine Baker eigenlijk niet geweest? Vermoedelijk was ze de eerste superster van de entertainmentwereld. Josephine werd beroemd op (vooral Franse) theaterpodia, maar verwierf ook een sterrenstatus in de filmindustrie. Haar uitstraling, stem, bewegingen en levenslust bezorgden haar overal ter wereld een enorme schare bewonderaars, tot in de hoogste kringen.
Maar Josephine Baker was misschien wel groter dan haarzelf. Ze werd ook bekend als fanatiek dierenliefhebster, meervoudig adoptiemoeder en niet in de laatste plaats als voorvechter van raciale gelijkheid. Bij de Mars op Washington in 1963, toen Martin Luther King zijn fameuze ‘I Have a Dream’ uitsprak, voerde zij ook het woord. Het was een van de vele openlijke uitingen in haar moederland, de VS, tegen de rassendiscriminatie die ze daar letterlijk aan den lijve ondervond. Zoals in 1935 toen ze er vanuit Frankrijk opnieuw voet aan de grond probeerde te krijgen maar keihard aanliep tegen een muur van ongelijkheid.
Vrijwillig Frans
Dat gegeven speelt een bijzondere rol in een ander chapiter van haar leven en loopbaan. Josephine Baker is ‘ondergronds’ actief geweest tegen het Duitse naziregime gedurende de Tweede Wereldoorlog. Dat was al bekend, en er was door diverse betrokkenen ook al eerder over geschreven, maar zelf sprak ze er niet of nauwelijks over. De Britse journalist Damien Lewis is serieus in het materiaal gedoken om het hele verhaal op te tekenen. Dat viel nog niet mee: Josephine was aan de geheime dienst van de in 1940 door Hitler verdreven Franse regering angehaucht (excusez le mot), en gegevens over zulke instituties vind je niet met een simpel aanvraagbriefje bij de balie van een archief. Toch leverde hardnekkig ploegen door archivalia het nodige op, en in samenhang met voornoemde publicaties, kranten en getuigenissen slaagde Lewis erin om deze geschiedenis goeddeels te boek te stellen.
Kort en goed begon die toen Josephine Baker eind 1938 of begin 1939 in haar woonplaats Parijs werd benaderd door de militaire inlichtingendienst Deuxième Bureau, in de persoon van kapitein Jacques Abtey. Het klikte direct tussen hen, en Josephine gaf ter plekke aan zich te willen inzetten tegen de Duitse dreiging en vóór Frankrijk. Voor ze het wist was ze een honorair correspondent – zeg maar een vrijwilliger voor het vaderland. (Noot: ze beschikte toen al over de Franse nationaliteit, en voelde zich mede door het Amerikaanse racisme daadwerkelijk meer Frans dan Amerikaans.) Zo begon een curieuze historie, waarin haar sterrenstatus als dekmantel voor haar geheime rol fungeerde. Want zeg nu zelf, wie zou verwachten dat die wereldberoemde theater- en filmster eigenlijk een spion was? De vraag stellen is hem beantwoorden, en Josephine kon dat zelf ook uitstekend. Door haar status had ze overal contacten tot in de hoogste kringen en werd ze gerespecteerd en met graagte ontvangen of gefêteerd. Haar geheime opdrachtgever spon er garen bij. Nog vóór de Duitse inval in Frankrijk wist ze al waardevolle informatie te achterhalen over de nakende betrokkenheid bij het wereldconflict van Italië en Japan.
Geheim, geheimer en geheimst
Na de Duitse bezetting van Frankrijk vertrok Josephine naar haar ‘buitenhuis’, een kasteel in de Dordogne. Het Deuxième Bureau viel uiteen, waarna Jacques Abtey en zij de opdracht kregen naar Lissabon te gaan. Daarvandaan was de Britse geheime dienst bereikbaar en daarmee de in Londen verblijvende Franse patriottische geledingen onder generaal De Gaulle. De reis naar Lissabon was riskant en spannend, en vervolgens wist ze er met Abtey cruciale documenten aan de Britten toe te spelen.
Uiteindelijk zouden ze in Marokko belanden, waar geheimagenten van alle mogelijke afstamming rondhingen: ‘vrije’ Fransen, pro-Duitse Fransen, Duitsers, Britten, Polen en ja, op den duur ook Amerikanen. Een van Josephines taken daar werd het om de talloze en veelkleurige Marokkaanse bestuurders en machthebbers op de hand van de geallieerden te krijgen. Naarmate de oorlog vorderde wist Winston Churchill de Amerikanen ertoe te bewegen mee te vechten, en de eerste grote manoeuvre zou een invasie in Noord-Afrika zijn – waarvoor de steun vanuit die regio onontbeerlijk was.
Overigens werkte Josephine Baker niet voor het verzet, zoals je uit de tekst op de achterflap zou kunnen afleiden. Mede door haar buitenlandse verblijf had ze niet met de résistance in Frankrijk te maken. Ze werd ‘spion van het verzet’ in de brede betekenis van dat laatste woord.
Het is – uiteraard, ben je gezien het onderwerp geneigd te zeggen – meer dan genoeg voor een fascinerend relaas. Dat zit vol kat- en-muisspelletjes, mistige samenwerking met criminelen en gecompliceerde machtsverhoudingen – ook onderling, want wie was er nu eigenlijk werkelijk te vertrouwen?
Schimmige zaakjes
Over het algemeen heeft Lewis deze complexe wereld-op-zich heel vaardig aaneengesmeed. Hoe Josephine haar eerste exploten, in casu Italië en Japan, aanpakte blijft wat duister. Wat ze heeft gedaan lezen we wel – personen aan het praten krijgen vooral – maar hoe? Later weet hij haar spionagewerk in te kleuren met details zoals briefjes met notities die ze onder haar kleding op haar lichaam verborg en zo naar buiten smokkelde. Het waren activiteiten waarmee ze soms haar rol en reputatie op het spel zette, en in extreme gevallen haar leven. Opvallend genoeg lijkt er toch nergens ontmaskering te hebben gedreigd, al dist Lewis een niets aan duidelijkheid te wensen overlatend nazi-oordeel over haar op. Dat zal vooral met haar huidskleur van doen hebben gehad.
Ondertussen beschrijft hij uitvoerig wat zich hieromheen afspeelde. Dat moet wel bij zo’n onderwerp – de context – maar het is soms wat te zeer uitgesponnen en te gewild gedetailleerd. Halverwege is het boek nog maar bij Kerst 1940. Vermoedelijk was de verleiding van het bronmateriaal de auteur soms te groot. Zo kan hij het ook maar niet laten Ian Fleming, de schepper van James Bond, ten tonele te voeren omdat die een kennis van een betrokkene was.
In de tweede helft van het boek neemt dit nog toe en is Josephine vaak ook uit beeld. Veel van het daadwerkelijke spionage- en speurwerk voltrok zich toen buiten haar om. Ze verbleef ook maandenlang ernstig ziek in een kliniek in Casablanca. Dan wordt dit boek steeds meer een geschiedenis van het schimmige geheimagentenleven an sich, vooral via de persoon van Abtey. De verwikkelingen met tal van (en steeds méér) namen en signaturen zijn soms ook ingewikkeld en verwarrend – zoals het gebruik door de Britten van een Joodse scheepsmaatschappij (Dreyfus!) voor transporten. ‘Een Jóódse?’ sla je je bij lezing hiervan vertwijfeld tegen het hoofd, maar dit is nu eenmaal het relaas van een schimmenstrijd. En uiteindelijk ook van de bovengrondse strijd, als de oorlog met de invasie van Operatie Torch in Casablanca arriveert en een nieuwe fase ingaat.
Uiteraard hoort zo’n veelheid aan gegevens enigszins bij een dergelijke complexe geschiedenis, maar het maakt de lezer soms wat ongeduldig. Gelukkig, is hij op den duur geneigd te zeggen, dat Josephine daar in Casablanca maanden doodziek op bed heeft gelegen. Want hoewel ze toen zelf dus niet actief kon zijn, verzamelden de met haar en Abtey samenwerkende agenten zich als zogenaamd ziekenbezoek in die kliniek. Rond haar bed deelden ze de nieuwste inzichten of gegevens en voerden ze overleg. Net als haar sterrenstatus diende Josephines ziekenhuisverblijf zo als dekmantel voor het werk waarbij ze betrokken was. Het is een van de plotwendingen uit deze geschiedenis die mooier dan fantasie zijn.
De stem van een persoon
In biografisch opzicht blijven dan ook niet die vele spionageverwikkelingen de lezer bij, maar de in schijn zijdelingse activiteiten van Josephine Baker. Daaronder waren haar (soms noodzakelijke, want ja, die dekmantel) optredens op podia en in legerkampen. Een foto van de vermagerde Josephine dansend voor een meute soldaten is veelzeggend. Zonder meer gedenkwaardig is een benefietvoorstelling waarmee Abtey en zij eind 1943 door Noord-Afrika en tot in Libanon reisden. Ze zamelden er geld mee in voor Franse verzetsgroepen, maar de ruige en vreemd genoeg niet beveiligde tocht per jeep door woestijn- en berglandschappen had zomaar tot haar vroegtijdige dood kunnen leiden.
Lewis toont zich dan een beetje té zeer onder de indruk van Josephines inzet. Zo beschrijft hij hoe ze tijdens een luchtaanval in Oran ‘voorover in de modder’ dook, waarna ze even later ‘het stof van haar kleren afklopte’. Dat lijkt wat al te veel op superheldengedrag. Uiteindelijk brengt dit alles hem er wel toe te omschrijven welke ‘rol […] ze in toenemende mate in de oorlog vervulde’. Je moet nooit vergeten wie en wat Josephine Baker als persoon was, en het is de verdienste van Lewis dat hij dat ook niet doet. Hij belicht geregeld haar betrokkenheid bij sociale wantoestanden en raciale kwesties. Aangrijpend is het verdriet na haar terugkeer in de VS in 1935, als ze op hernieuwde discriminatie is gestuit. Het sluit naadloos aan bij haar motivatie om mee te doen met Abtey en het Deuxième Bureau tegen de nazi’s, maar tegelijk vond ze de Amerikaanse omgang met zwarten eigenlijk geen haar beter. Het leidt tot een gedenkwaardige episode rond een optreden in Marrakech, waar ze eiste dat zwarte én witte (Amerikaanse) en Arabische mensen dat gezamenlijk bijwoonden.
Haar toespraak voorafgaand aan Martin Luther Kings ‘I Have a Dream’, ver na de oorlog, maakte deze cirkel rond. Ze was hier nooit mee klaar en bleef haar stem ertegen verheffen. Josephine Baker was veel meer dan een entertainer met een boodschap. Het verhaal van haar oorlogsinspanningen maakt dat in extenso duidelijk en het is een passend eerbetoon dat dit te boek is gesteld.
Agent Josephine. Van Parijse artiest tot onverschrokken spion: de rol van Josephine Baker tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Damien Lewis
De Boekerij
ISBN 9789049206505
Verschenen in februari 2025
Bestelinformatie
Bestel als paperback bij bol.com (€ 27,99)Bestel als e-book bij bol.com (€ 14,99)