Als er iets is dat de biografie Geert van Oorschot, uitgever van Arjen Fortuin heel duidelijk maakt, dan is het wel dat een groot deel van het succes van uitgeverij G.A. van Oorschot is terug te voeren op het vermogen van de oprichter om zijn creatieve talenten aan te wenden voor zijn onderneming. Zoals de biograaf in zijn epiloog schrijft: ‘Bijna al zijn grote successen dankte Van Oorschot aan zijn vermogen om projecten in zijn gedachten steeds groter te laten groeien en vervolgens naar dat grootste idee te handelen.’ Van Oorschot wist er niet alleen zijn vermaarde ‘Russische Bibliotheek’ en een groot aantal verzamelde werken mee op stapel te zetten, maar ook schrijvers als Hermans, Reve, Vasalis en Voskuil voor kortere of langere tijd aan zich te binden.
De in 1909 in Vlissingen geboren Geert van Oorschot volgde de lagere school en de hbs in zijn geboorteplaats. Nadat hij Zeeland op de fiets had verlaten, begon hij zijn werkzame leven als havenarbeider in Rotterdam. Daarbij was hij jarenlang actief lid van de Jeugdbond voor Onthouding. Het was met name de politiek aan de linkerkant van het spectrum die hem in die jaren bezighield. Via de SDAP sloot hij zich aan bij de Onafhankelijke Socialistische Partij, waar Jacques de Kadt zijn grote inspirator was. Ook de poëzie die hij in die jaren schreef was daarvan doordrenkt. Met zijn socialistische verzen debuteerde hij bij het schrijverscollectief Links Richten. Later volgden verzen in zijn bundels De turfgravers (1930) en Gevangenis (1932). Die laatste bundel bevat de poëzie die voortkwam uit de periode dat hij als dienstweigeraar gedwongen was door te brengen in de Scheveningse strafgevangenis. De jonge Geert wilde heel graag dichter worden. Zo zeer dat hij thuis in Vlissingen verwachtte dat alles om hem en zijn poëzie draaide. Terwijl zijn moeder kousen zat te stoppen, luisterde zij met Geerts zus naar het voorlezen van zijn gedichten. Als zij haar naald liet vallen, sloeg de jonge dichter zijn notitieboek met een harde klap dicht en zei gepikeerd: ‘Voor mijn werk is geen interesse.’ Gaandeweg werd het Van Oorschot echter duidelijk dat hij als dichter niet in de wieg was gelegd. Het leek hem dan ook beter om schrijvers en dichters aan de man te brengen die hij zelf bewonderde, zoals Elsschot, Multatuli en Couperus en schrijvers van Forum. Zo begon de colportageboekhandel waaruit Van Oorschot zijn latere fonds opbouwde. Toen Van Oorschot een jaar of dertig was veranderde hij ‘van een zoekende jongeman die steeds weer zijn hoofd stootte’ in een vader met twee kinderen, ‘een man met verantwoordelijkheden’. Zoals de jonge uitgever aan een vriend schreef: ‘ik ben geworden, die ik was.’ Via gerespecteerde voorgangers als A.A.M. Stols en Emanuel Querido leerde Van Oorschot het uitgeefvak kennen. Het grootste deel van de oorlogsjaren was hij in het bedrijf van Querido directeur. Direct na de bevrijding vestigde hij zich aan de Amsterdamse Herengracht als zelfstandig uitgever.
Onverteerbaar
Het personenregister van een biografie geeft als het goed is weer wie een rol van betekenis hebben gespeeld in het leven en werk van de hoofdpersoon. Bij Geert van Oorschot zijn dat overduidelijk zijn ‘literaire zonen’ W.F. Hermans en Gerard Reve, maar ook vrienden in goede en slechte tijden als de dichteres Vasalis (die ook door Van Oorschot werd uitgegeven), publicist en politicus Jacques de Kadt en de Vlaamse publicist Clem Bittremieux. Bijzonder veel creativiteit heeft Van Oorschot moeten aanwenden om, toen bijna niemand ze nog kende, Hermans en Reve binnenboord te halen. Wat de financiële kant van het boekenvak betreft zou hij ze door de jaren heen zoveel mogelijk op afstand proberen te houden. Voor Hermans bleef het onverteerbaar dat Van Oorschot hem in verschillende kwesties alleen tegemoet wilde komen op basis van grootmoedigheid en voorbij ging aan de letter van het contract. Als een uitgever zo nodig vriendschappelijk met zijn auteurs wilde omgaan, vond Hermans, dan moest hij het zakelijk allemaal wat beter vastleggen. De auteur van wie onder andere De tranen de acacia’s (1949) en De donkere kamer van Damokles (1958) door Van Oorschot werd uitgebracht zou een rechtszaak tegen zijn uitgever aanspannen en hem voor het voetlicht brengen in het satirische toneelstuk Uitgever Oorwurm.
Een vergelijkbare houding van Van Oorschot leverde niet alleen talloze kwesties, confrontaties, juridische geschillen en opgezegde vriendschappen op, maar vooral een onafzienbare hoeveelheid spannende correspondentie. Van Oorschots leven en werk bestond uit een aaneenrijging van vriendschappen, liefdes, teleurstellingen en conflicten. Vrijwel al die ontmoetingen, ontwikkelingen en gebeurtenissen werden zeer intens beleefd. Relaties eindigden vrijwel altijd in ruzie en vijandschap, zoals ook het geval was met zijn favoriete vormgever Helmut Salden. Het is maar een van de vele voorbeelden. In de correspondentie met auteurs of medewerkers die zich tekortgedaan voelden wist Van Oorschot ‘retorische vriendschapsbetuigingen met zakelijk kwesties te vermengen’. De analyse van Fortuin is helder: cijfers gingen heel vaak schuil achter ‘een eindeloze reeks morele observaties […] Hij presenteert de uitgave van het boek als een bij-effect van de vriendschap’. Tegelijk greep hij de kwestie aan om duidelijk te maken dat de uitgeverij een van de weinige illusies was die hem in het leven staande hield.
Groot hart
Onenigheid en ruzie gold evenzeer voor Van Oorschots verhouding tot zijn eerste vrouw Jantina Smit en de twee zoons die uit dat huwelijk voortkwamen. Maar ook de omgang met zijn tweede vrouw Hillie Munneke kenmerkte zich vooral en bij voortduring als een ‘vechthuwelijk’, met als bijkomend drama de zelfmoord van hun 19-jarige zoon Guido. Ook de verstandhouding tussen hem en zijn ouders had al vroeg averij opgelopen. Het contact tussen Geert en zijn jongste zoon Wouter, die uiteindelijk zijn opvolger in de uitgeverij zou worden, verliep zacht gezegd evenmin soepel.
Zo groot als zijn successen als uitgever waren, zo diep konden bepaalde momenten in zijn leven ook zijn. Fortuin zet Geert van Oorschot neer als een man met een groot hart en een nog robuuster ego. Iemand met uitgesproken voorkeuren, waarin hij geen tegenspraak duldde. De kwaliteit van het fonds van Uitgeverij G.A. van Oorschot is, naast ‘Russen’ als Poesjkin, Gogol, Dostojevski, Toergenjev, Tolstoj en Tsjechov, vooral zichtbaar geworden in de poëzievoorkeur van de uitgever, met behalve Vasalis namen als Judith Herzberg, Jan Emmens, Hans Lodeizen, Jan Hanlo en Rutger Kopland. Daarnaast groeide de reputatie van de uitgeverij verder door de verzamelde werken in dundruk van onder anderen Couperus, Multatuli, Ter Braak en Du Perron. Direct na lezing van het manuscript van J.J. Voskuils Bij nader inzien (1963), belde Van Oorschot de schrijver midden in de nacht uit bed om hem toe te schreeuwen dat hij zijn boek zou uitgeven, ook al had zijn accountant hem dat afgeraden.
Bijzonder is Van Oorschots contact en omgang met vrouwen. Volgens dichteres Hanny Michaelis ging haar uitgever ervan uit dat al ‘zijn’ vrouwelijke auteurs met hem het bed wilden delen, ‘maar alleen Elisabeth Eybers dacht dat het ook echt moest’. De hartstocht kwam echter louter van de zijde van deze Zuid-Afrikaanse dichteres. Toen het erop aankwam, werd Van Oorschot afgeschrikt door de ontstane verhouding.
Invalshoek
De Dordtse dichter C. Buddingh’ stond als schrijver twee keer op het punt radicaal met schrijven te stoppen. Dat was na de beruchte aanval in 1978 op zijn werk door W.F. Hermans, maar ook een jaar of acht daarvoor al, na een schriftelijke aanvaring als Tirade-medewerker met Geert van Oorschot. In beide gevallen was het ‘slachtoffer’ diep aangeslagen. Ik heb deze gebeurtenissen dan ook breed uitgemeten in Buddingh’s biografie Dichter bij Dordt (2015). Het toeval wil dat in datzelfde jaar ook de biografieën van Hermans (deel 2) en Van Oorschot verschenen. Vrijwel altijd sla ik allereerst het personenregister van een biografie op. Zowel Willem Otterspeer als Arjen Fortuin laten de controverse tussen hun held en Buddingh’ ongenoemd. Daarmee is duidelijk dat elke biograaf zijn eigen invalshoek op de gebeurtenissen heeft. Waar de confrontatie tussen personen voor de ene biograaf het scharnierpunt in het leven vormt, is het voor de ander minder dan een voetnoot waard. Voor een deel is dat te begrijpen. Maar het is ook opmerkelijk. Bij zowel Hermans als Van Oorschot kan in elk geval worden vastgesteld dat beiden niet op een kwestie meer of minder keken. Het zal mij evenmin verbazen als hetzelfde geconstateerd kan worden als ik over een poosje de biografie van Boudewijn Büch ernaast leg.
Verkoop
Van Oorschots gehaaidheid als uitgever komt in Fortuins boek in talloze, prachtig verwoorde anekdotes aan de orde. Zijn even beroemde als beruchte verkoopmethoden werden ooit op film vastgelegd. Bij binnenkomst van een boekhandel vraagt Van Oorschot aan de boekhandelaar:
‘En, verkoop je een beetje?’ Als de bestellijsten eenmaal op tafel liggen voltrekt zich een kleine metamorfose. De stem van Van Oorschot wordt zachter en titel voor titel probeert hij allervriendelijkst, op het zoetsappige af, de bestelling te vergroten. ‘Een tweetje maar? Dacht u niet dat er iets meer in Emants zou zitten?’ Het tempo blijft intussen ontstellend hoog. En nadat de boekhandelaar drie exemplaren heeft besteld: ’Nou, dat is toch vijftig procent meer.’
Volgens de uitgever kochten boekhandelaren altijd veel meer dan ze kwijt konden. En daarvan nam hij nooit iets terug, zo wilde hij althans graag doen geloven.
Sinds 1957 verschijnt bij Van Oorschot het literaire tijdschrift Tirade, dat de voortzetting was van een eerder blad: Libertinage. Zo lang Van Oorschot er zijn invloed op kon uitoefenen, bood het een podium aan een groot aantal gevestigde en debuterende dichters, schrijvers en essayisten als Albert Alberts, Hermans de Coninck, Jeroen Brouwers, Jan Wolkers, C. Buddingh’ en Fritzi Harmsen van Beek. Van Oorschot speelde met zijn (mede)redacteuren naar gelang het uitkwam.
Naast uitgever was Van Oorschot ook auteur in zijn eigen fonds. Onder het pseudoniem R.J. Peskens publiceerde hij in 1976 Mijn tante Coleta, de roman over een 15-jarige jongen die zijn hart verliest aan zijn mooie, verleidelijke tante. Evenals de verhalenbundel Twee vorstinnen en een vorst (1975) werd het een groot succes. Van Oorschot kon in beide boeken het vaak uitvergrote verhaal van zijn jeugd in Vlissingen kwijt.
Brieven
Vele duizenden brieven heeft Geert van Oorschot geschreven en ontvangen. In de laatste dagen van zijn leven besloot hij een deel daarvan, met name de brieven van mensen met wie hij veel en intiem had gecorrespondeerd, waaronder Vasalis, weer te retourneren aan de afzender. Hoewel de uitgever op het laatst ‘helder en proper’ zijn zaken wilde regelen, hij minder wilde achterlaten en veel spullen bij het vuil zette, is het archief van Van Oorschot voor het grootste deel in het Letterkundig Museum beland. Zo zijn de brieven van en aan Hermans al eens te boek gesteld en ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de uitgeverij in 1995 verscheen Brieven van een uitgever. Ondanks dat dit boek slechts een heel klein deel van Van Oorschots brieven bevat, is duidelijk dat ‘Lieve Geert’ – juist in die combinatie van creativiteit en zakelijke vermogens – een bijzonder talent voor het genre had. Uit eigen ervaring weet ik hoe waardevol brieven voor een biograaf kunnen zijn. Het is dan ook met bijzondere interesse dat ik tijdens het lezen van Geert van Oorschot, uitgever het notenapparaat bij de hand hield. Wat mij betreft was ervoor gekozen (zoals eerder in de biografieën van Gerard Reve en Vasalis) de noten onderaan de bladzijde te plaatsen. Ze brachten mij ook bij de vraag hoe het toekomstige biografen zal vergaan. Op welke bronnen zal de biograaf van bijvoorbeeld Arnon Grunberg of Joost Zwagerman te zijner tijd kunnen terugvallen? Wat is er in de laatste pakweg vijftien jaar nog aan het briefpapier toevertrouwd? Welke vormen van correspondentie zullen onze vluchtige tijd overleven en de intimiteit in de contacten tussen auteurs en uitgevers blootleggen? Wordt de e-mailcorrespondentie binnen uitgeverijen eigenlijk bewaard en zo ja: zullen die ooit ook in het Letterkundig Museum terecht komen? Dat digitale tijdperk is de uitgever Van Oorschot in elk geval bespaard gebleven en Arjen Fortuin heeft zich naast de vele gesprekken kunnen baseren op papieren bronnen. In de archieven lagen maar liefst 16.000 brieven op hem te wachten. Uit al die brieven heeft hij de mooiste citaten kunnen plukken. Het leek er even op dat Fortuins boek niet voor 2030 zou verschijnen. Geert van Oorschots laatste aanmaning aan de abonnees van Tirade werd over zijn graf heen verzonden. In handschrift. De uitgever bleef tenslotte ook schrijver. Zoals Arjen Fortuin in zijn voortreffelijke en meeslepende boek terecht concludeert: ‘het zijn immers niet de zakenmannen van wie het handschrift indruk op ons maakt.’
Geestdriftig
Terwijl zich in zijn uitgeverij een wisseling van de wacht voltrok, vierde Geert van Oorschot in 1985 zijn veertigste verjaardag als uitgever. In een inleiding tijdens het jubileum bleef hij trouw
aan het beeld dat hij van zichzelf geschapen had en nam hij een voorschot op de wijze waarop hij wilde worden herdacht: ‘Natuurlijk was ik voor elk boek dat ik uitgaf geestdriftig. Want een uitgever die dat niet is, kan het uitgeven beter laten en een ander vak kiezen.’ Twee jaar later overleed hij, na ‘een paar vervelende maanden’. Het nieuwe jaar had hij niet meer willen halen. Aan zijn vriendin Vasalis (‘Kiekie’) en haar echtgenoot Jan schreef hij zijn laatste van de duizenden brieven, met dank voor alle warmte en genegenheid: ‘Nu weet ik niets meer.’
Ik durf de stelling aan dat Van Oorschot als uitgever dezelfde kenmerkende geestdrift aan de dag zou hebben gelegd voor de biografie die Arjen Fortuin over hem schreef en waarop hij in november 2015 promoveerde. Levensverhaal en de literatuurgeschiedenis van de tweede helft van de twintigste eeuw werden ermee tot een twee-eenheid gebracht.
Lange tijd heb ik gedacht dat mijn eigen biografie over C. Buddingh’ ‘Liefde, vriendschap, poëzie’ moest gaan heten. Mijn uitgever had echter een beter idee. Toch zou een dergelijke titel niet hebben misstaan op de biografie over de uitgever Geert van Oorschot. Hoe verschillend ook geleefd, blijken levens uiteindelijk even verschillend als verwant.
Geert van Oorschot, uitgever
Arjen Fortuin
Uitgeverij Van Oorschot
ISBN 9789028261150
Verschenen in november 2015
Bestelinformatie
Koop bij Athenaeum Boekhandel
Bestel hier als paperback bij Athenaeum Boekhandel (€ 29,99)
Bestel hier als hardcover bij Athenaeum Boekhandel (€ 45,00)
Bestel hier als hardcover bij bol.com (€ 45,00)
Bestel hier als paperback bij bol.com (€ 29,99)
[…] een andere uitgever nodig heeft. De fascinatie voor het literaire blad Tirade brengt hem bij Geert van Oorschot. Bij diens uitgeverij verschijnt Hermans tweede bundel, maar zonder het gewenste effect. De […]