Geert Mak en de levens van Jan Six

De Sixen kwamen uit St. Omer, toentertijd een knooppunt in de handelsroute Venetië-Antwerpen en een centrum van de lakenhandel. Vanwege zijn protestantse geloofsovertuiging vluchtte Charles Six in 1586 met zijn gezin naar het noorden. Hij kwam in Amsterdam terecht, aan de Nieuwezijds Achterburgwal. Daar bouwde de gewiekste zakenman een nieuw bestaan op. Hij was lakenverver, een lucratief beroep. Kleur was sjiek, en kostbaar. Kleur onderscheidde je van het grauw, dat in vaalwit of bruin gekleed ging, het natuurlijke coloriet van de stoffen die gedragen werden. Kleinzoon Jan Six liet zich in 1654 door Rembrandt portretteren, met een felrode cape om zijn rechterschouder. Het is een van de beroemdste portretten van Rembrandt.

Geert Mak schreef een familiegeschiedenis rond Jan Six. Van Jan Six de Eerste tot Jan Six de Elfde wel te verstaan. Vandaar de titel. De levens van Jan Six. Een familiegeschiedenis. Aan de hand van de Amsterdamse patriciërsfamilie gidst Mak ons door vier eeuwen vaderlandse historie.

Jan Six: Mercator sapiens

De meeste aandacht gaat uit naar Jan Six I, op 14 januari 1618 geboren aan de Nieuwezijds Voorburgwal. Hij was meteen een halfwees, want zijn vader overleed twee maanden voor zijn geboorte. Jan groeide op in de Blauwe Arent aan de Kloverniersburgwal, “ruw en chic tegelijk”. Aan de overkant van de gracht lag de verversbuurt van Amsterdam: de Raamgracht, Staalstraat, Verversstraat en Groenburgwal. De Zuiderkerk, volledig ingericht voor de calvinistische eredienst, was het stralende middelpunt van de buurt.

Weduwe Anna Wijmer stond garant voor een passende opvoeding. Jan ging naar de universiteit in Leiden en ondernam rond zijn 23ste een grand tour in Italië. Hij was een “mercator sapiens”, de erudiete koopman die zich niet van de wijs liet brengen door de grilligheid van het bestaan. In zijn lijfboek Il libro del cortegiano van Baldassarre Castiglione, vertaald als De volmaekte hoveling, werd die levenshouding samengevat met het begrip sprezzatura – nonchalance, van de gespeelde soort. Laat aardse beslommeringen van je afglijden en handel zo alsof het lijkt dat het je geen moeite kost.

Vondel en Rembrandt waren zijn vrienden. Jan bevond zich in een gezelschap van vrijzinnige geesten dat niets moest hebben van de preciezen in de leer. “De Gereformeerden maken God hoogst, de mens laagst,” noteerde Six. Gereformeerden waren gedeformeerden, lidmaten likmaten.  “Hij had duidelijk een zwak voor degenen die afweken van het normale pad, was geïnteresseerd in hun opvattingen, zocht mee naar nieuwe vormen en ideeën.”  Diezelfde Six omarmde na zijn huwelijk met Margaretha Tulp moeiteloos de bekrompen levensopvattingen van zijn schoonvader. Nicolaes Tulp, de onderwijzer op De anatomische les van Rembrandt, was een gomarist van de zuiverste soort, iemand die heilig geloofde dat de mens wikt, maar god beschikt.  “Door ons bidden verandert God ’t geen Hij zich voorgenomen heeft nooit (dan was God de mensengelijk)”, bauwde Six de predestinatieleer van zijn schoonvader na. Veroorzaakten zijn nieuwe geloofsopvattingen de verwijdering met Rembrandt die ongetwijfeld na 1655 heeft plaatsgevonden?  Of gaf daarin het faillissement van Rembrandt – een onvergeeflijke schande in de “vertrouwenssamenleving” van de Gouden Eeuw – de doorslag? In ieder geval bleef de vriendschap tussen Vondel en Six wel intact.

De anatomische les van Rembrandt van Rijn (1632)

Nicolaes Tulp bood zijn schoonzoon een kruiwagen naar het stadsbestuur van Amsterdam. Die positie zou door Jan Six II (1668-1750) met een aantal strategische huwelijken worden uitgebouwd. Macht was een kwestie van coterie, je ingraven in een netwerk van dienst en wederdienst. De familie was de hoeksteen van de stedelijke samenleving, reciprociteit het cement dat haar bij elkaar hield.  Trouwen deed je met je verstand, niet met je hart. Jan Six II mat zich een aristocratische levensstijl aan die paste bij de eer van de familie. Het eerste landgoed rond Hillegom  was al in 1642 in de familie gekomen, een cadeautje van Anna Wijmer voor haar zoon, maar in 1722 kocht Six alle rechten die bij de ambachtsheerlijkheid hoorden. Voortaan mocht hij zich “heer van Hillegom” noemen, net als zijn nazaten. Hij legde er waterwegen aan, hief tol, verkocht land aan zijn stadsgenoten voor hun buitenplaatsen en verwierf voor zijn groenten een stapelmarkt aan de Prinsengracht in Amsterdam, “de Hillegommer markt”. Tijdens de wetsverzetting van 1748 moest Six het veld ruimen. Hij was een typische representant van de staatsgezinde factie. Na het herstel van het stadhouderschap in de Republiek was het gedaan met de hegemonie van de familie Six in het stadsbestuur van Amsterdam.

Verzameldrift

Het is Mak, aldus zijn epiloog, om de geschiedenis van de ongelijkheid en ongelijkwaardigheid te doen, iets wat hij “pas achteraf” in de lotgevallen van de Sixen heeft herkend. Adel verplicht, en dat geldt ook voor het patriciërsgeslacht dat pas in 1815 een adellijke titel kreeg toebedeeld. (Die van “jonkheer”, de familie sprak er schande van). “De Sixen waren opgesloten in ijzeren familieverbanden, gebonden aan duizend-en-een verplichtingen,” aldus Mak. Zo nu en dan leidt die noblesse oblige tot schrijnende toestanden, zoals in het geval van Louise (“Louke”) Six, die in 1890 met Frans Blaauw was getrouwd, de zoon van een Amsterdamse reder. Verzamelen zat de Sixen in het bloed. Jan Six I had, zoals een Amsterdamse koopman betaamt, een rariteitenkabinet aangelegd en stouwde zijn woning aan de Amstel vol met een indrukwekkende kunstcollectie. Rembrandt, Anthony van Dijck, Holbein, Frans Hals, Brueghel de Oude, Ferdinand Bol – je kunt het zo gek niet bedenken of Six had het in huis. De volmaekte hoveling was ook een verzamelaar. Louke Blaauw-Six verzamelde dat het lieve lust was: vogelveren, schedeltjes van muizen, kranten, botjes, beenderen en verrot vlees. Een klassiek geval van hoarding. De psychiater die Blaauw in de arm nam, professor Jelgersma, aarzelde geen moment “om een verklaring van krankzinnigheid af te geven”. Mevrouw werd naar een sanatorium in Arnhem afgevoerd, waarna de lieftallige echtgenoot de handen vrij had om het vermogen van zijn eega te verbrassen aan zijn particuliere genoegens: het aanleggen van een dierentuin met kangoeroes, Japanse herten, struisvogels, gnoes, ezels, zebra’s en wilde paarden.

Gemeenplaatsen

Mak is een meeslepend verteller, een stilistisch begaafd chroniqueur, die de lezer in vervoering brengt met zijn “vaderlandse geschiedenis”, daar niet van. Een familiegeschiedenis die zich uitstrekt over ruim acht eeuwen is “spelen met een legpuzzel waarvan de meeste stukjes zoek zijn geraakt,” aldus Geert Mak. Een romanschrijver beschikt over zijn verbeelding om een ontbrekend vergezicht aan te vullen, maar dat mag een chroniqueur zich niet permitteren. Wat doet hij met de blanco plekken? Mak vult die op met historische context, en daarin schuilt de grootste tekortkoming van dit boek. Wie de Nederlandse verlichting na het onderzoek van Van Sas, Grijzenhout en Israël – om er maar een paar te noemen – nog steeds “braver, huiselijker, religieuzer” noemt dan die van de rest van Europa, is blijven steken bij Huizinga en zijn karikaturale beeld van de achttiende eeuw. De zeventiende eeuw is de eeuw van de bravoure, het stoutmoedige denken – de achttiende die van de ingekakte slampampers en pseudo-revolutionairen. De “tweede generatie” van de kooplieden die de grondslag legden voor de Gouden Eeuw, deugde ook niet. Het portret van Gerard Bicker door Bartholomeus van der Helst dient als bewijslast van het volgevreten rijkeluiszoontje dat teert op de zak van zijn koene vader, pelshandelaar Andries Bicker. Gerard Bicker was zegge en schrijve vier jaar jonger dan Jan Six I, die we juist hebben leren kennen als de dynamische grondlegger van de dynastie. Geert Mak vult de blanco plekken van zijn familiegeschiedenis met gemeenplaatsen. Een historicus behoort een gemeenplaats te onderzoeken, ter discussie te stellen en – in het beste geval – te verklaren wat die over onszelf zegt.  Die intentie ontbreekt in dit boek.

De levens van Jan Six
Geert Mak
Atlas Contact
ISBN 9789045031842
Verschenen in september 2016

Bestelinformatie

Koop bij Athenaeum Boekhandel
Bestel hier als paperback bij Athenaeum Boekhandel (€ 24,99)
Bestel hier als hardcover bij Athenaeum Boekhandel (€ 34,99)
Bestel hier als ebook bij Athenaeum Boekhandel (€ 14,99)

Koop bij bol.com

Bestel hier als paperback bij bol.com (€ 24,99)
Bestel hier als ebook bij bol.com (€ 14,99)

Eric Palmen
Eric Palmen
Eric Palmen is historicus en hoofdredacteur van Biografieportaal. Hij schreef onder andere Kaat Mossel, helleveeg van Rotterdam en Dwaze liefde, een familiegeschiedenis, uitgegeven bij Prometheus. Voor Historisch Nieuwsblad, de Volkskrant,Vrij Nederland, Het Parool en Elsevier Weekblad schreef hij artikelen over de biografie.

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in