Elke tijd heeft zijn eigen helden. Hun namen overleven een generatie of wat. Daarna verdwijnen ze uit het collectieve geheugen. Het is weinigen gegeven het stof van de tijd van zich af te houden. Ik vermoed dat het Johan (officieel Hendrik Johannes) Cruijff gaat lukken. Langs lijnen van een intuïtief ontstane choreografie bewoog hij zich over het voetbalveld. Eerder als ongrijpbare balletdanser dan als voetballer. Tegenspelers verdwaalden in zijn onnavolgbare bewegingen. Onweerstaanbare sierlijkheid gecombineerd met een maximaal rendement. Onder het motto dat hij zelf bedacht: “Nadenken is er niet bij. Dan ben je te laat.”
Ik prijs mij gelukkig. Ik heb hem gezien. Eenmaal zelfs van zeer dichtbij. Bij het verlaten van de studiogebouwen na een zondag uitzending van Langs de Lijn kwam ik hem even na zes uur ‘s avonds tegen in de parkeergarage van de NOS waar hij net zijn bolide had geparkeerd. In Studio Voetbal zou hij die avond als analyticus zijn licht laten schijnen over de toestand in de voetbalwereld. In zijn entourage bevond zich een man of vijf zes. Wat waren dit voor types die koning Voetbal vergezelden? Ik weet het niet, maar het leek sterk op een meegereisde hofhouding.
Eigenlijk herinner ik me liever de eerste kennismaking met hem aan het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw. Als jeugdige Hagenaar zag ik hem op het destijds befaamde ADO-jeugdtoernooi excelleren in het Zuiderpark. Hij zal een jaar of vijftien geweest zijn en werd natuurlijk uitgeroepen tot Beste Speler van het toernooi. ‘Beste’ is zwak uitgedrukt. Het was buitencategorie. Onaards. Niet in woorden te omschrijven.
Auteur Bert Hiddema, ook de biograaf van de Amsterdamse volkszangers Johny Jordaan en André Hazes neemt in de persoon van Johan een derde beroemdheid uit de hoofdstad bij de kop.
Een man wiens naam en faam tot in alle uithoeken van de wereld zou doordringen. Onder de titel: Cruijff! De Jonge Jaren, volgt hij het icoon in wording vanaf diens geboorte in 1947 in Betondorp tot aan zijn vertrek in ruziesfeer bij Ajax in 1973. Het is de definitieve beschrijving van een periode waarover Hiddema eerder publiceerde. Aan het eind van de 20e eeuw verscheen wat nu te beschouwen valt als een voorpublicatie: Cruijff! Van Jopie tot Johan.
Op basis van de feiten, aan de hand van gesprekken met naaste betrokkenen, naar aanleiding van persoonlijke ontmoetingen met zijn hoofdpersoon, construeert Hiddema een levensfase van zijn hoofdpersoon die leest als een vie romancée.
Natuurlijk heeft hij niet in huize Cruijff aan tafel gezeten bij het gezin -vader, moeder, oudere broer Henny en Johan-waar alles om Ajax draaide. Of bij toenmalig Ajax-voorzitter Jaap van Praag meegeluisterd tijdens contractbesprekingen met de kampioenenmaker of in de kleedkamer de wedstrijdbesprekingen gehoord van succescoach Rinus Michels. Maar 350 bladzijden lang lijkt het of Hiddema van alles oorgetuige is geweest. Het is een verrassende vondst die goed past bij het karakter van de hoofdpersoon voor wie zwijgen zilver was en spreken goud. En bewegen trouwens ook. Het maakt deze biografie wel zo spannend.
Eigen mening
Reeds als jong ventje deinsde ‘Jopie’ (zoals zijn vader hem noemde) of ‘Jo’ (moeder Nel) er niet voor terug anderen, jong en oud, binnen en buiten de lijnen van het voetbalveld, zonder vrees voor hun vermeende autoriteit, deelgenoot te maken van zijn waarheden. Hij leest ze de les, corrigeert, geeft aanwijzingen voor verbeteringen. Een attitude die hem een leven lang zou vergezellen en geregeld in conflict bracht met zijn opponenten.
In familiekring kunnen de Jordanese omes en tantes nog wel lachen om zijn gevraagde en ongevraagde inbreng in de voetbaldiscussies en ook bij Ajax waar hij af en toe buiten mededinging een balletje trapt vergeven de grote jongens hem zijn eindeloze reeks op- en aanmerkingen. Zijn talent dat herkend wordt geeft hem het voordeel van de twijfel. Maar op zijn School met den Bijbel, waar hij niet van houdt, krijgt hij serieuze problemen. Hoe kan het dat de meester zijn ogen opent tijdens het bidden. “Mag je je ogen openhouden onder het bidden?” vraagt hij. “Nee”, zegt de meester. “U deed uw ogen anders wel open,” zegt Jopie. “Dan hield jij je ogen ook open,” zegt de meester triomfantelijk. Cruijff: “Maar ik mag het! Ik ga op zondag nooit naar de kerk!”
Deze dialoogjes waarbij hij altijd het eerste en het laatste woord had, voerde hij bij voortduring.
Twee momenten in de vroege jaren zijn bepalend voor het leven dat voor hem ligt.
Op zijn tiende verjaardag, op 25 april 1957, krijgt hij het grootste cadeau dat hij zich maar wensen kon. Vader Manus leest een brief voor van het Ajax-bestuur waarin staat dat zijn zoon is aangenomen als lid van de vereniging. Hiddema schrijft: “Jopie zal deze twee woorden z’n leven lang niet meer vergeten.” Hij voelt zich, terecht, uitverkoren, want velen kloppen bij de club aan en slechts weinigen lukt het om binnen te komen. Wie belangstelling heeft kan zich pas op 12-jarige leeftijd aanmelden en moet proefspelen. Jopie, die geregeld met oudere vriendjes illegaal een balletje trapt bij Ajax, is dan al lang gescout. Zijn talent is niet onopgemerkt gebleven. Proefspelen hoeft echt niet.
Vader Manus is het niet gegeven de gloriejaren van zijn zoon mee te beleven. Geheel onverwacht overlijdt hij twee jaar later aan een hartaanval. Johan is ontroostbaar. Van tijd tot tijd gaat Jopie naar de begraafplaats om zijn vader op de hoogte te stellen van de vorderingen die hij maakt op het voetbalveld.
Moeder Nel volgde haar zoon uiteraard op de voet, maar was vooral bezorgd over het fysieke welzijn van haar frêle, om niet te zeggen magere, zoon. Ze vreesde de dag dat een gefrustreerde houthakker haar jongen definitief buiten de lijnen zou schoppen.
Voor wie het tijdperk Cruijff heeft meegemaakt is het boek van Hiddema een feest van herkenning. Her en der roept het een heerlijk ah-effect op. Vergeten namen keren terug op het toneel. Ik krijg het decor terug van een eigen jeugd. Zat ik verdorie zelf type-examen te doen, terwijl Ajax zich in Parijs via een derde wedstrijd tegen Benfica een weg baande naar de top van Europa. En daar is die dekselse verdediger Karl Dobias van Spartak die, weet je nog wel oudje, de Amsterdammers bijna om zeep hielp in Trnava. Om van de beroemde 5-1-wedstrijd tegen het grote Liverpool nog maar te zwijgen. De wedstrijd was op tv, maar door de dichte mist die boven het stadion hing, viel er niks te zien. Desondanks is er op het schoolplein nog lang over nagepraat.
Wedstrijden op nationaal en internationaal niveau die er toe deden keren terug in het geheugen, net zoals vergeten ruzies over rode kaarten, schoenmerken en de vele kwesties rondom Oranje. Het boek is ook een lesje vaderlandse voetbalgeschiedenis. Het toont de weg die het betaald voetbal in ons land heeft afgelegd na de invoering ervan in 1954.
Betaald voetbal
Al lezend realiseerde ik me dat Cruijff met zijn immense talent en op het oog lastige gedrag een zegen is geweest voor de ontwikkeling van het betaald voetbal. Hij debuteerde in het eerste van Ajax op 15 november 1964 in Groningen tegen GVAV. Hiddema schrijft: “De noorderlingen voelen zich vernederd en zijn tot het uiterste getergd, omdat die kapsoneslijers uit Amsterdam een of andere junior hebben meegenomen(….) en worden bevangen door de slappe lach als ‘die junior’ international Nuninga aanwijzingen begint te geven die -eerlijk is eerlijk- wel van het nodige spelinzicht getuigen.”
Het betaald voetbal staat bij Cruijff’s entree nog in de kinderschoenen (van Adidas of Puma, maar toch). De meeste voetballers zijn semi-professionals. Een topverdediger als Rinus Israel is overdag stratenmaker. Cruijff breekt die wereld af en bevecht uiteindelijk -terzijde gestaan door zijn uiterst zakelijke schoonvader Cor Coster- voor zichzelf en zijn collega’s de rechten die hen toekomen.
Het gezag van de regenteske bestuurders van de clubs, die voor de spelers bepaalden wat goed en genoeg was, werd uitgehold en verdween. Vandaag de dag leeft de voetbalwereld aan de andere kant van het spectrum. De bedrijfstak is verworden tot een onmatige geldmachine. Mij lijkt het niet de vraag of die zeepbel uiteenspat, maar wanneer….
Onder aanvoering van Cruijff werd Ajax zes keer in acht jaar landskampioen en won het elftal driemaal achter elkaar de Europacup-1. Nederland beleefde in die tijd zijn rijkste sportjaren op voetbalgebied. Maar bij Ajax brak de pleuris uit. Trainer Kovacs zei het zo: “Bij Ajax gunnen ze Cruijff het succes niet.” Hiddema beschrijft nauwkeurig wat er gebeurde achter de schermen van dit glorierijke elftal. De indruk overheerst dat Cruijff met echtgenote Danny en kinderen door medespelers en fans is weggejaagd uit de Meer. Was dat erg? Achteraf bezien niet. Voor Cruijff lagen nog prachtige jaren in het verschiet als salvador van Barcelona. Hij kon er verder boetseren aan de eeuwige roem die zijn deel zou worden. Wat is het jammer dat het hem niet gegeven is daar nog vele jaren op te mogen terugkijken.
Cruijff! De jonge jaren
Bert Hiddema
Xander Uitgevers BV
ISBN: 9789401606882
Verschenen in januari 2017