Wanneer een miezerige regen overging in een flinke bui, werd bij ons thuis altijd gezegd: ‘Het houdt op met zachtjes regenen’. Nooit geweten dat het hier om de titel ging van een in 1976 verschenen bundel van C. Buddingh’, de dichter van de blauwbilgorgel, een vers dat we als scholieren allemaal lazen. ‘Het houdt op met zachtjes regenen’ is ook de titel van het vierde en laatste van de delen van de biografie van C. (Kees) Buddingh’ (1918-1985). Het beslaat de jaren 1976-1985. Het is begrijpelijk dat Wim Huijser, Buddingh’s biograaf, juist voor deze titel heeft gekozen. De periode na Het houdt op met zachtjes regenen heeft in het leven van Buddingh’ veel teweeg gebracht. De bundel wordt goed verkocht en veel gerecenseerd. De dichter wordt naar aanleiding van de publicatie ervan een ‘minor poet’ genoemd, ‘iemand die ook in poëzie gewoon wilde praten’. Bernlef concludeert in zijn bespreking dat met de bundel een nieuwe dimensie aan Buddingh’s dichterschap is toegevoegd: ‘De dood gaat als een gek in hem tekeer’. Dat duidt vooral op het gedicht ‘In memoriam Beertje van M.’ over het overlijden van een medepatient in het sanatorium waar Buddingh’ vanaf 1942 vijftien maanden doorbrengt en waar hij in 1947 opnieuw wordt opgenomen. Zijn sanatoriumperiodes zijn tot dan toe vooral bekend geworden omdat hij in het sanatorium zijn eerste gorgelrijmen schreef. Naar aanleiding van Het houdt op met zachtjes regenen wordt Buddingh’ uitgenodigd voor een radioprogramma over zijn tijd in het sanatorium en spreekt hij er voor het eerst openlijk over. De recensie van de bundel door Boudewijn Büch in Hollands Diep is een catastrofale slag voor de dichter. Büch laat niets heel van zijn poëzie. ‘De verzen zouden ‘ledig’ zijn, zich nauwelijks onderscheiden van slecht proza en niet meer zijn dan ‘literaire diarree’.’ Met name dat de met hem bevriende redacteuren K. Schippers en Hans Sleutelaar de recensie hebben willen plaatsen, treft hem diep. Uiteindelijk krijgt hij voor Het houdt op met zachtjes regenen de Jan Campertprijs.
Nooit hoor ik er helemaal bij
De stormachtige episode rond Het houdt op met zachtjes regenen lijkt het dichterschap van Buddingh’ te tekenen. In 1965 zegt hij naar aanleiding van het feit dat geen gedichten van hem worden opgenomen in het tweede nummer van het zestigerstijdschrift De Nieuwe Stijl: ‘[Soms] mag ik hier of daar meedoen’,/maar nooit hoor ik er helemaal bij’. Hoewel hij een tijdgenoot is van de Vijftigers en later door Paul Rodenko een ‘Vijftiger avant la lettre’ wordt genoemd, maakt hij geen deel uit van deze beweging. Het komt er eenvoudig niet van. Zelf zegt hij in een interview: ‘Het was echt een groep, met een gemeenschappelijk ideaal. […] Toen ik hun poëzie leerde kennen […] bestond die groep al helemaal’. En, in reactie op de poëzie van Armando en Vaandrager in de jaren zestig: ‘dat was toch zich afzetten tegen de vader, Freud, de vadermoord. Dat had ik natuurlijk niet, want de Vijftigers waren niet mijn vaders, maar mijn broers en zusters bij wijze van spreken. Ik bewonderde ze, ik schreef over ze, maar ’t was niet mijn poëzie. En zo was het later ook met de Zestigers: ik stond ernaast’.
Persoonlijk leven
Voor zijn persoonlijk leven geldt dat laatste niet. Huijser laat zien dat verreweg het grootste deel van het leven van Buddingh’ zich heeft afgespeeld in Dordrecht. Hij groeit er op in een harmonieus gezin. ‘Bij ons thuis werd er geen ruzie gemaakt:/je leefde er in een sfeer van harmonie,/begrip, respect, vertedering voor elkaar./Je zat vaak op, maar ging nooit over ‘n knie’ Hij trouwt in 1950 met Stientje van Vuren die hij al sinds 1941 kent. Ze krijgen twee zoons en blijven tot Buddingh’s dood in 1985 samen, hoewel de laatste jaren door depressies en drankgebruik niet gemakkelijk zijn geweest. Zowel Stientje als zijn kinderen figureren met regelmaat in zijn gedichten, zoals in het prachtige gedicht Soms, ‘s avonds. ‘Soms, ’s avonds, staat mijn vader in de kamer. /Vreemd oud geworden, haast vel over been/ ‘Slapen ze, Stientje en de jongens?’ Ja, hoor.’/ (Zij mogen hem niet zien.) Hij zucht te vree. […]/Het tuinhek piept. Ik luister naar zijn stappen,/die vederlichte, bulderende stappen/van iemand die terug moet in de dood.
Daarbij is Buddingh’een enthousiast voetballer bij DFC (Dordrechtsche Football Club). Op een voetbalreünie memoreert één van zijn teamgenoten hoe zijn leraar Nederlands op het gymnasium de naam van Buddingh’ noemde waarop de teamgenoot vertelde dat hij samen met Buddingh’ voetbalde. Dat inspireert Buddingh’ tot een gedicht met de regels: ‘buddingh’’ […], ‘die ken ik wel:/die zit altijd elke zondag/bij ons op dfc.’/waarop de leraar sprak: ‘jongen, ga jij de klas maar uit!’
Precies die huiselijkheid komt Buddingh’ op kritiek te staan als in de jaren tachtig zijn dagboekverslagen verschijnen. Rob Vooren noemt hem in dit licht ‘primair een burgertrut, een zeurende Cats, humorloos, zelfvoldaan en knus’. W.F. Hermans sabelt zijn werk in een recensie onder de kop ‘Bijzonder aardig; prima, prima’ in NRC Handelsblad ongenadig neer.
Optreden
Buddingh’ heeft met regelmaat moeite het hoofd boven water te houden. Hij voorziet op verschillende manieren in zijn levensonderhoud, onder andere als vertaler en docent. Hij beoefent allerlei literaire vormen, van essayist en bloemlezer tot en met detectiveschrijver. In de jaren zeventig maakt hij ‘kastjes’, kleine kijkdozen. Ook zijn gebrek aan focus leidt tot kritiek, waarna hij zich afvraagt waarom schilders wel verschillende ‘perioden’ mogen kennen in hun werk, terwijl dat voor dichters kennelijk not done is. Zeker is dat hij met zijn nonsenspoëzie –zijn dertig gorgelrijmen krijgen veertig jaar na dato in ‘een uitbarsting van poëzie’ een enthousiast vervolg- en het voordragen daarvan op manifestaties als poëzie in Carré (1966), Poetry International en in radio- en televisieprogramma’s de grootste bekendheid heeft gekregen. Eén van zijn recensenten (K.L. Poll) valt het op dat ‘de stem van Buddingh’ zo goed aansloot bij de toon van zijn poëzie. Het ‘monotone, neushoornen geluid’ bracht volgens hem de stemming over van ‘draaglijke treurigheid’ en van een huiselijkheid die niets bedompts had.’
Een handboek literatuurgeschiedenis
In één van de recensies van Buddingh’s biografie wordt gezegd dat die leest als een roman. Evengoed kan worden gezegd dat het boek van Wim Huijser leest als een handboek literatuurgeschiedenis. Misschien juist omdat Buddingh’ overal en nergens bijhoorde, komen we in het personenregister zo ongeveer iedereen tegen die er in de literatuur van de Tweede Wereldoorlog tot de jaren tachtig toe deed; ook talloze personen uit de kunst- en mediawereld figureren erin. Buddingh’s stadsgenote Top Naeff brengt het gezin Buddingh’ tijdens de oorlog pakjes boter, zodat de aan tbc lijdende Kees zou aansterken, Hella Haasse gaat op kraambezoek bij de geboorte van oudste zoon Sacha en een jonge Matthijs van Nieuwkerk komt Buddingh’ interviewen.
De biografie laat de lezer wat melancholisch achter. De biograaf eindigt zijn boek met een opmerking die Rob Schouten maakt in zijn necrologie voor Buddingh’. Hij noemt het opmerkelijk dat Buddingh’ buiten de Jan Campertprijs, nooit literaire prijzen heeft gekregen. ‘De Nederlandse letterkunde mocht het zich aanrekenen dit niet naar behoren te hebben gezien: Het lijkt of hij er steeds net naast zat, terwijl hij er in feite voortdurend bij was.’ Dit slot typeert het boek. Het is alsof een dromerigheid Buddingh’s leven kenmerkte. Alsof de dingen zich toevallig voltrokken. In het begin van zijn biografie vertelt Huijser hoe de dichter in de Tweede Wereldoorlog toetrad tot het letterengilde van de Kultuurkamer waarvan hij lid wordt op aanraden van een vriend, die zichzelf uiteindelijk niet aanmeldt. Ook zijn onverwachte dood past in dit beeld. Nico Scheepmaker schrijft na zijn overlijden: ‘Cees Buddingh’ is dood! Dat kan nooit de bedoeling zijn geweest’. Het is een grote verdienste van Wim Huijser dat hij in een uitstekend gedocumenteerde biografie naast de successen juist deze ongemakkelijheid in het leven en dichterschap van C. (Kees) Buddingh’ zo goed heeft weten te portretteren.
Dichter bij Dordt. Biografie van Cees Buddingh´
Wim Huijser
Nijgh & Van Ditmar
ISBN 9789038899930
Verschenen in mei 2015
Bestelinformatie
Bestel hier als hardcover bij Athenaeum Boekhandel (€ 34,99)
Bestel hier als ebook bij Athenaeum Boekhandel (€ 19,99)
Bestel hier als hardcover bij bol.com (€ 34,99)
Bestel hier als E-Book bij bol.com (€ 19,99)