‘Plotseling wist ik: ik ben niet onaantastbaar meer. Weg invloed, macht, dagelijks werk.’
De pers had lucht gekregen dat Piet Kuiper (1919-2002), een van de boegbeelden van de psychiatrie en psychoanalyse in Nederland, vanwege een zware depressie opgenomen was geweest in een kliniek en daarover een boek wilde schrijven. Hoewel Kuiper de journalist die hem daarover interviewde nog geen toestemming had gegeven, ging weekblad De Tijd in maart 1988 toch reeds tot publicatie over. Pas eind dat jaar zou Ver heen verschijnen, een boek dat mede door een optreden van Kuiper in het fameuze VPRO-boekenprogramma van Adriaan van Dis al snel uitgroeide tot een absolute bestseller.
Ver heen was een openhartig en gedurfd boek. In die jaren tachtig van de vorige eeuw was het immers bepaald nog niet vanzelfsprekend dat je publiekelijk uitkwam voor je psychische kwetsbaarheden, al helemaal niet als representant van een beroepsgroep die juist geacht werd anderen met hun mentale sores te helpen. Maar Kuiper wilde met zijn persoonlijke relaas anderen, die net als hij het duivelse karakter van depressies ervoeren, steun en troost bieden. Zo scherp of absoluut ís de grenslijn tussen psychiater, psychotherapeut of psycholoog aan de ene en patiënt (of cliënt) aan de andere kant niet te trekken; ook zorgverleners kennen wanhoop.
Onderdrukte homoseksualiteit
Over de ware oorzaken van zijn depressie was Kuiper evenwel aanzienlijk minder open dan hij deed voorkomen. Dat blijkt uit de meeslepende en goed geschreven biografie Strijd om de ziel van Koen Hilberdink. Kuiper worstelde zelf zijn leven lang met het gereformeerde geloof en vooral met zijn onderdrukte homoseksualiteit waarvan hij zich op het Baarns lyceum langzaam bewust was geworden. Dat onthult de biograaf mede op diens dagboeken die hij in zijn persoonlijke archief aantrof.
Hilberdink wilde geen intellectuele biografie schrijven. Kuipers wetenschappelijke nalatenschap komt weliswaar aan de orde maar wordt niet ‘gewogen’. Dat is aan zijn vakgenoten, aldus Hilberdink, die wel hoopt dat zijn biografie de interesse in Kuipers wetenschappelijke werk weer aanwakkert. Evenmin waagt hij zich aan een ‘kritische bezinning op de psychoanalyse en haar institutionalisering in Nederland’.
Wel streefde Hilberdink ernaar een zo realistische voorstelling van Kuipers leven te geven. Daarin is hij met lof geslaagd, vooral ook omdat hij niet oordeelt over zijn levenswandel noch zelf Kuiper als persoon probeert te psychoanalyseren.
Getormenteerd
Als lezer is het echter moeilijk je géén oordeel over Kuiper te vormen. In elk geval meende deze lezer vooral een egocentrische, hypochondrische, narcistische, neurotische en vooral getormenteerde ziel te leren kennen. Daarin zal Kuipers bekrompen milieu ongetwijfeld deels debet aan zijn geweest: ‘Fietsen op zondag was verboden net als lachen en plezier maken op de dag des Heeren.’ Zijn ouders trachtten zijn ontluikende ‘zondige’ belangstelling voor film, muziek en schilderkunst te onderdrukken – wat Kuiper eenmaal volwassen ruimschoots zou inhalen. Zijn strenge moeder vond hem bovendien te vrouwelijk.
Als geneeskundestudent in Utrecht raakt hij in de ban van psychiater H.C. Rümke. Voor Kuiper een ‘onvergetelijke figuur’ en ‘briljant spreker, schrijver van een fraai didactisch proza, erudiet, iemand die op de hoogte was van de cultuur waarin hij leefde’. Bij Rümke in de collegebanken ontdekt Kuiper dat hij aan de andere kant van het spreekgestoelte wil komen, ‘want daar hoor ik’. Vanaf dat moment was hoogleraar psychiatrie worden zijn obsessie – wat hem uiteindelijk in 1961 lukt als hij een leerstoel krijgt aan de Universiteit van Amsterdam.
Toch zal Rümke hem eveneens hebben verward. In zijn colleges noemt hij homoseksualiteit een ‘ziekte’, een ‘perversie’ en een ‘ontwikkelingsstoornis’, die vaak ‘door therapie zou zijn te genezen’. Kuiper, die het bijbelse verbod op mannenliefde bij wijze van spreken met de paplepel had meegekregen, doet in zijn studententijd zijn eerste voorzichtige homoseksuele ervaringen op.
Psychoanalyse
Na afronding van zijn studie en voltooiing van zijn neurologische proefschrift in 1948 schrijft Kuiper zich in als zenuwarts in het specialistenregister van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst. Hij wil zich verder bekwamen in de psychoanalyse en meldt zich aan bij de Nederlandse Vereniging voor Psychoanalyse in Amsterdam. De opleiding gaat minimaal zeven jaar duren. Eerst moet hij zelf in leeranalyse. De eerste diagnose over hem luidt na enige tijd: ‘Sterke fallisch-narcistische instelling in de studie, hoogleraar willen worden. Stemming doorgaans niet depressief.’
De orthodoxe stroming waarvoor Kuiper kiest, legitimeerde destijds stereotiepe mannelijke en vrouwelijke rolmodellen alsook de opvatting dat homoseksualiteit pervers was. Van psychoanalytici werd ronduit verwacht homoseksuelen ‘te genezen’. Daarom moet Kuiper loskomen van, zoals hij dat noemt, ‘zijn verkeerde seksualiteit’ en ‘negatieve Oedipuscomplex’.
Huwelijk
Toen genezing van zijn eigen homoseksualiteit evenwel uitbleef, dacht Kuiper dat een huwelijk de oplossing zou zijn. Hij was de dertig reeds gepaseerd, toen hij Noortje ontmoette, dochter van de beroemde theoloog Heiko Miskotte. Met haar trouwde hij eind 1952.
Seksueel was hun huwelijk geen succes. Het lukte hem sinds een voorhuwelijkse afgebroken vrijpartij maar moeilijk opgewonden te raken van Noortje. Zoals Hilberdink noteert: ‘Hij vond haar soms lijken op een non of hij zag haar als theologe, maar vooral niet als een toekomstige echtgenote.’ Kuiper verweet haar ook frigide en koel te zijn en raadde haar daarom aan in therapie te gaan; mogelijk dat ‘onbewuste schuldgevoelens over masturbatie in de puberteit’ of een ‘afweer van incesteuze gevoelens jegens haar vader’ de oorzaak waren.
Niettemin raakte Noortje zwanger in het voorjaar van 1953. Er kwam, schrijft Hilberdink, ‘een verantwoordelijkheid op hem af die hij niet aankon’. Tijdens haar zwangerschap kreeg Kuiper een relatie met een verpleegster uit de kliniek waar hij werkte. Noortje bracht hij daarvan op de hoogte en zij probeerde zich ‘te plooien naar de grillen van haar echtgenoot’.
De geboorte van Alma beleefde Kuiper ‘alsof hij in een film acteerde’. Hij verlangde op dat moment sterk naar zijn minnares en voelde zich ‘erbarmelijk eenzaam’. Hij droeg zijn dochtertje ‘onhandig’ en ‘geen ogenblik langer dan nodig was’ in zijn armen, noteert Hilberdink. ‘Daarna nam hij kil afscheid van Noortje, stapte in de auto, reed naar huis en werd onderweg overvallen door schuldgevoelens.’
Zijn analyticus, die in of uit principe niet moet oordelen, had weinig sympathie voor Kuipers gedrag. Hij noemde zijn minnares ‘het type prostituee waar vroeger Berlijnse psychoanalytici homoseksuelen naartoe stuurden’.
Toch is Kuiper heel zijn leven bij Noortje gebleven ‘omdat hij als vriend van haar kon houden’. Beiden gingen steeds meer hun eigen weg, en die van Kuiper was vooral een promiscue, met mannen én vrouwen. ‘Niet alleen assistenten en studenten zouden te maken krijgen met Piets avances, ook patiënten werden soms ‘ongepast’ door hem benaderd,’ aldus zijn biograaf.
Mea culpa
In de strijd om de ziel van de patiënt gold Kuiper als vertegenwoordiger van de psychodynamische ‘wereldbeschouwing’ – praten, wroeten in het verleden, zeg maar. De tegenhanger, de biologisch-natuurwetenschappelijke psychiatrie, vond hij te eenzijdig en gevaarlijk commercieel.
In zijn eigen ziel moet daarentegen lang een duivels dilemma hebben gewoed dat mogelijk de voedingsbodem is geweest voor zijn latere depressies. Want terwijl hij zelf heimelijk iets praktizeerde wat haaks daarop stond, verkondigde hij in bijvoorbeeld zijn meermalen herdrukte leerboek Neurosenleer (1966) voor aankomende artsen dat homoseksualiteit een afwijking is. Zoals Hilberdink speculeert: ‘Moderne psychoanalytische opvattingen over homoseksualiteit, mannelijkheid en vrouwelijkheid negeerde hij. Had hij die omarmd en was hij meegegaan in een nieuwe tijdgeest, dan had hij zichzelf veel leed kunnen besparen.’
Het is overigens pas as we write dat de Nederlandse beroepsvereniging van psychiaters publiekelijk spijt heeft betuigd voor het leed dat lhbti’ers in het verleden is aangedaan door hun identiteit als ziekte te beschouwen. Psychiaters deinsden er destijds dan ook niet voor terug om vernederende behandelingen aan te raden zoals conversietherapie, stroomschokken en castratie. Weliswaar gold de psychoanalyse als een intellectuele gesprekstherapie, maar ook die is er lang op gericht geweest mensen te genezen van hun afwijkende geaardheid.
Overigens zou Kuiper in 1981 tegenover een menigte van belangenorganisatie COC een mea culpa uitspreken en bekennen ‘te zijn bekeerd’. Erg overtuigend was die spijtbetuiging niet, omdat zijn eigen ‘onrustige’ homoseksuele dubbelleven zich in het verborgene bleef afspelen.
Hilberdink vermoedt dat de angst ‘ontdekt’ te worden Kuiper altijd heeft achtervolgd. ‘Tot aan het begin van de jaren zestig werden door de Beoordelingscommissie Inzake Goed Zedelijk Gedrag Gemeentepersoneel van de gemeente Amsterdam, net als in Amerika, lijsten bijgehouden van homoseksuelen,’ schrijft hij. ‘De commissie werkte ook in opdracht van de rijksoverheid. Als homoseksueel zou hij nooit hoogleraar zijn geworden.’
Waanwereld
Waren volgens Hilberdink de jaren zeventig Kuipers beste jaren, dat veranderde in de jaren tachtig. Hij raakte verwarder en regelmatig ‘drongen zijn moeders seksuele geboden’ zich aan hem op, wat hem ‘extreem angstig maakte’. Om zijn leven dragelijker te maken kreeg hij angstdempende medicijnen – dus toch pillen. Allengs ging Kuiper steeds meer in een waanwereld leven, met soms goede en productieve perioden zoals wanneer hij Ver heen schrijft.
Maar zijn onaantastbaarbeid, invloed en macht nemen in de wereld van de psychiatrie vanaf halverwege de jaren negentig rap af. In 2002 lijkt het erop dat zijn hersenen echt ‘stuk’ zijn. Kuiper dementeert en raakt de regie over zijn leven kwijt. Noortje is hem voor zover dat ging liefdevol blijven verzorgen. Ze was nog gezond en prees zich gelukkig haar taak als ‘vrouw van’ te kunnen volbrengen. Tot een hartaanval op 9 februari 2002 in het Sint Lucas en Andreas Ziekenhuis in Amsterdam een eind aan zijn leven maakt.
Voor hun huwelijk had Kuiper zijn aanstaande vrouw gezegd: ‘Verdraag me maar.’ Ze heeft woord gehouden en zichzelf vrijwel volledig voor hem weggecijferd. Volgens Hilberdink is ze ‘haar professor Piet’ altijd blijven bewonderen.
Zij wel.
Strijd om de ziel. Het leven van P.C. Kuiper (1919-2002) in de psychiatrie
Koen Hilberdink
Uitgeverij Van Oorschot
ISBN 9789028231108
Verschenen in maart 2023
Bestelinformatie
Bestel als hardcover bij bol.com (€ 32,50)Bestel als e-book bij bol.com (€ 17,50)
Volgens mij was hij ook hoogleraar aan de VU.
En wat homoseksualiteit betreft stelt hij dat het geneesmiddel dat hem hielp in de Valerius kliniek olv Dr van Tilburg het middel was dat in zijn boek de hoofdsom der psychiatrie werd ontraden aan getrouwde stellen. Omdat het slechte adem geeft.
Verder claimde hij een schilderij te hebben gemaakt dat een depressie goed weergeeft. Met opvallend veel lichte kleuren.