“Ik heb mijn stiefvader immer schaamteloos bewonderd,” bekent Caroline de Westenholz in het voorwoord van haar biografie van voordrachtskunstenaar en mecenas Albert Vogel (1924-1982). Zo zet zij de toon voor een zeer persoonlijk levensverhaal van haar stiefpapa, een ‘ongewoon mens’.
Albert Vogel is zijn leven lang onlosmakelijk verbonden geweest met zijn familie. Zijn vader, Albert Vogel sr., was een gelauwerd voordrachtskunstenaar en toneelkenner. Hij toerde door heel Europa en Azië met zijn poëzieprogramma, soms samen met zijn vrouw Ellen Buwalda, die optrad onder de artiestennaam Ellen Vareno. Vaak declameerde hij poëzie en later ook proza van Louis Couperus. Het echtpaar Vogel, over wie Caroline de Westenholz in 2014 het boek De Vogels. Een flamboyante theaterfamilie publiceerde, kreeg drie kinderen: balletdanseres Tanja Vogel (1919), actrice Ellen Vogel (1922) en Albert Vogel jr. (1924). Na de vroege en plotselinge dood van zijn vader, liep Albert jr. twee jaar lang rond met een koffertje vol met zijn vaders voordrachtprogramma’s. Hij moest en zou in de voetsporen van zijn vader treden, en wel zo snel mogelijk. Dat lukte, want hij debuteerde als negentienjarige en had in de jaren vijftig al een bloeiende carrière opgebouwd. Hij trad niet alleen op in Nederland, maar in heel Europa, Indonesië en op de Antillen, vaak op verzoek van Nederlandse ambassades. Over die tripjes schreef hij amusante reisverslagen, want ook als publicist en theaterrecensent maakte hij naam. Hij had een groot netwerk in kunst- en theaterkringen en vooral in zijn geliefde Den Haag was hij een onvermoeibaar organisator.
Vogel en Couperus
De familie Vogel en Louis Couperus zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Net als zijn vader specialiseerde Albert jr. zich in het werk van de Haagse schrijver. Als jonge man droeg hij voor uit bijvoorbeeld ‘De naumachie’, Couperus’ verhaal over een nagespeelde zeeslag in de antieke tijd. Zelf omschreef Vogel eens dat het zijn bedoeling was om door middel van fragmenten en korte flitsen uit het werk, door mis-en-scène en een bescheiden decortje, een beeld te geven van een auteur ‘achter alle fratsen’. Hij wilde de essentiële dingen, die de kern van een mens in zijn tijd vormen, doorgeven. Vogel had op het Holland Festival in 1961 het Oscar Wilde-programma ‘The importance of being Oscar’ van acteur Micheál Mac Liammóir gezien. Toen rijpte zijn plan om iets dergelijks met Couperus te doen. Dat werd ‘Van en over Couperus’, zijn literaire onemanshow. Het werd een enorm succes. Jarenlang stond hij met dit programma op de planken.
Vogel heeft Louis Couperus, wiens oeuvre door de opkomst van jongeren als de Vijftigers ondergesneeuwd raakte, weer op de literaire kaart gezet. De Westenholz schrijft:
“Vogels geciseleerde uitspraak, zijn bijna muzikale scandering in de meer barokke stukken en zijn waarlijk virtuoze orkestratie brachten ook Couperus’ ietwat precieuze kant feilloos over het voetlicht, of, zoals Couperus’ biograaf Frédéric Bastet het eens heeft uitgedrukt: Vogel begreep tevens de meer ‘kwasterige’ eigenschappen van de auteur.”
Op de langspeelplaten die van zijn voordachten werden gemaakt, is zijn unieke dictie bewaard gebleven.
Vogel was dé Couperuskenner van de jaren vijftig, zestig en zeventig. Hij was betrokken bij de televisiebewerkingen van Couperus’ romans De boeken der kleine zielen (1969-1970), De stille kracht (1974) en Van oude menschen, de dingen die voorbijgaan… (1975/1976). Zijn zus Ellen Vogel excelleerde in de rollen van Constance in De kleine zielen en Ina d’Herbourg-Dercksz in Van oude mensen.
Vogel maakte gebruik van de herdenking van de vijftigste sterfdag van Louis Couperus in 1973 om zijn luchtige Couperus-biografie De man met de orchidee te publiceren. Bij de presentatie reed hij met koetsjes door Den Haag om op alle plekken waar Couperus gewoond had, exemplaren uit te delen. Hij organiseerde tableaux vivants, geïnspireerd op de openingspagina’s van Eline Vere, waar zijn stiefdochter en haar studentenvriendinnen aan meewerkten. De Boekenweek van 1974 was, op zijn initiatief, zelfs helemaal gewijd aan Couperus, met een – eenmalige – uitstap naar de Koninklijke Schouwburg in Den Haag voor het Boekenbal met een Couperus-revue.
Later bracht Albert ook een ‘portret van Andersen’ met sprookjes van de Deense schrijver. Maar het succes van het Couperusprogramma, met meer dan tweehonderd voorstellingen per jaar, zou nooit geëvenaard worden. ‘Vogelvlucht’ was Vogels laatste literaire onemanshow in een modern decor.
“Ik heb wat slordig geleefd”
“Ik houd niet van toneelspelen, maar ik doe niets liever dan toneelspelen in het dagelijks leven,” zei Vogel. Dat kwam hem goed van pas in zijn liefdesleven. Albert Vogel is vier keer getrouwd. Zijn eerste vrouw was de dochter van het gezin bij wie hij in de oorlog onderdook en die hij zwanger had gemaakt. Met zijn dochter Ellentje, die in Zwitserland ging wonen, had hij geen nauwe band. Wel met zijn buitenechtelijke zoon Jean-Bart, aan wie het boek is opgedragen. Zijn vierde vrouw Liesje van Hasselt, de moeder van Caroline de Westenholz, was hij evenmin trouw. De Westenholz gaat wat losjes voorbij aan Alberts promiscuïteit en kennelijk deed haar moeder dat ook, schrijft ze onderkoeld:
“Wat je liefhebt, laat je vrij” heeft mijn moeder ooit eens gezegd, en dat heeft ze ruimhartig gedaan. Pas na Alberts dood kwam ik erachter dat dit haar toch wel een behoorlijke dosis opgekropte razernij heeft bezorgd.”
Pas aan het eind van zijn leven bekende Vogel zijn stiefdochter dat hij ‘wat slordig’ had geleefd.
Mecenas
De aanloop naar het huwelijk tussen Albert Vogel en Liesje van Hasselt was al rommelig geweest. Vogel had haar al een aanzoek gedaan, toen Liesje een grote erfenis kreeg. Hij wilde er niet van beschuldigd worden alleen maar op het geld van een vrouw uit te zijn en maakte het uit. De volgende dag was het weer goed. Hij heeft het geld van zijn vrouw, naar haar zeggen ettelijke miljoenen, vooral gebruikt voor de kunst en het ondersteunen van kunstenaars. Dat geld ging bijvoorbeeld naar de Internationale Galerij Orez op de Javastraat 17, die hij in 1960 opende met Leo Verboon. Orez presenteerde werk van De Nulgroep en kunstenaars als Jan Schoonhoven en Armando. De galerij is vooral bekend geworden als de plek waar de Japanse performancekunstenares Yayoi Kusama debuteerde. Maar er waren vooral veel mislukte projecten, zoals het megalomane Zero op Zee, dat op de Scheveningse pier had moeten verrijzen. Dat leverde amusante anekdotes op, die Vogel graag vertelde, maar toch lijkt hij van deze tweede helft van zijn werkzame leven minder plezier te hebben gehad. Dat had vooral met de veranderende tijdgeest te maken.
Den Haag versus Amsterdam
Een rode draad in De Westenholz’ biografie is Vogels afkeer van de trend tot het vulgariseren en populariseren van cultuur. De felle aanval op het gevestigde toneel in 1969 van Aktie Tomaat, die Ellen Vogel persoonlijk raakte, noemde hij een “culturele vernietigingsexplosie’. De Westenholz is het grondig met haar familie eens: “Wij riepen vaak: “Hoger die drempel” in tegenstelling tot de heersende mode.” Dat uitte zich vooral in een tegenstelling tussen Den Haag en Amsterdam. “In Haagse ogen is Amsterdam luidruchtig, simplistisch, vulgair, kleinburgerlijk – èn vitaal, in Amsterdamse ogen is Den Haag saai, bekakt, opgeblazen-deftig, bekrompen en conventioneel,” citeert zij Margaretha Ferguson.
Albert Vogel waagde zich zelden aan het voordragen van eigentijdse Nederlandse literatuur. En hoe modern de kunst en de inrichting van Orez ook was, Albert Vogel leek zich persoonlijk het beste op zijn gemak te voelen in de Haagse sfeer van het fin-de-siècle. In de loop van de jaren zeventig ontwikkelde hij de provocerende persona van de gentleman-kunstenaar uit een vroegere eeuw. De Westenholz citeert uitvoerig uit interviews waarin hij zich als een beminnelijke dandy presenteert. Dat kon hij doen dankzij het fortuin van zijn vrouw, en vrienden en familieleden begrepen deze pose. K. Schippers zag hem bijvoorbeeld als melancholische dandy die de Couperusdag met de koetsjes ‘stijlvol overdreef’. Maar in Amsterdam werd Vogels ‘ironisch dandyisme’ verkeerd begrepen en belachelijk gemaakt. Hij viel uit de tijd. Dat moet hem toch meer hebben gedaan dan hij liet merken, betoogt zijn stiefdochter. “Onder al zijn dandyeske zwierigheid, zijn ironisch scepticisme en luchtig joie de vivre, bezat Albert Vogel een melancholiek trekje. Hij was zeer kwetsbaar, en ik ben ervan overtuigd dat zijn overtuiging dat het voordragen van literatuur een uitstervend vak was, en zijn teleurstelling hierover, zijn gezondheid meer kwaad hebben gedaan dan hij ooit heeft willen toegeven.”
Memoir of biografie?
Caroline de Westenholz was nog maar een kleuter toen haar moeder met Albert Vogel trouwde en heeft haar stiefvader altijd verafgood. Zij noemt hem ‘de tovenaar’ van haar jeugd. Door deze persoonlijke betrokkenheid bij Albert Vogel heeft haar biografie vaak de trekken van een memoir. Haar eigen herinneringen kleuren vooral de zonnige pagina’s over de vakanties met theatervrienden en familie in Vogels villa Kalamalka in Griekenland. Ook laat ze iets zien van de – voor een kind – onbegrijpelijke mengeling tussen de bohemienachtige kunstenaarswereld en de chique wereld van ‘oud geld’. Zo schrijft zij:
“Op de een of andere manier waren wij anders, werden mijn ouders bekeken vanuit een ander gezichtspunt dan de rest van de mensen in het keurige Wassenaar en het naburige Den Haag. Dit gaf een sterk gevoel van loyaliteit, van uitdaging bijna, van de vijandige wereld buiten de muren van het goed beschermde kasteel dat mijn hechte nieuwe familie vormde – precies zoals dat voor de drie kinderen Vogel moet zijn geweest, toen hun vader nog leefde.”
In haar lange relaas over Vogels ziekte en overlijden werkt deze intieme stijl heel aangrijpend.
Net als haar stiefvader had gedaan, trad Caroline de Westenholz op haar beurt in de voetsporen van de familie Vogel. Zij werd kunsthistorica en promoveerde op een biografie van Albert Vogels sr. In 1996 opende zij in de voormalige galerie aan de Javastraat het Louis Couperus Museum, dat zij ook financieel overeind hield. Helaas moest het museum in 2024 de deuren sluiten, maar onlangs richtte zij het Cultuurfonds ‘Rondom Couperus’ op. “In feite is mijn leven sinds de dood van Albert Vogel één grote hommage aan hem geweest”, schrijft De Westenholz. Haar mooi geïllustreerde biografie van Vogel is een staande ovatie geworden.
Albert Vogel (1924-1982). Voordrachtskunstenaar en mecenas
Caroline de Westenholz
Uitgeverij Lias
ISBN paperback 978 90 8803 135 9
Verschenen in november 2024
Bestelinformatie
Bestel als hardcover bij bol.com (€ 32,99)