Wellicht hadden we een Brit nodig om er ons op te wijzen waarin een klein land groot kan zijn. De invloed van Jonathan Israel en zijn Radical Enlightment. Philospohy and the Making of Modernity op Nederlandse historici kan nauwelijks onderschat worden. Israel betoogt in deze kolos van ruim 900 bladzijden dat de bakermat van de Verlichting niet in Frankrijk (Voltaire, Diderot en DāAlembert) of Engeland (Locke, Newton) gezocht moet worden, maar in de Republiek der Verenigde Nederlanden. Locke en consorten zijn de gematigde erfgenamen van de Hollandse vrijheid blijheid van de jaren zestig ā die van de zeventiende eeuw welteverstaan ā toen een afvallige Jood het ondenkbare durfde te denken en een groep vrienden om zich heen verzamelde die hij deelgenoot maakte van zijn filosofie. āAl wat is, is in God en niets is zonder God bestaanbaar noch denkbaar,ā luidt de 55ste stelling uit het magnus opus van Spinoza, de Ethica. Die werd pas in 1677 uitgegeven, maar hij had het werk al grotendeels rond het midden van de jaren zestig voltooid. In ieder geval sprak hij erover in een kleine kring van intimi. Spinoza brak op grond van zijn immanente Godsbeeld met de Aristotelische filosofie van het ondermaanse en bovenmaanse dat geschapen was door de āOnbewogen Bewegerā (God). Descartes ging hem voor, maar hij veronderstelde nog het bestaan van een onsterfelijke ziel naast dat van een sterfelijk lichaam. Spinoza zette ook die laatste overtuiging overboord. Er is slechts Ć©Ć©n eeuwige natuur. De ziel bestaat buiten het lichaam niet, noch de hel. Alleen God bestaat. Wie kan zich nog beroepen op een hogere autoriteit, zoals de orthodoxe theologie en het absolutistische koningschap, als die non existent blijkt te zijn? Spinoza ontdeed het droit divin van al zijn luister en formuleerde de contouren van de absolute tolerantie, de democratie (vervat in zijn Tractatus theologico-politicus) en het vrije denken. Hij was beschroomd zijn radicale ideeĆ«n aan de grote klok te hangen ā niet alleen vanwege de theologische implicaties van die ideeĆ«n, maar ook omdat hij weinig vertrouwen had in de opvoedbaarheid van het volk. De moord op de gebroeders De Witt in 1672 bevestigde zijn vermoedens dat van het gepeupel nauwelijks iets goeds viel te verwachten. De gebroeders Koerbagh dachten daar anders over.
Bloemhof
Het is nog maar de vraag of Adriaan en Johannes Koerbagh Spinoza persoonlijk hebben gekend. Bart van Leeuwenburgh denkt van wel in Het noodlot van een ketter. Adriaan Koerbagh 1633-1669. In ieder geval behoorden de gebroeders Koerbagh tot de meest radicale aanhangers van Spinoza. Zij probeerden zijn ideeĆ«n te āvernederlandsenā ā Johannes als predikant, Adriaan als auteur van twee werkjes: Een Bloemhof van allerley lieflijkheyd en Een Ligt schynende in duystere plaatsen, om te verligten de voornaamste saaken der Godsgeleerdtheyd en Godsdienst. Johannes verkondigde vanaf de kansel dat God een oneindig wezen was waar ābuyten hetselve geen weesens meer konde sijnā en Adriaan definieerde God in Bloemhof, een woordenboek, als een āselfstandigheyd, iets āt geen op sik self bestaat sonder van iets anders afhanging te zijn.ā In 1666 moesten de gebroeders zich verantwoorden voor de Kerkenraad van Amsterdam. Behalve hun ketterse opvattingen speelde ook mee dat Adriaan een bijzit had, hij woonde ongehuwd samen. āEen bijvrouw, een bijzit. Dat is een vrouw die een man zich tot wijf of vrouw neemt naast de vrouw met wie hij getrouwd is. Vroeger was dit geoorloofd, want op zichzelf kan het geen kwaad, ook tegenwoordig niet, maar nu mag het niet meer,ā meldde Adriaan Koerbagh doodleuk in zijn lexicon. Hij eiste de vrijheid op, in weerwil van welk gezag dan ook, zijn gezond verstand te gebruiken, want āals men dat niet doet blijft men eeuwiglijk in den ouden drek van onweetentheyd leggen wentelen.ā En wat die bijzit betrof, dat waren zijn zaken.
Grenzen van de tolerantie
Op 27 juli 1668 veroordeelden schout en schepenen van Amsterdam Adriaan Koerbagh tot het schavot, waar een gloeiende priem door zijn tong zou worden gestoken en zijn rechterduim zou worden afgehakt. Ook leek het hen verstandig zijn boeken te verbranden, want die brachten hem op rare ideeƫn. Koerbagh draaide op voor de kosten van het proces en spendeerde de komende dertig jaar van zijn leven in het rasphuis. De Republiek, die toch bekend stond als een vrijplaats voor andersdenkenden en geprezen werd om zijn verdraagzaamheid, kende beperkingen aan haar zo geroemde tolerantie. Het was vooral de zendingsdrang van de Koerbaghs waarmee de autoriteiten in hun maag zaten. Er bevonden zich genoeg lieden in het stadsbestuur van Amsterdam die de spinozisten niet eens zo onwelgezind waren. Burgemeester Johannes Hudde (1628-1704) was een penvriend van Spinoza en stelde belang in zijn filosofie. Burgemeester Hans Bontemantel (1613-1688), we hadden er vier toentertijd, verkeerde waarschijnlijk op vriendschappelijke voet met de Koerbaghs.
Uiteindelijk is die minutieuze ontknoping van dat politieke krachtenspel de meerwaarde van Het noodlot van een ketter. Adriaan Koerbagh 1633-1669. Jonathan Israel wijdde in Radical Enlightment al een heel hoofdstuk aan de Koerbarghs. Volgens Israel stond het bij voorbaat vast dat Adriaan een zware staf zou krijgen, want de āsystematische afwijzing, in druk, van de waarheid van de christelijke godsdienst en de openlijke geringschatting van de theologie, was een ongekende misdaad.ā Bart Leeuwenburgh is in zijn vlot geschreven monografie veel genuanceerder en minder uitgesproken over de onontkoombaarheid van dat wrede lot. In de Republiek werd geschipperd met de vrijgeest die over Europa waarde. Noem het een gedoogbeleid in radicalisme. De stedelijke overheid van Amsterdam vond het best dat binnenskamers het bestaan van de drievuldigheid ter discussie werd gesteld, maar ā o wee ā als men de rede te zeer etaleerde en ook de gewone man in de straat daarvan probeerde te overtuigen. Adriaan Koerbagh ondervond dat aan den lijve, al zagen de autoriteiten ten slotte af van die gloeiende priem. De man betuigde spijt. Hij had alleen gehandeld. Zijn broer had niets te maken met zijn libertijnse geschriften (āLibertijn: een vrijgeest, dat is, een mensch die op sik selven leeftā). Johannes aanvaardde de dekmantel van zijn broer in dankbaarheid. Hem bleef het gevang bespaard. Adriaan stierf na ruim een jaar detentie in het Willige Rasphuis aan de IJgracht (thans de Prins Hendrikkade) in Amsterdam.
Het noodlot van een ketter. Adriaan Koerbagh (1633-1669)
Bart Leeuwenburgh
Uitgeverij Vantilt
ISBN 9789460041143
Verschenen maart 2013