Nederland houdt te weinig van Emants

Bij de 100e sterfdag van Marcellus Emants (1848-1923)

Op 14 oktober 2023 is het de 100e sterfdag van de schrijver Marcellus Emants. Van een herdenking is echter geen sprake: geen exposities, artikelen in de media of herziene herdrukken van zijn werk. Van zijn rijke oeuvre zijn noch slechts enkele romans en novellen in druk leverbaar. Dat is vreemd, want Emants is een van de belangrijkste Nederlandse schrijvers. Internationaal gezien regent het van de nieuwe vertalingen van Een nagelaten bekentenis en wordt Emants zelfs gerekend tot de klassieke wereldliteratuur. Hoog tijd voor een herwaardering van zijn werk.

Op 14 mei 2010 bezoek ik De Balie voor een festival ter gelegenheid van de zeventigste verjaardag van J.M. Coetzee. Ik wil een afspraak met hem zien te maken, want via zijn Nederlandse uitgever Eva Cossee heb ik hem geboekt voor een optreden in de Haarlemse Philharmonie. Coetzee zit gewoon in het publiek, want hij laat de feestelijkheden in De Balie lijdzaam over zich heen komen. Toevallig weet ik een plaats in de rij achter hem te bemachtigen en tik hem tijdens de pauze op de schouder. ‘Are you Tim Krabbé?’, vraagt hij hoopvol. Ik moet hem helaas teleurstellen. Achteraf begrijp ik dat hij met Krabbé een fietstocht in Noord-Holland zou gaan maken. Wielrennen, zijn passie.

Een paar dagen later probeer ik op een Haarlems terras het gesprek met Coetzee gaande te houden. Dat blijkt geen eenvoudige zaak, totdat hij tot mijn verrassing vraagt of Marcellus Emants hier nog gelezen wordt. We delen ons enthousiasme voor deze schrijver. Maar nee, ik had niet het idee dat Emants hier nog veel gelezen werd. Het stelt hem hoofdschuddend teleur. Hoe is het mogelijk dat zo’n belangrijk schrijver zo snel in eigen land vergeten wordt?

Later kom ik erachter dat Coetzee een Engelse vertaling van Emants Een nagelaten bekentenis heeft gemaakt en een literair essay aan Emants heeft gewijd.

Marcellus Emants in zijn bibliotheek (public domain)

A Posthumous Confession

In 1968 is Coetzee literatuurdocent aan de Universiteit van Buffalo. In zijn vrije tijd werkt hij aan een Engelse vertaling van Een nagelaten bekentenis. Enkele jaren eerder had hij Nederlandse taal en cultuur gestudeerd aan de Universiteit van Texas. Hij is geïnteresseerd geraakt in de naturalisten en bovendien wil hij zijn Nederlands verbeteren. Coetzee zag in de hoofdpersoon Willem Termeer deels ook een spiegelbeeld van zichzelf, meent zijn biograaf J.C. Kannemeyer. In romans als Jongensjaren, Portret van een jongeman en Zomertijd is Coetzee’s alter ego John een eenzaam figuur met een negatief zelfbeeld, die het gevoel had dat niemand hem mocht.[1]

Na lezing van het manuscript is Joost de Wit van de toenmalige Stichting voor Vertalingen enthousiast: Coetzee had verrassend dicht de sfeer en stijl van het origineel weten te benaderen. Hij besluit om de vertaling op te nemen in The Library of Netherlandic Literature. In 1975 verschijnt, met subsidie van de Stichting, A Posthumous Confessionbij uitgeverij Twaine in Boston. Eerdere vertalingen waren alleen in het Duits (1906) en in het Frans (1969) verschenen.

Een nieuwe editie van Coetzees vertaling verschijnt in 1986 bij uitgeverij Quartet Books in het kader van een serie invloedrijke Europese literatuur uit de twintigste eeuw. Coetzee heeft drie jaar eerder de Booker Prize ontvangen en wordt internationaal als een belangrijk auteur beschouwd. Hij schrijft voor A Posthumous Confession tevens de inleiding. In 2011 wordt deze uitgave als imprint van de New York Review Books Classics gepubliceerd. Coetzee’s literaire werk is dan inmiddels met de Nobel Prize bekroond.

 De internationale doorbraak van Emants’ Een nagelaten bekentenis als ‘klassieke wereldliteratuur’ is wellicht voor een groot deel aan de reputatie van de schrijver Coetzee te danken. En aan de inspanningen van het Nederlandse Letterenfonds, dat ook alle andere vertalingen van deze roman heeft gesubsidieerd. Achtereenvolgens verschijnen er een Poolse vertaling (1991), een Slowaakse (2010), een Spaanse (2013), een Duitse (2016), een Italiaanse (2017), een Portugese (2019) en een Macedonische vertaling (2020). In 2023 volgt nog een Albanese vertaling.

In deze eeuw begint ook de online opmars van Emants in diverse internationale lezersforums. In bijvoorbeeld Book Slut wordt Emants vergeleken met schrijvers als Edgar Allan Poe, Knut Hamsun en Thomas Bernhard. En Goodreads telt in oktober 2023 969 beoordelingen en 78 reviews van A Posthumous Confession, waarinvergelijkingen met het werk van bijvoorbeeld Emile Zola, Stefan Zweig en Toergenjev worden gemaakt.

De recente buitenlandse belangstelling voor Emants blijft overigens beperkt tot alleen deze roman. Zijn overige werken zijn in de afgelopen decennia niet vertaald.

Over Een nagelaten bekentenis

Ontvangst in Nederland

Eind negentiende eeuw dringt de kennis van de medische wetenschap de Nederlandse literatuur binnen. Het erfelijk bepaald nerveuze temperament wordt een vast thema in de Nederlandse naturalistische roman.Tien jaar voor de nerveuze, hysterische vrouw in Couperus’ debuutroman Eline Vere (1889), beschrijft Emants die al in zijn novelle Fanny.

In 1894 verschijnt Emants psychologische roman Een nagelaten bekentenis. Het boek wordt volgens Emants goed gerecenseerd, maar het publiek vindt de hoofdpersoon Termeer afschuwelijk.[2] Anderzijds krijgt hij vele brieven van lezers, die zich goed in zijn romanpersonage kunnen herkennen. De roman is in Nederland zeker geen commercieel succes: de eerste druk van 1000 exemplaren wordt pas in 1918 herdrukt. Verdienen deed Emants er niet aan. Hij moet voortdurend financieel bijspringen om zijn boeken te kunnen uitgeven. In feite waren het uitgaven in eigen beheer, een luxe die hij zich door de erfenis van zijn vader kon veroorloven.  

De derde druk verschijnt in 1951 bij de uitgever Geert van Oorschot, persoonlijk een groot bewonderaar van Emants werk. Zijn uitgave krijgt in Nederland weliswaar een aantal recensies, maar niet in de belangrijkste dagbladen en de kritieken zijn overwegend negatief. Het Nederlandse lezerspubliek blijkt maar moeilijk voor deze roman te winnen. Toch begint pleitbezorger Van Oorschot in de jaren zestig aan de heruitgave van ander proza en essayistisch werk van Emants.

Pas in de jaren tachtig is er sprake van een Emants revival en verschijnen er veel nieuwe edities van zijn werk bij L.J. Veen en in de Salamanderreeks van Querido. De toegenomen aandacht voor de naturalistische roman en de herziene uitgave van de Emantsbiografie van Pierre H. Dubois in 1980 spelen daar zeker een rol in. Literatuurwetenschappers als Nop Maas en Ton Anbeek publiceren in dat decennium nog verschillende deelstudies over Emants, maar daarna valt de Nederlandse aandacht voor Emants volledig stil. [3]

Inhoud

De kern van het verhaal is op zich simpel: in het begin van Een nagelaten bekentenis bekent de 35-jarige hoofdpersoon Willem Termeer zijn vrouw vermoord te hebben en vertelt vervolgens in zijn levensverhaal hoe hij tot die daad is gekomen. Emants roman is ‘een boek in een boek’ door Termeers document waarin hij in de ik-vorm zijn bekentenis aflegt. Al vroeg komt in zijn verhaal naar voren dat er tevens van een tweede ‘bekentenis’ sprake is: Termeer is een schrijver die al eerder heeft geprobeerd een novelle te publiceren, ‘een onopgesmukte openbaring van mijn geheimste sensaties’, die door uitgevers is afgewezen. ‘Ik begreep dat de afwijzing van mijn novelle wegens onbelangrijkheid de veroordeling van mijn ganse zieleleven was,’ noteert Termeer. Een schijnbaar terloopse opmerking in zijn levensverhaal, maar zeker geen onbelangrijke, want hij geeft er daarmee blijk van zich een mislukt schrijver te voelen. Een bekentenis die, volgens Coetzee in zijn essay over Emants[4], wel eens Termeers diepste crisis zou kunnen verbeelden, veel dieper dan die van zijn mentale staat. Is het manuscript binnen Een nagelaten bekentenis Termeers poging tot een literaire revanche?  En is er in Termeers mislukte schrijverschap een persoonlijke link met Emants, in literaire kringen weliswaar bekend, maar een slecht verkopende auteur die zijn uitgaven moest meefinancieren? Het is een interessante these, die moeilijk valt te onderbouwen. Emants zelf heeft zich hier nooit over uitgelaten. Wel heeft hij in een interview gezegd dat er in Termeer ook aspecten van hemzelf verscholen zitten.

Dat Termeer een psychisch labiel figuur is, met een uiterst negatief zelfbeeld, wordt snel duidelijk. Hij ziet zichzelf als een gedegeneerd persoon, wat hij verklaart uit de erfelijkheidsleer. Als zijn vader hem in zijn puberteitsjaren voor ‘een pedante gek’ houdt, wil hij aanvankelijk weglopen maar bedenkt zich: ‘Alsof een nieuwe omgeving me had kunnen veranderen! Ik hield en houd me voor een degeneratie en in de herediteit meende ik de verklaring hiervoor te vinden […] Mijn onhandigheid, mijn gebrek aan moed en volharding, mijn behoefte aan emotie, mijn hang naar het verbodene waren slechts de giftige bloesems van zaadkorrels in mijn voorouders ontkiemd.’ Zijn vader eindigde in een inrichting voor krankzinnigen, zijn ouders hadden een liefdeloos huwelijk en Termeer voelt zich door zijn geboorte gedoemd om het verleden te herhalen.

Als jongvolwassene begint Termeer te verlangen naar een huiselijk leven met een vrouw. Hij vindt die in Anna, de dochter van zijn gewezen voogd. Maar tijdens zijn verlovingstijd begint het zijn aanstaande schoonouders al op te vallen dat hij tamelijk ‘koel’ is tegenover hun dochter, iets waarvan hij als snel de waarheid inziet. Na twee jaar huwelijk lopen hun relatieproblemen op. Hij krijgt het steeds moeilijker met de kille, plichtsgetrouwe echtgenote die hij heeft gekozen: ‘De plicht was haar afgod […] Ze bleek even meedogenloos voor mijn zwakheden als blind voor mijn beetje goeds.’ Als hun ziekelijke dochtertje anderhalf jaar na de geboorte komt te overlijden, is Anna verteerd door smart en heeft Termeer moeite zijn ‘zonderling blij gevoel’ te verbergen. Haar minachting voor hem gaat vervolgens zo ver dat ze zelfs niet meer de moeite neemt deze te uiten. Ook in seksueel opzicht weert zij hem af, waardoor ze voor hem een ‘verboden vrucht’ wordt. In die fase van hun huwelijksleven doet ex-dominee De Kantere zijn intrede in het verhaal en daarmee tevens Emants erotische en filosofische thema’s in zijn roman.

De Kantere verschijnt ten tonele na het overlijden van hun dochtertje en wordt haar steun en toeverlaat. Hoewel Termeer inmiddels een maîtresse heeft en van Anna wil scheiden, wekt hun vriendschap een seksueel geladen jaloezie bij hem op. Hij wordt opgewonden bij de gedachte aan overspel. Hoe groter De Kantere’s invloed op Anna, des te sterker wordt Termeer’s begeerte ‘zijn rechten van echtgenoot te doen gelden’ en Anna weer te ‘bezitten’. Hij beschuldigt haar van ontrouw en vrijpartijen. Maar Anna toont tot zijn woede alleen minachting en volstaat met de reactie dat ze zich niet gaat verdedigen.

De ex-dominee blijkt inderdaad vooral uit op een erotische relatie met Anna. Hij kan maar moeilijk begrijpen dat zij vasthoudt aan haar plichtsbesef om voor Termeer te blijven zorgen en haar huwelijksband niet wil ‘ontwijden’. Termeer, die hun gesprekken daarover afluistert, bewondert niet alleen De Kantere’s moed maar ook diens fysiek: ‘Ach wat was ik schraal en vaal naast die grote man met zijn vierkante schouders en zijn gitzwart omlijst, aristocratisch bleek gelaat.’ Hij voelt zich meegesleept in ‘warme affectie’. Anderzijds bevestigt diens hypocriete gedrag voor hem dat zogenaamd ‘normale’ mensen geen haar beter zijn dan hijzelf.     

De Kantere speelt ook een centrale rol in de filosofische beschouwingen in deze roman. Hij verwijst in zijn gesprekken met Termeer herhaaldelijk naar de Weense filosoof Ernst von Feuchtersleben, die in zijn hoofdwerk Zur Dialektik der Seele (1838) de centrale stelling huldigt dat hypochondrie en andere geestelijke kwalen door de kracht van de wil kunnen worden overwonnen. Maar Termeer toont geen enkel vertrouwen in de kracht van de wil en houdt vast aan de beslissende invloed van erfelijkheid: ‘Mijn begeerten zijn zowat alleemaal verkeerde, perverse […] zo’n neiging is in de regel een erfdeel.’

Als Termeer erachter komt dat zijn maîtresse niet alleen steeds hogere geldeisen gaat stellen maar ook andere relaties blijft aanhouden, voelt hij zich vernederd: ‘Had ze dan niet begrepen dat ik meer verlangde dan enkel…genot? […] Mijn ziel snakt naar liefde.’ Na deze vernedering pleegt hij zijn moord als hij bij toeval op Anna’s nachtkastje een slaapmiddel ziet staan. De dokter denkt aan vergiftiging, maar toont zich uiteindelijk bereid te verklaren dat het om zelfmoord gaat.

Na de begrafenis denkt hij al meteen aan wat hij zijn maîtresse gaat zeggen: ‘Ik heb mijn vrouw vermoord voor jou…alleen om jou geheel en al te bezitten.’ En als hij haar dat bekende: ‘zou ze me dan om die daad niet kunnen…liefhebben?’ Alles draait bij Termeer uiteindelijk om zijn behoefte aan liefde en daarmee eindigt letterlijk zijn bekentenis.

De roman is vooral bijzonder door de thematiek van de antiheld Termeer, een gedegenereerd persoon, die niet alleen zijn vrouw vergiftigt, maar tevens zijn passies verkent. Wellust, seks en jaloezie spelen daarin een belangrijke rol, maar ook bijvoorbeeld de passie schrijver te zijn.

In het personage Termeer wordt tevens de machteloosheid van het individu tegenover onbewuste krachten verbeeld. Hij voelt zich slachtoffer van de herediteit, iedereen heeft een hekel aan hem. Zijn bekentenis is een smeekbede om medelijden. Maar zijn slachtofferrol kan ook gezien worden als een projectie van zijn kwaadaardigheid, betoogt Coetzee in zijn essay. Termeer kent vóór de moord al aanvallen van blinde woede op zijn vrouw en die moord wordt mede begaan uit haat tegen de maatschappij. Zelfs zijn nagelaten manuscript kan een actie vanuit die haat zijn.

Met Een nagelaten bekentenis schrijft Emants zijn magnum opus, een complexe, intrigerende en moderne roman. In zijn latere proza diept Emants vooral de psychologische aspecten van liefde en huwelijk nader uit. Hij blijft ook gebiologeerd door de pathologie en de fluïde grens tussen normaal en afwijkend. Zijn romans Waan en Liefdeleven zijn daar duidelijke voorbeelden van. Maar belangrijker voor hem is het toneel.

Toneelschrijver

De toneelkunst nam in Emants leven een bijzondere plaats in. Hij schreef niet alleen vele toneelteksten, maar was tevens acteur, decorateur en regisseur. Een tijd lang had hij zelfs een eigen toneelgezelschap dat zich kon meten met het beroepstoneel. Emants beschouwde zichzelf in de eerste plaats als een toneelschrijver. Hij schreef graag toneelteksten omdat die hem in staat stelde zo realistisch mogelijke dialogen te schrijven. Voor Emants was het peil van het toneel ook een indicatie voor het niveau en het zelfbewustzijn van een volk. Het verbeteren van de kwaliteit van het toneel achtte hij zelfs een zaak van nationaal belang, waar hij zich graag voor inzette. In 1904 wordt hij tot voorzitter van het Toneelverbond gekozen, een functie die hij tot 1914 nauwgezet vervuld heeft.

Emants schreef in totaal dertig toneelstukken, waarvan vele echter nooit zijn opgevoerd of uitgegeven. Kassuccessen waren het sowieso nooit. Van toneelrecensenten kreeg hij op zijn best zuinige reacties. Zijn meest succesvolle toneelstuk was Domheidsmacht dat in 1904 voor de eerste maal werd opgevoerd en geregeld door toneelgezelschappen in hun repertoire is opgenomen. In 1907 is het ook in druk verschenen. In recensies werd het bekritiseerd om het gebrek aan logica bij de manlijke hoofdpersoon.[5] Emants bleek slecht tegen kritiek te kunnen en van toneelrecensenten had hij bepaald geen hoge dunk. In het Voorwoord van de boekuitgave prijst hij zich gelukkig dat zijn stuk juist genoeg was afgekeurd om het niet als een van die ‘prullen’ te zien ‘waarover men in ons land gewoonlijk waarderend schrijft’.

Als je het nu leest, is het succes van Domheidsmacht op de planken goed te verklaren. Het is geen hoogdravend of gecompliceerd verhaal en het wordt verteld in aanstekelijke, vlotte dialogen en met de nodige humor en ironie, waardoor het bijna het karakter van een soap krijgt. In de beginscènes weet Emants ook knap de standenmaatschappij en maatschappelijke verhoudingen van zijn tijd in luchtige toon weer te geven, zonder belerend te worden.

In de periode 1904-1916 publiceert hij maar één roman, Waan, terwijl deze ook nog vóór 1904 geschreven is. Maar hij schrijft wel acht toneelstukken in die tijd, vermoedelijk mede door zijn huwelijk in 1904 met de dertig jaar jongere Duitse actrice Jenny Kühn, die zelf de nodige successen op het toneel had gevierd. Hij betrekt haar soms bij de bewerking van zijn stukken. Maar misschien zocht hij via zijn toneelwerk ook wel meer het commerciële succes, dat hij met zijn literatuur ontbeerde.

Waan

Zijn voorkeur voor toneel verraadt zich ook in het gegeven dat in sommige van zijn romans en novellen een toneelvorm valt te ontdekken. Een roman als Waan laat zich bijvoorbeeld gemakkelijk lezen als een aaneenschakeling van toneelmatige scènes, ook door het overvloedig gebruik van dialogen. Hetzelfde kan trouwens gezegd worden van Een nagelaten bekentenis: ook hier geen indeling in hoofdstukken, maar in scènes, van elkaar gescheiden door witregels. En sommige novellen zoals Laatste woorden laten zich moeiteloos omzetten in een eenakter.

De korte roman Waan verschijnt in 1905. Emants gebruikte voor vele van zijn romanpersonages modellen, personen uit zijn leefomgeving, maar in geen van zijn boeken is zo precies naar een model gewerkt als in Waan, vertelt hij in een gesprek met de journalist M.J. Brusse: ‘Het model voor de hoofdfiguur zei mij: “Ik heb nu het gevoel dat je mij naakt voor het publiek hebt gebracht.”’[6] Zo goed als zeker stond zijn vrouw Jenny Kühn model voor de hoofdfiguur Maggie. Dat is opmerkelijk omdat deze roman kort na hun huwelijk of misschien nog in hun verlovingstijd geschreven is en het romanpersonage Maggie de nodige ‘kuren’ heeft. Emants biograaf Dubois beschrijft dit personage zelfs als ‘grillig, behaagziek, onbeheerst en egoïstisch’. Als deze roman gebaseerd is op Emants prille relatie met Jenny Kühn, dan waren zijn verwachtingen bepaald niet hooggespannen. Dat blijkt ook uit een brief aan zijn vriend Mendes da Costa, geschreven twee maanden na de huwelijksvoltrekking, waarin hij zich weinig illusies over die relatie maakt en hoopt op ‘een meevaller’.[7]

Emants huwelijk met Jenny Kühn is op z’n minst een complexe relatie, zo niet een drama. In brieven aan zijn vriend Mendes da Costa zinspeelt hij regelmatig op haar neurotische buien en labiele psychische toestand: ‘Mijn vrouw heeft voor haar zenuwen weer eens zes weken in een neurologische kliniek doorgebracht,’ schrijft hij bijvoorbeeld in 1914.[8]

Over Emants persoon en intieme leven met Jenny Kühn komen we bij zijn biograaf Dubois helaas weinig te weten. Dubois volstaat met een uiterst beknopte analyse aan het eind van zijn biografie, waarin Emants wordt neergezet als ‘de grote eenzame’ en ‘een stille zwijgzame mysterieuze gestalte’.

Het eerste deel van Waan speelt zich af in het begin van de verlovingstijd van de hoofdpersonen Hendrik en Maggie tegen het decor van een Zwitsers berglandschap. Als derde personage in het verhaal introduceert Emants Hendriks tante, die als een soort personal coach gesprekken met het verloofde stel voert, waarin zij haar neef waarschuwt voor het voorgenomen huwelijk vanwege Maggie’s onberekenbaarheid en stemmingswisselingen.

Van meet af aan tekent zich een problematische relatie af. Hendrik heeft weinig of geen ervaring met vrouwen. De twintig jaar jongere Maggie blijkt eerder verloofd te zijn geweest, maar kon niet overweg met de sentimentele huilbuien van haar jaloerse partner. Hendrik zal heel wat met haar te stellen krijgen, belooft ze, ‘maar voor iemand die hoog boven haar staat, die gezag heeft, bukt ze graag…juist heel graag’. Hendrik is dus gewaarschuwd. Hij moet ook niet te lief en te zachtzinnig zijn, voegt ze daaraan toe: geen enkele vrouw is daar bestand tegen, omdat ‘iedere vrouw behoefte heeft aan…een meester.’ In onze tijd zou je dat typeren als een sadomasochistisch verlangen, zeker door haar toevoeging dat een enkele klap geen kwaad kan, wat zij soms ook graag wil. In een van hun gesprekken vraagt zij hem zelfs ‘Zou je me wurgen als ik het je vroeg?’

In het tweede deel wordt hun huwelijksleven beschreven. Het decor is verplaatst naar het Nederlandse platteland. De manlijke seksueel geladen jaloezie wordt evenals in Een nagelaten bekentenis een belangrijk thema. Uit Hendriks reactie op haar flirt met een diplomaat-jonker komt niet alleen jaloezie maar ook fascinatie naar voren: voor zijn deftige kleding en het ‘ongegeneerd scheef zitten op zijn stoel’. Onbeschaamd gedrag dat hem kennelijk niet onberoerd laat. Als Hendrik haar thuis vraagt wat ze toch in die jonker ziet, antwoordt zij: ‘Ben je jaloers geweest? Och! Dat had ik nou nooit van jou gedacht! […] Maar was je dan helemaal vergeten, beer, dat je over ’n groot halfjaar papa moet worden…Wat kan zo’n geleerde man toch dom zijn […] Henkie, ik heb heus medelijden met je!’

Met het personage Maggie schetst Emants niet alleen een ‘onbeheerste’ vrouw, maar vooral ook een sterke vrouw met een scherpe tong. Zoals in al zijn latere werk de vrouw doorgaans de sterkere partij is. Het sarcasme, medelijden en de minachting van Maggie voor zijn persoon, leiden bij Hendrik tot sombere overpeinzingen en het besef dat, met het kind in aantocht, het liefdesgeluk in hun relatie voorbij is. Waan is daarmee een illustratie van Emants these dat het huwelijk snel een sleur wordt.

De roman wordt in 1905 kritisch ontvangen. Het is ook zeker niet zijn sterkste roman. De uitvoerige en bloemrijke natuurbeschrijvingen aan het begin van elke scène lijken soms een parodie op de Tachtigers. Pas in 1969 verschijnt er bij uitgeverij Van Oorschot een herdruk, maar de recensies zijn dan opnieuw lauw.

Afgestorven

Waan is overigens niet het eerste werk waarin Emants de thema’s van de krachtige vrouw en de huwelijkse sleur aan de orde stelt. Ook in de kleine bundel Dood (1892) met de twee novellen ‘Spreken’ en ‘Zwijgen’ komen die thema’s al expliciet naar voren. Emants zelf was zeer gehecht aan deze novellen, die op zijn initiatief in 1917 herdrukt worden onder de titel Afgestorven. Beide verhalen gaan over huwelijksleven en mogelijk overspel waarin de verliefdheid versneld tot een einde komt: de prille liefde is verschrompeld tot ‘wat medelijden, tot het negatieve, elkaar geen verdriet meer willen doen’.

Emants is er door critici wel van beticht zich in zijn werk tegen ‘de vrouw’ te keren, zich nooit met de vrouw te identificeren. In Afgestorven doet hij dit laatste uitdrukkelijk wel. Hoewel de manlijke hoofdpersonen zich geregeld afzetten tegen de verstandelijke vermogens van hun echtgenotes (‘Maar kindje toch!’), zijn juist de vrouwen hier de sterke partij: het is de man die uit de illusie van het permanente huwelijksgeluk ontwaakt en niet de vrouw die zich in een illusie stort.

De twee vroege novellen markeren in Emants werk tevens de introductie van de nieuwe psychologie, van de ‘moderne persoonlijkheid’ die hij probeert te onderzoeken en begrijpen. Ze worden verteld vanuit de denk- en gevoelswereld van de hoofdpersonen. In die zin zijn deze novellen als een vroege vorm van modernistisch proza te beschouwen.

Liefdeleven

Emants laatste roman Liefdeleven (1916) is het verhaal van een dramatisch verlopen huwelijk.

De schilder Christiaan trouwt met de veel jongere Mina, die zijn aanzoek aanvankelijk heeft afgewezen uit angst hem niet gelukkig te kunnen maken. Ze geeft haar beroep als vioollerares, dat haar een doel in het leven had gegeven, voor het huwelijk op. Al snel is duidelijk dat Mina veel stemmingswisselingen kent, met hysterische schreeuw- en huilbuien, gevolgd door periodes van complete apathie. Christiaan vraagt ten einde raad zijn vriend en vertrouwenspersoon Diepe om advies, die als ‘oplossing’ aandraagt een kind te nemen.

Het echtpaar vervreemdt van elkaar. Christiaan is jaloers op het kind, dat alle aandacht van Mina krijgt. Het ziekelijk kind sterft al vroeg na een pijnlijke lijdensweg. Mina verliest daarop elke houvast en komt na een zelfmoordpoging in een psychiatrische inrichting terecht. Christiaan blijft eenzaam achter.

Emants heeft in deze indrukwekkende roman zijn eigen huwelijksleven met Jenny Kühn verwerkt, bepaald geen gelukkige verbintenis. Via het vertrouwenspersonage Diepe verwoordt hij zijn visie op het huwelijk, met name de opvatting dat de vrouw meer nodig heeft dan het huwelijk om een gelukkig en zinvol leven te leiden.

Na de voorpublicatie van zijn roman in De Gids, voert Emants een polemiek met de schrijver Carel Scharten, die in een bespreking van Carry van Bruggens roman Een coquette vrouw zijdelings Liefdeleven heeft aangehaald om zijn bezwaar tegen de introductie van de pathologie in de literatuur kenbaar te maken. Volgens Scharten hoort een pathologisch huwelijksgeval uitsluitend in de psychiatrie thuis en in een medisch tijdschrift. Emants neemt hun correspondentie als Nawoord in de boekuitgave van Liefdeleven op, waarin hij betoogt dat zijn belangstelling voor psychopathologie een wetenschappelijk doel dient. De grens tussen normaal en afwijkend is moeilijk te trekken en juist de kunstenaar is in staat de zogenaamd ‘afwijkende mens’ uit te beelden. ‘En wie is er volkomen normaal?’

Levensbeschouwing

Emants groeit op in een deftig Haags milieu. Zijn vader is kantonrechter, een hervormd gelovig en op traditie gesteld man. Hij geeft Marcellus voor elke uit het hoofd geleerde psalm een dubbeltje. Veel impact heeft dat niet gehad, want Emants zal als volwassenen al vroeg met het geloof breken. Op aandringen van zijn vader kiest hij voor een rechtenstudie, maar dat blijkt geen gelukkige keuze. Als zijn vader in 1871 komt te overlijden, is de 23-jarige Emants daar dan ook snel weg. De erfenis stelt hem in staat om als welgesteld man een vrij en onafhankelijk leven te leiden, verre reizen te maken en zich helemaal te wijden aan zijn passies literatuur, muziek en schilderkunst. Hij zal nooit hoeven te werken.

De jonge Emants is energiek en heeft flair. Een onderzoekende geest, nieuwsgierig naar de jongste wetenschappelijke ontwikkelingen op het terrein van de filosofie en de opkomende psychologie. Hij leest schrijvers als Toergenjev, Flaubert, Zola en Balzac, filosofen als Taine, Spencer, Von Feuchtersleben en Schopenhauer, en probeert een eigen positie te bepalen in het wetenschappelijke en literaire discours van zijn tijd over naturalisme, realisme en pessimisme.

Emants ware sympathie ligt niet bij de naturalisten, maar bij de oudere generatie van Europese realisten zoals Flaubert en Toergenjev. Zijn stijl is ook eerder analyserend dan beschrijvend. In 1876 heeft Emants Toergenjev nog opgezocht in Parijs. In een prikkelend en amusant essay, opgenomen in de essaybundel Pro Domo, heeft hij dat avontuur vastgelegd. Hij kent hem niet persoonlijk, weet het adres niet en doolt maar wat rond, totdat hij op straat wordt aangesproken door een zwerver, die hem in slecht Frans vraagt of hij geen dansles van hem wil. Dat aanbod slaat hij af, maar de man blijkt toevallig wel bekend met Toergenjevs adres. Van het gesprek met Toergenjev neemt Emants vooral de suggestie over dat je zo waarheidsgetrouw moet schrijven. Zonder een wetenschappelijke onderbouw kom je nergens, noteert hij in zijn essay. Het blijft overigens bij die ene ontmoeting met Toergenjev. De schrijvers hebben daarna nog wel gecorrespondeerd, maar daarvan is niets bewaard gebleven.

Voor Emants is Flauberts Madame Bovary de ideale roman, omdat deze zo onpersoonlijk en objectief geschreven is. ‘Tegen een opzettelijk op de voorgrond springen van mijn persoonlijke gedachten heb ik mij altijd verzet,’ stelt hij in een openhartig en levendig interview met de letterkundige D’Oliveira.[9] Objectiviteit en wetenschappelijke onderbouwing, dat zijn voor Emants duidelijk criteria die hij in zijn werk nastreeft.

Schopenhauer en Svevo

In het voornoemde interview met D’Oliveira maakt Emants tevens duidelijk zichzelf niet als een volgeling van Arthur Schopenhauer te zien. Het is eerder zo dat hij bij deze filosoof in systematische vorm terugvond wat hij als kind al had aangevoeld: dat het leven zinloos is en hoofdzakelijk uit lijden bestaat.

Maar er is zeker meer dat Emants met Schopenhauers denk- en gevoelswereld verbindt. Zo is voor Schopenhauer muziek de hoogste kunstvorm. Muziekbeoefening biedt voor hem de mogelijkheid van contact met de metafysische wereld. Emants heeft zijn leven lang hartstochtelijk cello gespeeld. Aanvankelijk kon hij zelfs maar moeilijk kiezen tussen de cello of de literatuur. Muziek brengt hem in hemelse, serene sferen. Muziek speelt in ieder geval ook een belangrijk rol in zijn romans en novellen. In novellen als Vijftig en Onze hel is muziek een uiting van complete extase.

Nog belangrijker is hun gedeelde affiniteit met het boeddhisme. Bij Schopenhauer behoort het boeddhisme tot de kern van zijn filosofie. Hij gaat zelfs zover dat hij het bestaan van een objectief waarneembare realiteit ontkent: de werkelijkheid is illusionair en de mens is subject van de wil, de dwingende natuurwetten.

De jonge Emants heeft zich evenals Schopenhauer grondig in het boeddhisme verdiept. De boeddhistische geschriften van Samuel van Houten[10] waren voor hem een ‘openbaring’, vertelt Emants alter ego Karel Satis in de semi-autobiografische novelle Op zee (1899). In deze novelle blikt Satis terug op zijn reis naar Ceylon, waar hij op audiëntie gaat bij Sumangala[11], een van de belangrijkste boeddhistische wijsgeren van zijn tijd. Uit de weergave van dat gesprek wordt duidelijk dat Satis zeer goed op de hoogte is van de kernpunten van de boeddhistische leer zoals karma, nirvana en het illusionaire karakter van de werkelijkheid. Maar in de novelle klinkt ook het besef door dat Satis het door hem bewonderde monnikenleven niet lang zou kunnen volhouden: ‘Was zijn karma nog niet rijp voor zo’n bespiegelend bestaan?’, vraagt hij zich af. Ook ziet hij in feite geen onderscheid tussen de leer van het boeddhisme en de erfelijkheidsleer: ‘Bepaalt ook thans niet het karma de aanleg die overgaat van vader op zoon?’

De jonge Emants voelt zich dus sterk aangetrokken tot het boeddhisme. In de literatuurstudies over Emants is dat aspect nergens terug te vinden. Kennelijk werd het onbelangrijk gevonden. En dat is opmerkelijk, want juist die boeddhistische passages in Op zee zijn verhelderend voor de levensbeschouwing van Emants. Ook in later werk duiken regelmatig passages op die aanleunen tegen het boeddhistisch perspectief van het leven als een illusie. In bijvoorbeeld Een nagelaten bekentenis laat hij Termeer zeggen: ‘Is alles niet illusie en is de illusie niet alles?’

Emants filosofische wereldbeeld in zijn proza is eind 19e eeuw bijzonder, maar niet uitzonderlijk. Een vergelijkbare filosofie vind je bijvoorbeeld in het vroege werk van de Italiaanse auteur Italo Svevo (1861-1928). In diens autobiografische debuutroman Una Vita (1892) past de psychologische ontwikkeling van zijn hoofdpersonage naadloos in Schopenhauers denkbeelden. In deze tragische roman staakt bankemployee en antiheld Alfonso Nitti uiteindelijk zijn dagelijkse ‘strijd’ op zijn werk en kiest hij voor een eenvoudige levenswijze die de natuur voor hem heeft bepaald, zonder zin of einddoel. Die fundamentele onverschilligheid tegenover het dagelijks leven, ook zichtbaar in Svevo’s privéleven, komt dichtbij het perspectief van het leven als een illusie. Een soortgelijke visie kom je bijvoorbeeld tegen in Emants novelle Onze hel, waarin het personage Louis van Wakkinga het leven het liefst als een toeschouwer beleeft: ‘enkel maar leven…zorgeloos en doelloos […] Je voelt je buiten alles staan…niets gaat je aan.’

Er zijn trouwens wel meer overeenkomsten tussen Svevo en Emants. Beiden zijn eerder realisten dan naturalisten. Net als in het werk van Emants staat bij Svevo de psychologie van zijn personages centraal en is voor de beschrijving van milieu en natuur weinig plaats ingeruimd. In Una Vita vertoont Alfonso heftige aanvallen van seksueel geladen jaloezie. Zelf was Svevo morbide jaloers op zijn jongere vrouw Livia. Door zijn sombere buien en obsessieve jaloezie had Svevo een complex huwelijk. In zijn dagboeken en brieven aan Livia verkent hij geregeld zijn ‘perversiteiten’, waarin sporen van sadomasochisme zichtbaar zijn.

Svevo’s tweede roman Senilità (1896) doet in de verte denken aan Emants Liefdeleven. Ook bij Senilità gaat het om een sombere en beklemmende roman, waarin de jaloerse antiheld, deels gemodelleerd naar Svevo zelf, een hopeloze relatie met een jongere ‘verkeerde’ vrouw ontwikkelt, met op de achtergrond een trouwe vriend als vergeefse raadgever. En Svevo’s grote roman La coscienza di Zeno (1923) is net als Een nagelaten bekentenis bekentenisliteratuur, waarin de verkenning van passies een belangrijke rol speelt.

Laatste levensjaren

Emants laatste levensjaren zijn één lange lijdensweg en worden vergald door een slechte gezondheid, de problemen thuis met zijn vrouw Jenny en de vrees voor het bolsjewisme ‘Wij leven in grote vrees voor de bolsjewistische toekomst,’ schrijft hij in 1919 aan zijn vriend Mendes da Costa, ‘Weelde verlang ik niet; maar ik zou toch gaarne tot mijn dood onbezorgd kunnen rondkomen, mijn dochter een levensonderhoud kunnen nalaten en …nu en dan eens naar de bergen trekken.’[12]

In 1909 is hun dochtertje Eva geboren, zijn enige kind. Emants is dan al 61 jaar. In Liefdeleven, vijf jaar na de geboorte van Eva geschreven, wordt de behoefte aan een kind beschouwd als een primair vrouwelijk verlangen naar iets om ‘mee bezig te zijn’. Emants ventileerde ook wel opvattingen waarin de voortplanting volledig werd afgewezen. Maar het plezier waarmee hij zijn vaderschap vervult, wijst op een andere houding.  Hij is gek op Eva, verwent haar en volgt haar ontwikkeling met grote aandacht.

In 1919 neemt de 71-jarige Emants de ingrijpende beslissing om naar Zwitserland te verhuizen. Emants wil daar een hotelleven leiden, maar zijn vrouw wil in Zürich een huis laten bouwen. Van dat laatste zal het nooit komen. Met het oog op het onderwijs van Eva wordt hun hotelverblijf regelmatig onderbroken door een terugkeer van Jenny en Eva naar Nederland. Voor Emants breekt een periode van ziekte en eenzaamheid aan. Door zijn reumatische pijnen gaat hij moeilijk lopen. De pijn belet hem ook het schrijven. ‘Ik kan al mijn ellende niet langer verdragen,’ schrijft hij aan zijn vriend Mendes da Costa in september 1922, ‘Verlang alleen nog maar naar het einde.’[13] Jenny schat zijn toestand echter anders in. Aan zijn behandelend arts schrijft ze in haar man een ‘pathologisch geval’ te zien. Een opmerking die in de context van de polemiek rond Liefdeleven een extra lading krijgt. ‘Zijn hele ziekte is minder lichamelijk als geestelijk, hij is een zenuwlijder geworden van het ergste soort.’ Wat haar betreft kan hij zich beter in een zenuwinrichting laten opnemen.[14]

In oktober 1923 krijgt Emants een beroerte en overlijdt hij in het Grand Hôtel in Baden. Op zijn zerk laat Jenny de tekst beitelen ‘Beklaag nooit de verloste uit de krankzinnigheid die leven heet,’ een van zijn vroegere notities. Maar Emants heeft nergens in zijn testament opgenomen dat het op zijn graf moest staan. Na Jenny’s dood in 1956 laat zijn toegewijde dochter Eva die tekst weer verwijderen.

Santpoort, oktober 2023


[1] J.C. Kannemeyer, J.M. Coetzee. Een schrijversleven, Cossee, Amsterdam 2011.

[2] E. d’Oliveira, ‘80 en ’90 aan het woord, Athenaeum, Polak & Van Gennep, Amsterdam 1977, p. 86.

[3] Pierre H. Dubois, Marcellus Emants. Een schrijversleven, Nijgh & Van Ditmar, Den Haag 1980; Nop Maas, Marcellus Emants’ opvatting over kunst en leven in de periode 1869-1877, Nova Zembla, Arnhem 1988; Ton Anbeek, Over de romanschrijver Emants, De Arbeiderspers/Synthese, Amsterdam 1981.

[4] Zie J.M. Coetzee, Stranger shores. Essays 1986-1999,Vintage Books, Londen, 2002.

[5] Zie Marianne Braun, ‘De omgang en de botsing van de menschen met elkaar’. Het feministische toneel van Marcellus Emants, in: De Parelduiker, 2019, nr. 4, 2019, pp.  22-35.

[6] Geciteerd door Nop Maas in Marcellus Emants, Aantekeningen (1985), p. 7.

[7] Geciteerd in Dubois (1980), p. 176.

[8] Dubois (1980), pp. 290-291.

[9] D’Oliveira (1977), p. 79.

[10] Samuel van Houten vertaalde onder meer De leer van de Boeddha van de auteur Friedrich Zimmermann, een van de eerste Duitse boeddhisten.

[11] Hikkaduwe Sri Sumangala Thera (1827-1911), een van de leiders van de boeddhistische herleving op Sri Lanka in de 19e eeuw en oprichter van de Vidyodaya Pirivena Maligakanda, de belangrijkste boeddhistische leerschool op Sri Lanka.

[12] Brief aan M.B. Mendes da Costa, geciteerd in Marcellus Emants, Voor mij blijft het leven een krankzinnigheid. Een portret in brieven, geselecteerd en toegelicht door Nop Maas, L.J. Veen, Amsterdam 1995, p. 197.

[13] Briefkaart aan Mendes da Costa d.d. 10 september 1922, geciteerd in Dubois (1980), p. 343.

[14] Brief van Jenny aan dokter Engelenburg d.d. 23 september 1922, geciteerd in Dubois (1980), p. 344.

Rob Luckerhof
Rob Luckerhof
Rob Luckerhof studeerde sociologie aan de Universiteit van Amsterdam en was tot 2020 eigenaar van de Kennemer Boekhandel in Haarlem. Sindsdien schrijft hij artikelen over literair-historische onderwerpen en debuteerde in 2020 met het boek De wereld van Italo Svevo. In 2022 publiceerde hij bij uitgeverij Walburgpers Frida Kahlo & Gisèle Freund. Iconen van de portretkunst en Wachten op oorlog. De literaire Franse wereld onder de dreiging van het fascisme.

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

2 REACTIES

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in